ECLI:NL:GHAMS:2022:1501

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2022
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
200.308.864/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in artikel 12 Sv-procedure met betrekking tot vermeende vooringenomenheid van rechters

In deze zaak heeft verzoeker op 13 maart 2022 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters mr. P.F.E. Geerlings, mr. N. van der Wijngaart en mr. D. Radder, die betrokken waren bij de behandeling van zijn klaagschrift in een artikel 12 Sv-procedure. Het wrakingsverzoek werd behandeld op 13 april 2022, waarbij verzoeker zijn gronden nader toelichtte. De advocaat-generaal, mr. W.H.J. Freijssen, concludeerde tot afwijzing van het verzoek. De wrakingskamer heeft op 11 mei 2022 uitspraak gedaan, waarbij het verzoek tot wraking werd afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat de aangevoerde gronden voor wraking niet konden leiden tot gegrondverklaring. De rechters werden geacht onpartijdig te zijn, en de procedure was in overeenstemming met de wettelijke vereisten. De wrakingskamer benadrukte dat de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd moet zijn, wat in dit geval niet het geval was. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd gemotiveerd door de afwezigheid van zwaarwegende aanwijzingen voor vooringenomenheid van de rechters.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
zaaknummer : 200.308.864/01
registratienummer hoofdzaak : K20/230525
beslissing van de wrakingskamer van 11 mei 2022
inzake het op 13 maart 2022 gedane wrakingsverzoek van
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ( [land] ),
wonende te [woonplaats] ,
hierna: verzoeker.

1.Het geding

1.1
Verzoeker heeft bij brief van 13 maart 2022, per e-mail ingekomen bij het hof op dezelfde dag, een verzoek tot wraking gedaan. Het verzoek strekt tot wraking van mr. P.F.E. Geerlings, mr. N. van der Wijngaart en mr. D. Radder (hierna gezamenlijk: de raadsheren).
1.2
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft op 13 april 2022 plaatsgevonden. Verzoeker is verschenen en heeft het verzoek tot wraking ter zitting nader toegelicht aan de hand van schriftelijke aantekeningen, die zijn overgelegd. Tevens is verschenen de advocaat-generaal, mr. W.H.J. Freijssen, die aan de hand van overgelegde schriftelijke aantekeningen het woord heeft gevoerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek. Mrs. Geerlings en Radder zijn ter zitting verschenen. Mr. Van der Wijngaart is met bericht van verhindering niet ter zitting verschenen. Hij heeft de wrakingskamer op 12 april 2022 per e-mail laten weten zich niet te herkennen in het wrakingsverzoek.

2.De feiten en het procesverloop

2.1
De hoofdzaak betreft een procedure op grond van artikel 12 e.v. van het Wetboek van Strafvordering (hierna: de artikel 12 Sv-procedure). In die procedure heeft verzoeker op 17 december 2020 een klaagschrift ingediend gericht tegen de beslissing van de officier van justitie van 21 september 2020 tot het niet vervolgen van enkele personen binnen de politieorganisatie van de eenheid Amsterdam. Deze beslissing is gevolgd op een brief van verzoeker van 2 september 2019, waarin hij heeft geschreven dat er sterke aanwijzingen zijn van plichtsverzuim en integriteitsschendingen door personeel van de politie-eenheid Amsterdam, omdat in het kader van een lopende strafzaak, waarin verzoeker als gevolg van op hem toegepast geweld ernstig letsel opliep (hierna: de strafzaak), met opzet bewijsstukken zijn vernietigd, dan wel weggemaakt, verborgen of anderszins aan het onderzoek onttrokken.
2.2
De behandeling van het klaagschrift van verzoeker in de artikel 12 Sv-procedure is op verzoek van verzoeker twee keer aangehouden; op 18 november 2021 en op 17 januari 2022 Verzoeker heeft voor de zitting van 17 januari 2022 laten weten vanwege zijn verslechterde medische toestand niet te kunnen komen en bovendien een advocaat in de arm te willen nemen. In het proces-verbaal van de raadkamerbehandeling van 17 januari 2022 is vermeld dat het hof het raadzaam acht dat verzoeker zich in de beklagprocedure laat bijstaan door een advocaat en dat de behandeling van het beklag nog eenmaal wordt aangehouden. Bij e-mailbericht van 10 maart 2022 heeft verzoeker opnieuw verzocht om aanhouding. Verzoeker heeft daarbij laten weten dat hij nog geen advocaat had gevonden en hiervoor meer tijd nodig heeft. Voorafgaande aan de zitting is verzoeker door het hof meegedeeld dat het hof niet voornemens is het aanhoudingsverzoek toe te wijzen, waarna de behandeling op dezelfde dag heeft plaatsgevonden door de beklagkamer, bestaande uit de raadsheren. Van de raadkamerbehandeling op 10 maart 2022 is een proces-verbaal opgemaakt, dat deel uitmaakt van het dossier in de wrakingszaak.

