ECLI:NL:GHAMS:2022:1526
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van partneralimentatie na vernietiging en verwijzing door de Hoge Raad
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de partneralimentatie na een eerdere vernietiging door de Hoge Raad. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, en de vrouw, verzoekster in het incidenteel hoger beroep, zijn betrokken bij een langdurige rechtsstrijd over de hoogte van de partneralimentatie. Het hof handhaaft de overwegingen uit zijn eerdere beschikking van 14 september 2021, waarin partijen waren verzocht om aanvullende informatie over hun inkomens. De man heeft zijn jaaropgave over 2018 ingediend, waaruit blijkt dat hij een jaarsalaris van € 197.275,- ontving, terwijl de vrouw haar jaaropgave over 2020 heeft overgelegd met een jaarloon van € 112.969,-. Het hof heeft de draagkracht van de man opnieuw beoordeeld, waarbij het ook rekening houdt met een sign-on bonus en een variabele beloning die hij in 2018 heeft ontvangen. De vrouw heeft haar verzoek om de partneralimentatie met ingang van 1 juni 2019 op nihil te stellen ingetrokken, omdat zij overeenstemming heeft bereikt over de hoogte van de alimentatie in een procedure bij de rechtbank Den Haag. Het hof heeft de partneralimentatie vastgesteld op € 5.423,- bruto per maand vanaf 5 februari 2018, € 3.544,- bruto per maand vanaf 1 juli 2018, en € 659,- bruto per maand vanaf 1 januari 2019. De beschikking van de rechtbank Den Haag is vernietigd voor zover het de partneralimentatie betreft, en het hof heeft de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken betreffende de vergoeding voor de inboedel en de kinderalimentatie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.