ECLI:NL:GHAMS:2022:2509

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
200.290.922/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht van de notaris bij juridische levering van een zeewaardig plezierjacht en btw-verklaring

In deze zaak gaat het om de vraag of de notaris, die de juridische levering van een zeewaardig plezierjacht heeft verzorgd, een zorgplicht heeft met betrekking tot de btw-verklaring. Appellant, die in 2008 een zeilboot heeft gekocht, stelt dat de notaris tekortgeschoten is in zijn zorgplicht door niet te controleren of er een btw-verklaring aanwezig was. In 2018, bij de verkoop van de boot, bleek dat appellant niet in het bezit was van een btw-verklaring, wat leidde tot extra kosten. De kantonrechter heeft de vordering van appellant afgewezen, omdat de notaris niet betrokken was bij de koopovereenkomst en de opdracht beperkt was tot de juridische levering. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de notaris niet tekortgeschoten is in zijn zorgplicht, aangezien de btw-verklaring niet noodzakelijk was voor de juridische levering. De grieven van appellant worden verworpen en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.290.922/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 8176911/CV EXPL 19-18063
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 augustus 2022
inzake
[appellant]
wonende te [woonplaats 1] ,
appellant,
advocaat: mr. E.J. Bijleveld te Utrecht,
tegen

1.de maatschap [geïntimeerde 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2. [geïntimeerde 2] ,

wonende te [woonplaats 2]
3. [geïntimeerde 3],
wonende te [woonplaats 3]
geïntimeerden,
advocaat: mr. V.J.N. van Oijen te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en, geïntimeerden gezamenlijk, (in enkelvoud) de notaris genoemd. Geïntimeerde onder 2 wordt [geïntimeerde 2] genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 22 februari 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 november 2020, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en de notaris als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven met productie;
- memorie van antwoord met productie.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 20 juni 2022 doen bepleiten, [appellant] door mr. F.N. Jansen, advocaat te Utrecht, en de notaris door mr. Van Oijen voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. [appellant] heeft nog producties in het geding gebracht.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog zijn vorderingen zal toewijzen, met hoofdelijke veroordeling van de notaris in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
De notaris heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep met rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.De zaak in het kort

[appellant] heeft in 2008 een zeewaardige zeilboot gekocht waarvan volgens de tekst van de koopovereenkomst de btw was “betaald (met btw-verklaring aantoonbaar)”. In opdracht van [appellant] heeft de notaris in 2009 de juridische levering van de boot verzorgd. Als [appellant] de boot in 2018 wil verkopen, blijkt hij niet in het bezit te zijn van een zogenaamde btw-verklaring voor de boot. Omwille van de verkoopbaarheid van de boot heeft [appellant] daarop de fiscus verzocht om aan hem een btw-verklaring te verstrekken. In het kader daarvan heeft [appellant] met de fiscus moeten afrekenen en aan de fiscus een btw-betaling verricht. [appellant] stelt dat de notaris in 2009 bij het verzorgen van de levering tekortgeschoten is in zijn zorgplicht door niet te controleren op de aanwezigheid van een btw-verklaring en door na te laten [appellant] over de afwezigheid van een zodanige verklaring te informeren, en verlangt in verband daarmee schadevergoeding. De vraag is wat in dit geval de omvang van de zorgplicht van de notaris is.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1
Een btw-verklaring is een bij wijze van serviceverlening afgegeven verklaring van de Nederlandse fiscus dat de btw voor een plezierjacht in Nederland is voldaan (en niet is teruggevorderd). Met die btw-verklaring kan de eigenaar van een plezierjacht dat van buiten een territoriale zone binnenkomt in een EU-land eenvoudig aantonen dat voor dat plezierjacht al btw is betaald zodat voor deze binnenkomst (die anders een btw-plichtige ‘invoer’ in de EU zou zijn), niet nog eens btw betaald hoeft te worden.
3.2
Op 12 december 2008 heeft [appellant] met [naam 1] , de toenmalige eigenaar van het zeewaardige zeiljacht Windshear (hierna: het zeiljacht), een koopovereenkomst gesloten. De koopovereenkomst is destijds opgesteld door [naam 2] , de adviseur van [naam 1] die als tussenpersoon optrad. In de koopovereenkomst staat, voor zover van belang, het volgende:
"
Artikel 1
Verkoper verkoopt aan koper, gelijk koper van verkoper koopt het hieronder beschreven vaartuig;
Naam: "Windshear"
( ...)