3.Het wrakingsverzoek

3.1
Verzoeker heeft in zijn wrakingsverzoek van 13 maart 2022 de volgende gronden aangevoerd:
1. er zijn zwaarwegende aanwijzingen dat de raadsheren jegens hem een vooringenomenheid koesteren, althans dat bij hem daarvoor terecht de vrees bestaat;
2. aan het einde van de zitting werd aan verzoeker geen gelegenheid gegeven te reageren op hetgeen de advocaat-generaal naar voren had gebracht;
3. het aanhoudingsverzoek van verzoeker werd afgewezen.
3.2
Verzoeker heeft de gronden ter zitting op 13 april 2022 nader toegelicht. Volgens hem is tijdens de betreffende raadkamerbehandeling geen, althans onvoldoende aandacht besteed aan de door verzoeker gestelde onrechtmatigheden in de strafzaak, waardoor zijn recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden. Meer in het bijzonder heeft verzoeker nog betoogd:
a. de oudste raadsheer heeft het feit dat de camerabeelden niet meer aanwezig zijn als pech omschreven. Dat is gelet op de ernst van de mishandeling van verzoeker een niet passende term;
b. de klacht ziet niet alleen op het niet veiligstellen van de camerabeelden. Dat is een te beperkte uitleg van de klacht. De klacht ziet bijvoorbeeld ook op het beïnvloeden van getuigen. Dit is echter niet op de zitting van 10 maart 2022 aan de orde geweest;
c. de advocaat-generaal deelde mee dat het onderzoek naar het optreden van de politie grondig is geweest, maar verzoeker heeft dat dossier bekeken en daaruit blijkt dat het onderzoek juist niet grondig was. Verzoeker kreeg echter geen gelegenheid meer om dat aan te voeren;
d. verzoeker had om een onafhankelijk onderzoek gevraagd, niet een onderzoek door het OM of VIK. De raadsheren hebben daarover geen enkele vraag aan de advocaat-generaal gesteld;
e. verzoeker heeft wel dertig advocaten benaderd. Geen van hen was bereid verzoeker bij te staan. Door afwijzing van zijn aanhoudingsverzoek is verzoeker het recht ontnomen om zich te laten bijstaan door een advocaat, aldus verzoeker.
3.3
De raadsheren hebben - kort gezegd - gesteld dat de aangevoerde gronden voor de wraking niet kunnen leiden tot gegrondverklaring van het wrakingsverzoek. Mr. Geerlings heeft aanvullend nog het volgende verklaard. Bij gelegenheid van de tweede aanhouding (op 17 januari 2022) is aan verzoeker medegedeeld dat nog éénmaal zou worden aangehouden. Op de zitting van 10 maart 2022 kon goed met verzoeker worden gecommuniceerd en verliep het gesprek in goede sfeer. De raadsheren hebben onderzocht of de behandeling van de klacht ook plaats kon hebben zonder dat verzoeker door een advocaat werd bijgestaan. Dat was naar hun oordeel goed mogelijk. Bovendien moet een zaak op enig moment nu eenmaal worden afgerond. Verzoeker is op de zitting in de gelegenheid gesteld zijn klaagschrift nader toe te lichten. Nadat verzoeker desgevraagd had verklaard alles wat hij wilde gezegd te hebben, heeft de advocaat-generaal het woord gekregen. Het standpunt van de advocaat-generaal week niet af van zijn schriftelijke reactie op het klaagschrift. Ook werden van zijn kant geen nieuwe feiten naar voren gebracht, zodat een reactie van de kant van verzoeker niet nodig was, aldus mr. Geerlings.

