ECLI:NL:GHAMS:2022:1529

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
23-003401-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van geweldsdelict

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer door met een glas in diens gezicht te slaan, alsook voor mishandeling. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 18 februari 2017 in Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 maart 2022 heeft het hof de verklaringen van de aangever en getuigen beoordeeld, maar deze bleken tegenstrijdig. Het hof kon niet vaststellen wie bij het conflict betrokken was en wie de verwondingen had toegebracht. Dit gebrek aan bewijs leidde tot de conclusie dat de verdachte niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden aangemerkt als de dader. Het hof heeft ook opgemerkt dat getuigen niet konden worden gehoord, wat de beoordeling van de zaak verder bemoeilijkte. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat zij de daden had gepleegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003401-19
datum uitspraak: 13 april 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-200965-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
zij op of omstreeks 18 februari 2017 te Amsterdam aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere snijverwondingen in het gezicht, heeft toegebracht door (met kracht) een glas in het gezicht van die [slachtoffer] te slaan;
subsidiair
zij op of omstreeks 18 februari 2017 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door (met kracht) een glas in het gezicht van die [slachtoffer] te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een of
meerdere snijverwondingen in het gezicht ten gevolge heeft gehad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing met betrekking tot de bewijsvraag komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende kan worden vastgesteld welke personen bij het conflict in het café betrokken zijn geweest, wie daarbij welke geweldshandelingen heeft verricht en wie de verwondingen bij de aangever heeft toegebracht, nu de verklaringen van de aangever en de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] op deze voor de beoordeling van de zaak cruciale punten van elkaar verschillen. Daarbij is van betekenis dat het niet mogelijk is gebleken [getuige 1] en [getuige 2] bij de raadsheer-commissaris te doen horen als getuigen, zoals is verzocht door de verdediging (welke verzoeken door het hof zijn toegewezen) en het hof mede hierdoor niet in voldoende mate de juistheid van hun verklaringen kan beoordelen.
Bij deze stand van zaken kan het hof niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen of het de verdachte is geweest die de aangever met (een) glas in zijn gezicht heeft geslagen zoals is tenlastegelegd. Het door de verdachte aan [getuige 3] gestuurde WhatsApp-bericht, waarin zij schrijft dat zij een ‘dronken rand debiel’ heeft geslagen, leidt niet tot een andere conclusie. Het hof is dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. S.M.M. Bordenga en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 april 2022.
=========================================================================
[…]