BTW status: Betaald (met BTW-verklaring aantoonbaar)
(. ..)
Levering
Artikel 3.1
Het in art. 1 en 2.1. genoemde vaartuig zal bedrijfs- en vaarklaar worden geleverd met voor zover van toepassing alle in de aangehechte en door partijen te tekenen specificaties omschreven uitrusting en toebehoren, zich bevindende hetzij aan boord hetzij aan wal, in de zichtbare toestand waarin het vaartuig bevonden is bij de inspectie door of namens koper verricht in december 2008 te [plaats] . Levering vindt plaats zonder persoonlijke zaken, doch inclusief voor zover van toepassing, de scheepspapieren en BTW verklaring. "
3.3
Na het tekenen van de koopovereenkomst heeft [appellant] zich tot [geïntimeerde 2] gewend en hem bij e-mail van 28 februari 2009 onder meer het volgende geschreven:
“Geachte heer [geïntimeerde 2] ,
Ik kwam overeen met de verkoper om een zeilboot te kopen en sprak af dat u de overdracht doet. Bent u daartoe bereid? (...) ·
1. Ik verzoek u de overdracht te doen en mij daarvoor de rekening te zenden. (. ..)"
3.4
[geïntimeerde 2] heeft de opdracht van [appellant] aanvaard. Bij e-mail van 10 maart 2009 heeft [geïntimeerde 2] aan [naam 2] (samengevat) onder meer geschreven :
"Zoals bekend zal de koper nog wel voor de notariële overdracht een nationaliteitsverklaring (en een zeebrief) moeten aanvragen bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat. "
3.5
Naar aanleiding daarvan heeft [appellant] in een e-mail van 10 maart 2009 aan [geïntimeerde 2] geschreven dat volgens hem een nationaliteitsverklaring niet nodig is en dat volgens door hem aangetroffen informatie de kadastrale inschrijving in de plaats treedt van een zeebrief. In reactie hierop heeft [geïntimeerde 2] bij e-mail van 11 maart 2009 aan [appellant] geschreven:
"- de Nationaliteitsverklaring is toch echt nodig, en wel omdat het schip als een zeeschip teboekgesteld staat bij het Kadaster;
- de zeebrief is, naast de akte van overdracht, toch echt nodig indien u met het jacht wil varen. Het vorenstaande is mij bevestigd door het Kadaster en de Inspectie Verkeer en Waterstaat."
3.6
Bij e-mail van 15 maart 2009 heeft [appellant] aan [geïntimeerde 2] geschreven:
"Geachte heer [geïntimeerde 2] ,
We spraken af dat ik u nog even per e-mail zou berichten dat ik u verzocht de boot kadastraal over te dragen. Bij deze. "
3.7
Op 24 maart 2009 is de akte van levering ten aanzien van het zeiljacht gepasseerd ten overstaan van [geïntimeerde 2] . In de leveringsakte staat - voor zover van belang - het volgende:
"
Leveringsverplichting, juridische en feitelijke staat
Artikel 2
1. ( ...)
2. Het verkochte wordt door koper bedrijfs- en vaarklaar opgeleverd in de staat waarin het zich heden bevindt; welke staat niet minder is dan de staat waarin het zich ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst bevond en wel geheel ontruimd (behoudens de eventueel meeverkochte uitrusting en toebehoren, zich bevindende hetzij aan boord hetzij aan wal, en behoudens eventuele scheepspapieren en eventuele BTW-verklaring) en vrij van huur en enig ander gebruiksrecht.
( ...)
SLOT
(…)
De zakelijke inhoud van deze akte is aan de comparanten meegedeeld en toegelicht. De comparanten hebben verklaard tijdig van de inhoud van de akte te hebben kennisgenomen, daarmee in te stemmen en op volledige voorlezing geen prijs te stellen.
Vervolgens is deze akte onmiddellijk na beperkte voorlezing door de comparanten en mij, notaris, ondertekend
( ...)" .
