ECLI:NL:GHAMS:2022:2214

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2022
Publicatiedatum
27 juli 2022
Zaaknummer
23-002114-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in ontnemingszaak met niet-ontvankelijkheid van de betrokkene

In deze ontnemingszaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 juli 2021. De zaak betreft de vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 1.000,00. De politierechter had de betrokkene, die in deze zaak niet bij naam is genoemd, verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de betrokkene het hoger beroep niet wenste te handhaven. Er was geen schriftelijke indiening van grieven en ook geen mondelinge bezwaren tegen het eerdere vonnis zijn opgegeven. Het hof heeft, in overeenstemming met artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, geconcludeerd dat er geen rechtens te respecteren belang is dat een verder onderzoek van de zaak rechtvaardigt.

Hierdoor heeft het hof de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters R.D. van Heffen, P. Greve en A.M. Koolen - Zwijnenburg aanwezig waren. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2022, waarbij mr. N.M. Simons als griffier fungeerde. De rechters P. Greve en A.M. Koolen - Zwijnenburg waren niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002114-21 (ontneming)
datum uitspraak: 11 juli 2022
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 juli 2021 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 13-150962-18 tegen de betrokkene:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum] ,
adres: [adres] .

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 1.000,00.
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 20 juli 2021 aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,00 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Tegen dit vonnis is namens de betrokkene hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 juli 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot
niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de betrokkene in het hoger beroep

De betrokkene heeft te kennen gegeven het hoger beroep niet te willen handhaven. Door of namens hem is geen schriftuur houdende grieven ingediend en evenmin zijn mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Ook overigens is niet gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak. Om die reden zal de betrokkene niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. P. Greve en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 juli 2022.
mr. P. Greve en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.