ECLI:NL:GHAMS:2022:2804

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
23-001552-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen hennepteelt en medeplichtigheid aan hennepteelt met recidive en overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep een nieuwe beoordeling van de zaak gevraagd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de teelt van hennep in twee woningen, gelegen in Sliedrecht en Voorburg, en dat hij in beide gevallen medeplichtig was aan de hennepteelt. De verdachte heeft verklaard dat hij de woningen had onderverhuurd aan anderen, maar het hof oordeelt dat er voldoende bewijs is voor zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerijen. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat zijn recidive onderstreept. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001552-21
datum uitspraak: 30 september 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 10-680687-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ) op [geboortedag] 1953,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Rotterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 en 5 primair,
5 subsidiair en 5 meer subsidiair is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is dus mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep ten aanzien van feit 3 en feit 5 primair, 5 subsidiair en 5 meer subsidiair gegeven vrijspraken.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte – voor zover in hoger beroep nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2017 tot en met 02 november 2017 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, (in een pand aan de [adres 2]) (een) grote hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten, in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 01 mei 2017 tot en met 02 november 2017 te Sliedrecht, met elkaar, althans één van hen, telkens opzettelijk heeft/hebben geteeld (in een woning aan de [adres 2] ) een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welke misdrijven verdachte in de periode van 1 januari 2017 tot en met 02 november 2017 te Sliedrecht telkens opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest, door de woning aan de [adres 2] op zijn naam te huren en/of die woning althans ruimten in die woning (vervolgens) aan die onbekend gebleven persoon/personen, voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
1. meer subsidiair
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 mei 2017 tot en met 02 november 2017 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een pand aan de [adres 2] ) (een) grote hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten, in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2 primair
hij in of omstreeks de periode van 01 mei 2017 tot en met 02 november 2017 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid stroom/electriciteit (in elk geval een hoeveelheid van 4066 kWh.), geheel of ten dele toebehorende aan [BV] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen hoeveelheid stroom/electriciteit onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak/verbreking;
2 subsidiair
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in de periode van 01 mei 2017 tot en met 02 november 2017 te Sliedrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft/hebben weggenomen elektriciteit, toebehorende aan [BV] B.V., althans toebehorend aan een ander of anderen, waarbij die onbekend gebleven perso(o)n(en) het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 januari 2017 tot en met 02 november 2017 te Sliedrecht (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest door dat pand aan de [adres 2] op zijn, verdachtes, naam te huren en/of de woning en de elektriciteitsvoorziening(en) aan die onbekend gebleven persoon en/of diens mededader(s) ter beschikking te stellen ten behoeve van die diefstal(len) en/of voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
4 primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 april 2017 tot 15 januari 2018 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, (in een pand aan de [adres 3] ) (een) grote hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten, in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4 subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 17 april 2017 tot en met 15 januari 2018 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, met elkaar, althans één van hen, telkens opzettelijk heeft/hebben geteeld (in een woning aan de [adres 3] ) een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welke misdrijven verdachte in de periode van 17 april 2017 tot en met 15 januari 2018 te Voorburg telkens opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest, door de woning aan de [adres 3] op zijn naam te huren en/of die woning althans ruimten in die woning (vervolgens) aan die onbekend gebleven persoon/personen, voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
4 meer subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 april 2017 tot 15 januari 2018 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 3] ) (een) grote hoeveelhe(i)d(en) hennepplanten, in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die Wet;
6 primair
hij in of omstreeks de periode van 17 april 2017 tot en met 17 januari 2018 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid stroom/elektriciteit (in elk geval een hoeveelheid van 126.951 kWh.), geheel of ten dele toebehorende aan [BV] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen hoeveelheid stroom/electriciteit onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door middel van braak/verbreking;
6 subsidiair
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in de periode van 17 april 2017 tot en met 17 januari 2018 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen elektriciteit, toebehorende aan [BV] B.V., althans aan een ander of anderen, waarbij die onbekend gebleven perso(o)n(en) het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 17 april 2017 tot en met 17 januari 2018 te Voorburg (telkens) opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest, door dat pand aan de [adres 3] te Voorburg op zijn, verdachtes, naam te huren en/of de woning en de elektriciteitsvoorziening(en) (vervolgens) aan die onbekend gebleven persoon en/of diens mededader(s) ter beschikking te stellen ten behoeve van die diefstal(len) en/of voor de teelt/het kweken van hennepplanten;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijs

Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde, het medeplegen van hennepteelt in Sliedrecht. De betrokkenheid van de verdachte, in die zin dat hij in de woning is geweest en wetenschap had van de hennepkwekerij aldaar haalt de lat van het medeplegen niet. Bewijs voor betrokkenheid bij uitvoeringshandelingen ontbreekt. Enkel de medeplichtigheid ten aanzien van deze hennepkwekerij kan worden bewezen.
Voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij aangetroffen aan de [adres 3] in Voorburg is onvoldoende bewijs . De verdachte moet ten aanzien van dit feit integraal worden vrijgesproken. De verdachte heeft, nadat hij zelf enige tijd in de woning had gewoond, het pand onderverhuurd. De herkenning door enkele Nederlandse buurtbewoners is niet betrouwbaar. Bovendien zat de verdachte ten tijde van de ontmanteling van de hennepkwekerij in detentie.