3.8
[appellant] heeft de naam van het zeiljacht gewijzigd in [X] . In de periode van 2009-2019 heeft [appellant] verbeteringen aangebracht aan het zeiljacht, waarvoor hij een bedrag van € 4.548,70 aan btw heeft betaald.
3.9
[appellant] heeft op 10 oktober 2018 bij de douane een btw-verklaring aangevraagd.
3.1
Bij e-mail van 13 oktober 2018 heeft [appellant] aan [geïntimeerde 2] verzocht om toezending van de btw-verklaring. In de e-mail staat onder meer:
"Ik ga de boot weer verkopen, maar heb de BTW-verklaring nodig. Ik heb die toentertijd niet gekregen. Ik neem aan, althans ik hoop, dat u hem heeft. Kunt u mij berichten?"
3.11
Bij e-mail van 19 oktober 2018 heeft [geïntimeerde 2] aan [appellant] een "Bill of Sale" toegezonden na eerder telefonisch contact. In de e-mail staat onder meer:
"Bijgaand het betreffende document. Ik vertrouw erop u hiermee van dienst te zijn geweest."
3.12
Bij brief van 8 november 2018 heeft de douane de aanvraag van [appellant] om een btw-verklaring te verstrekken geweigerd, omdat [appellant] niet kon aantonen dat er in Nederland met betrekking tot het zeiljacht btw is betaald en niet is teruggevraagd of op een andere manier in mindering is gebracht. In de beslissing van de douane van 8 november 2018 staat verder nog onder meer het volgende:
"Er bestaat geen wettelijke verplichting voor de Nederlandse douane om een BTW-verklaring voor een plezierjacht af te geven. Deze verklaring is desalniettemin in het leven geroepen als een vorm van serviceverlening aan eigenaren van plezierjachten. (...) Ik wil u toch (wellicht ten overvloede) wijzen op het feit dat een BTW-verklaring niet altijd noodzakelijk is. indien het pleziervaartuig binnen Nederland en de Nederlandse territoriale wateren (12 mijlszone) blijft is er namelijk geen BTW-verklaring nodig, omdat er in dat geval geen sprake is van het voor de Wet op Omzetbelasting 1968 (Wet OB) belastbare feit ''invoer". (...)"
3.13
[appellant] heeft de onderneming [bedrijf] benaderd voor advies met betrekking tot het verkrijgen van een btw­verklaring ten behoeve van de verkoop van het zeiljacht. [bedrijf] heeft voor de verrichtte werkzaamheden een bedrag van
€ 586,85 gefactureerd aan [appellant] .
3.14
In februari 2019 heeft [appellant] het zeiljacht [X] verkocht voor € 87.000,00 inclusief btw. Wegens het ontbreken van een eerdere btw-verklaring heeft [appellant] bij de verkoop een bedrag van € 15.099,17 aan btw moeten afdragen.
3.15
Bij brieven van 3 en 25 februari 2019 heeft [appellant] [geïntimeerde 2] aansprakelijk gesteld voor de kosten die hij heeft moeten maken door de onzorgvuldige afhandeling van de aankoop van het zeiljacht en [geïntimeerde 2] gesommeerd om schadevergoeding te betalen. In de brief van 25 februari 2019 heeft [appellant] een bedrag van € 11.137,32 (€ 15.099,17 - € 4.548,70 + € 586,85) aan schadevergoeding gevorderd.

4.Beoordeling

De procedure bij de kantonrechter
4.1
[appellant] heeft gevorderd de notaris hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 12.023,69, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 11.137,32 vanaf 12 maart 2019 tot de dag van algehele voldoening, en de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente en de nakosten.
4.2
[appellant] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd, kort weergegeven, dat de notaris (en meer in het bijzonder [geïntimeerde 2] ) in 2009 als opdrachtnemer is tekortgeschoten in de uitvoering van de opdracht tot eigendomsoverdracht van het zeiljacht en in de zorgplicht die in dat verband op de notaris rustte. De notaris had moeten zorgdragen voor de levering van het zeiljacht inclusief alle bijbehorende papieren, waaronder de btw-verklaring, maar heeft dat niet gedaan. [appellant] heeft daardoor schade geleden die de notaris dient te vergoeden, want om het zeiljacht in 2019 weer te kunnen verkopen was een btw-verklaring nodig en heeft [appellant] daarvoor kosten moeten maken, aldus nog steeds [appellant] .