4.Beoordeling van het wrakingsverzoek

4.1
Op grond van artikel 512 Sv kan op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie, elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Naar vaste rechtspraak staat de mogelijkheid tot wraking ook open voor een verzoeker in een artikel 12 Sv-procedure.
Naar evenzeer vaste rechtspraak dient bij de beoordeling van een wrakingsverzoek voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Bij de beantwoording van de vraag of in een bepaald geval een gerechtvaardigde grond voor vrees voor partijdigheid van de rechter bestaat, is het standpunt van de klagende partij belangrijk, maar niet doorslaggevend. Beslissend is of de twijfel van de klagende partij aan de onpartijdigheid van de rechter of het gerecht, door objectieve factoren wordt gerechtvaardigd.
4.2
Ten aanzien van de door verzoeker aangevoerde gronden voor wraking, dat hij niet heeft mogen reageren op de advocaat-generaal tijdens de behandeling op 10 maart 2022 en dat zijn aanhoudingsverzoek is afgewezen, overweegt de wrakingskamer als volgt.
4.3
De hoofdzaak betreft een artikel 12 Sv-procedure. Op grond van artikel 12d Sv beslist het gerechtshof - kort gezegd - niet alvorens het klager heeft gehoord. In het onderhavige geval is verzoeker (tevens klager) opgeroepen voor behandeling van het door hem ingediende klaagschrift in raadkamer op 10 maart 2022 en is hij gehoord. Ook de advocaat-generaal is overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 lid 2 Sv gehoord. Hiermee is aan de voorgeschreven procedure en het beginsel van hoor en wederhoor voldaan. Een verdergaande toepassing van het beginsel van hoor en wederhoor, waarbij klager en de advocaat-generaal nogmaals op elkaars stellingen mogen reageren, zoals door verzoeker gewenst, is in de wet niet voorzien. Hierbij speelt het specifieke karakter van de artikel 12 Sv-procedure een rol. Het gaat in deze procedure niet om het onderzoek naar de vraag of een persoon van wie de vervolging wordt verlangd een strafbaar feit heeft begaan (noch om de bij dat onderzoek behorende waarheidsvinding), maar om de vraag of de officier van justitie van (verdere) vervolging heeft kunnen afzien. Het door verzoeker veronderstelde recht om tijdens de behandeling van een klaagschrift in raadkamer op hetgeen de advocaat-generaal in raadkamer naar voren brengt te mogen reageren bestaat derhalve, gegeven het karakter van de artikel 12 Sv-procedure, in algemene zin niet. Het is aan de beklagkamer te beoordelen of eventuele nieuwe feiten en/of omstandigheden nader onderzoek kunnen rechtvaardigen en of in verband daarmee klager nog in de gelegenheid gesteld zou moeten worden te reageren.
4.4
De wrakingskamer ziet in de op dit punt door de raadsheren genomen processuele beslissing om verzoeker niet te laten reageren op het ter zitting door de advocaat-generaal naar voren gebrachte, bezien tegen de achtergrond van de artikel 12 Sv-procedure en in het licht van de omstandigheden van het geval, mede zoals nader toegelicht door mr. Geerlings op de wrakingszitting, naar objectieve maatstaven gemeten, geen blijk van vooringenomenheid van de raadsheren.
4.5
Als uitgangspunt heeft bovendien te gelden dat een processuele beslissing als de onderhavige in beginsel geen grond voor wraking oplevert. Alleen als een dergelijke beslissing en/of de motivering of de wijze van totstandkoming ervan, zo onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven dan wel daarvan de schijn wekt, is er grond voor wraking. Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake. Dit geldt eveneens voor de (processuele beslissing tot) afwijzing van het verzoek tot aanhouding van de geplande behandeling op 10 maart 2022, te meer omdat in het proces-verbaal van de raadkamerbehandeling op 17 januari 2022 is medegedeeld dat de zaak nog eenmaal zou worden aangehouden. Deze wrakingsgrond kan dus evenmin leiden tot het oordeel dat de raadsheren jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij hem dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.6
De overige aangevoerde wrakingsgronden (zie hierboven 3.2 onder a, b en d) hebben betrekking op de bejegening van verzoeker op de zitting van 10 maart 2022 en de volgens verzoeker te beperkte behandeling van zijn klacht. Hieruit kan echter geen (schijn van) vooringenomenheid jegens verzoeker worden afgeleid. De wrakingskamer verwijst naar de hiervoor in 4.1 en 4.5 opgenomen uitganspunten. Ten slotte kan hetgeen verzoeker heeft aangevoerd omtrent het in zijn ogen onjuiste handelen van de officier van justitie niet tot een ander oordeel leiden. De te behandelen klacht had immers enkel betrekking op het optreden van de politie. Maar ook indien dat anders zou zijn geweest, had het feit dat de raadsheren niet specifiek dit punt op de zitting van 10 maart 2022 hebben behandeld, gelet op de hiervoor in 4.1 en 4.5 opgenomen uitgangspunten, geen (schijn van) vooringenomenheid opgeleverd.
4.7
Ook de overige door verzoeker gestelde feiten of omstandigheden kunnen niet tot het oordeel leiden dat de raadsheren jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij hem dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.8
Gelet op het voorgaande komt de wrakingskamer tot de conclusie dat de door verzoeker aangevoerde wrakingsgronden, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien, niet kunnen leiden tot gegrondheid van het wrakingverzoek. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.M.M. Bordenga, mr. A.R. Sturhoofd en mr. M.A. Wabeke in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 mei 2022.
De griffier is buiten staat te tekenen.