ECLI:NL:GHAMS:2022:2526
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de belanghebbendheid van de vader in de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de vader, die geen gezag heeft over zijn kinderen, kan worden aangemerkt als belanghebbende in de procedure betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van zijn kinderen. De vader had in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter aangevochten, waarin was geoordeeld dat hij niet als belanghebbende kon worden aangemerkt. De kinderen, geboren uit de relatie tussen de vader en de moeder, zijn met spoed uithuisgeplaatst en de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd. De vader, die in detentie zat ten tijde van de uithuisplaatsing, stelde dat hij een belangrijke rol in het leven van de kinderen had en dat hij recht had op betrokkenheid bij de besluitvorming over hun uithuisplaatsing.
Het hof heeft vastgesteld dat de vader niet kan worden aangemerkt als belanghebbende, omdat hij niet voldoende heeft aangetoond dat hij een relevante rol heeft gespeeld in het leven van de kinderen. De vader heeft geen bewijs geleverd van zijn betrokkenheid bij de verzorging en opvoeding van de kinderen, en er is geen informatie beschikbaar over zijn contact met de kinderen sinds de betrokkenheid van de hulpverlening in 2015. Het hof concludeert dat de uithuisplaatsing van de kinderen geen inmenging vormt in het gezinsleven van de vader, en dat hij daarom niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. De beslissing van de kinderrechter wordt bekrachtigd.