4.3
De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten. Zij heeft daartoe, kort samengevat, overwogen dat de notaris niet betrokken was bij de koopovereenkomst tussen [appellant] en [naam 1] , en dat [appellant] aan de notaris slechts opdracht heeft gegeven de juridische levering van het zeiljacht te verzorgen. Aan die opdracht heeft de notaris voldaan. Voor die juridische levering was niet de btw-verklaring nodig, zodat op de notaris in dit verband niet een onderzoeksplicht rustte naar (het wel of niet aanwezig zijn van) de btw-verklaring. De notaris is dan ook niet tekortgeschoten in de uitoefening van zijn opdracht.
De procedure bij het hof
4.4
Tegen deze beslissing van de kantonrechter en de daaraan ten grondslag gelegde motivering, heeft [appellant] in hoger beroep een drietal grieven aangevoerd. De notaris heeft verweer gevoerd.
4.5
In zijn eerste grief, waarvan de strekking is het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen, komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de notaris niet enige zorgplicht jegens hem geschonden heeft. [appellant] stelt dat wel daarvan sprake is, en die stelling werkt hij uit in zijn tweede grief. Daarin verwijt hij de notaris dat deze 1) in de leveringsakte een van de koopovereenkomst afwijkende tekst heeft opgenomen, 2) hem niet heeft geïnformeerd dat hij niet beschikte over de btw-verklaring, en 3) niet heeft geverifieerd of [appellant] , ondanks het ontbreken van de btw-verklaring, toch de levering van het zeiljacht wenste. Het hof zal deze drie verwijten nu bespreken.
4.6
Bij het eerste verwijt gaat het [appellant] om het verschil in formulering tussen artikel 3.1 van de koopovereenkomst die hij met de verkoper heeft opgesteld, en artikel 2, lid 2 van de leveringsakte die door de notaris is opgesteld. Volgens [appellant] is in de koopovereenkomst overeengekomen – en hij verwijst daarbij naar artikel 1 van de koopovereenkomst - dat een btw-verklaring deel uitmaakt van het gekochte en samen met het zeiljacht aan hem geleverd zal worden, maar is die verplichting door de notaris ten onrechte niet in de leveringsakte opgenomen. Het hof volgt [appellant] niet in deze lezing van de koopovereenkomst. In artikel 1 van de koopovereenkomst is niet vastgelegd dat er een btw-verklaring is en dat die deel uitmaakt van het gekochte, maar enkel dat de btw van het schip is betaald, met daarachter - en dan nog slechts tussen haakjes - dat dit aantoonbaar is met een btw-verklaring. Daarin staat niet dat die btw-verklaring er al is en meegeleverd zal worden. Ook in artikel 3.1 van de koopovereenkomst is niet bepaald dat het zeiljacht met een btw-verklaring zal worden geleverd, maar met “btw-verklaring
voor zover van toepassing”. Ook hierin valt niet te lezen dat er al een btw-verklaring is, dat deze wordt mee verkocht en dat deze zal worden meegeleverd. Het verwijt dat [appellant] de notaris maakt is daarom niet terecht, de koopovereenkomst en de leveringsakte hebben op dit punt dezelfde strekking en het verschil in formulering heeft geen juridische betekenis.
[appellant] heeft geen concrete feiten te bewijzen aangeboden die tot een ander oordeel aanleiding kunnen geven. Zijn aanbod om zichzelf te doen horen als getuige over de inhoud van de koopovereenkomst kan niet als een voldoende concreet aanbod worden gekwalificeerd en wordt daarom verworpen.
4.7
Het tweede verwijt dat [appellant] de notaris maakt, is dat deze had moeten onderzoeken of de btw-verklaring aanwezig was en, indien dit niet het geval was, [appellant] daarover had moeten informeren , aangezien dit behoorde tot zijn zorgplicht als notaris.
4.8
Over de omvang van de op hem rustende zorgplicht heeft de notaris met juistheid aangevoerd dat uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie onder meer HR 28 september 1990,
NJ1991/473) volgt dat op de notaris, uit hoofde van zijn taak bij het verlijden van een akte, een zwaarwegende zorgplicht rust ter zake van hetgeen nodig is voor het intreden van de rechtsgevolgen die beoogd zijn met de in die akte opgenomen rechtshandelingen. Onder verwijzing naar deze jurisprudentie heeft de notaris zich op het standpunt gesteld dat hij geen enkele bemoeienis heeft gehad met het opstellen van de koopovereenkomst, dat de aan hem verstrekte opdracht beperkt was tot het verzorgen van de juridische levering van het zeiljacht aan [appellant] (zie r.o. 3.3 en 3.6 hiervoor), dat hij aan die opdracht heeft voldaan door het passeren van de leveringsakte en inschrijving daarvan in de registers, en dat voor het verzorgen van deze levering een btw-verklaring niet nodig is. Bij de uitvoering van deze beperkte opdracht behoort het niet tot zijn zorgplicht om daarnaast nog te onderzoeken of er ook een btw-verklaring is en zo nee, [appellant] daarover te informeren, aldus de notaris.
4.9
Dit verweer van de notaris slaagt. [appellant] heeft weliswaar met juistheid betoogd dat onder omstandigheden de zorgplicht van een notaris méér omvat dan alleen het intreden van de rechtsgevolgen die beoogd zijn met de door die notaris opgestelde akte, maar in dit geval is niet gesteld of gebleken dat zulke omstandigheden zich hebben voorgedaan. In dat verband is van belang dat een btw-verklaring weliswaar een verklaring inhoudt over de fiscale status (van een plezierjacht) maar zelf geen fiscale of andere rechtsgevolgen teweeg brengt. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom op de notaris een onderzoeksplicht zou rusten voor de aanwezigheid van een document dat irrelevant is voor de juridische levering die aan hem is opgedragen. De zorgplicht die de notaris heeft op grond van de aan hem gegeven opdracht wordt ook niet groter door de enkele omstandigheid dat hij, naar eigen zeggen bij wijze van extra service, bij [appellant] de noodzaak van een zeebrief ter sprake heeft gebracht (zie r.o. 3.5 hiervoor) terwijl een zeebrief net zo min als een btw-verklaring nodig is voor de juridische overdracht van het zeiljacht. Omdat, tenslotte, de btw-verklaring niet valt onder de zorgplicht van de notaris kan in het midden blijven of de notaris abusievelijk de ‘Bill of Sale’ heeft aangezien voor een btw-verklaring, wat de notaris bovendien heeft betwist. Dit alles betekent dat ook het tweede verwijt aan de notaris niet terecht is. [appellant] heeft ook in dit verband geen concrete feiten te bewijzen aangeboden die tot een ander oordeel aanleiding zouden kunnen geven, zodat aan bewijslevering op dit punt niet wordt toegekomen.
4.1
Het derde verwijt dat [appellant] aan de notaris maakt, is dat deze niet bij hem heeft geverifieerd of hij ondanks het ontbreken van de btw-verklaring, toch de levering van het zeiljacht wenste. Dit verwijt bouwt voort op de veronderstelling dat het tweede verwijt aan de notaris terecht is. Aangezien het tweede verwijt niet terecht is, is ook het derde verwijt ongegrond.
4.11
De conclusie is dat de eerste en tweede grief in al hun onderdelen falen. Het oordeel van de kantonrechter dat niet is komen vast te staan dat de notaris tekortgeschoten is in zijn zorgplicht, is juist. Daaruit volgt dat de hoofdvordering moet worden afgewezen, en dat brengt mee dat ook de nevenvorderingen moeten worden afgewezen. De derde grief van [appellant] , die gericht is tegen de afwijzing van zijn nevenvorderingen en geen zelfstandige klachten bevat, faalt dus eveneens.
4.12
Nu de uitkomst is dat de notaris niet tekortgeschoten is in zijn zorgplicht, hoeft het hof niet meer in te gaan op de omvang van de door [appellant] gestelde schade en hetgeen de notaris verder nog als verweren heeft aangevoerd.
Conclusie
4.13
De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de notaris begroot op € 772,00 aan verschotten en € 3.342,00 voor salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart de veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van den Berg, mr. J.F. Aalders en mr. M.E.M.G. Peletier en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2022.