Algemeen
In twee woningen die door verdachte werden gehuurd, zijn hennepkwekerijen aangetroffen. De verdachte heeft over die kwekerijen verklaringen afgelegd die erop neer komen dat hij deze woningen heeft onderverhuurd aan anderen die daar een hennepkwekerij hebben neergezet. De verdachte wist ten aanzien van beide panden niet dat de onderhuurder de woning zou gebruiken voor de teelt van hennep. De verdachte heeft verklaard dat hij op enig moment de kwekerij in Sliedrecht heeft ontdekt, waarna de verdachte, naast de (onder)huurbetalingen, geldbedragen heeft gekregen als zwijggeld.
Het hof vindt die verklaringen niet geloofwaardig voor zover de verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de woningen zouden worden gebruikt voor een hennepkwekerij. Uit de dossierstukken volgt dat er, voordat deze kwekerijen werden aangetroffen, al vijf keer eerder een hennepkwekerij is aangetroffen in een woning die eigendom was van de verdachte of die door hem werd gehuurd. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat de verdachte telkens een woning zou verhuren aan verschillende personen die daar een hennepkwekerij beginnen, zonder dat verdachte dat weet.
Daarbij komt dat er twee keer twee kilo hennep in een auto van de verdachte is aangetroffen.
Op 13 februari 2016 werd bij een doorzoeking in de auto van de verdachte een aansteker gevonden met als opschrift [website] , een website voor de verkoop van bloeistimulators en een papier met daar op een schema dat lijkt op een kweekschema voor hennep.
In de telefoon van de verdachte stonden toen foto’s van Rhizopon, een plantengroeimiddel, met een
temperatuur- en vochtigheidsmeter en foto's met daarop een afbeelding van een zak Blossom Booster, ook een middel dat wordt gebruikt bij de hennepkweek.
Op de bankrekeningen van de verdachte en zijn vrouw (medeverdachte) zijn in de periode van 1 januari 2016 tot en met 22 januari 2018 grote contante stortingen gedaan.
Uit al deze feiten en omstandigheden blijkt dat de verdachte gedurende langere tijd, onder meer in de betreffende woningen in Sliedrecht en in Voorburg, betrokken is geweest bij de teelt van hennep.
Daarmee is nog niet gezegd aan welke strafbare feiten de verdachte zich schuldig heeft gemaakt en in welke deelnemingsvorm. Het hof overweegt daarover het volgende.
Kwekerij Sliedrecht
Op 2 november 2017 heeft de politie na een brand in de woning aan de [adres 2] de resten van een hennepkwekerij aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij de woning in de tenlastegelegde periode had onderverhuurd aan een Chinese man die hij ‘ [naam 1] ’ noemt. . [naam 1] onderhield de hennepkwekerij en de verdachte kreeg voor het ter beschikking stellen van de woning twee keer een extra vergoeding van € 8.000,-. Het hof ziet ondersteuning voor dit deel van de verklaring van de verdachte in de verklaring van getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] die beiden verklaren over een bepaalde persoon, niet zijnde de verdachte, die in deze woning woonde. Dit betekent dat het hof er van uitgaat dat er een andere persoon woonde in deze woning.
Uit de uitgelezen telefoongegevens van de verdachte blijkt dat zijn telefoon, waarvan enkel hij gebruik maakte, in de periode van 1 juni 2017 tot 2 november 2017 16 keer een zendmast in Sliedrecht heeft aangestraald. De verklaring van de verdachte dat hij al deze keren voor [naam 2] , de eigenaar van de woning, post ging ophalen in de woning om deze te bezorgen bij de boekhouder acht het hof, gelet op de frequentie en de soms geringe tijd tussen deze bezoeken, ongeloofwaardig. Bovendien straalde in die periode ook regelmatig de telefoon van de vrouw van de verdachte, de medeverdachte, aan op een zendmast in Sliedrecht. Met name tijdens de detentie van [naam 1] in de periode van 13 juni 2017 tot en met 24 juni 2017 heeft haar telefoonnummer die zendmast vaak aangestraald, waarbij opvallend is dat op de dagen dat de telefoon van de vrouw van de verdachte daar aanstraalde, dat niet het geval was met de telefoon van de verdachte. De verdachte heeft geen aannemelijk geworden uitleg voor deze feiten en omstandigheden gegeven die deze bezoeken kunnen verklaren. Het hof stelt op grond van deze feiten en omstandigheden vast dat het niet anders kan dan dat de verdachte en zijn vrouw tijdens de detentie van [naam 1] bij toerbeurt de woning in Sliedrecht bezochten om voor de hennepplanten te zorgen.
Daarbij komt dat door buurtbewoners is gezien dat de verdachte meerdere keren dozen naar de woning heeft gebracht. De verklaring van de verdachte dat er iedere keer meerdere dozen werden gebracht met nasi of bami voor [naam 1] , is naar het oordeel van het hof evenmin geloofwaardig.
Anders dan de verdediging heeft gesteld, is het hof van oordeel dat ten aanzien van de hennepkwekerij in Sliedrecht sprake is van een verdergaande betrokkenheid van de verdachte dan het enkele ter beschikking stellen van de woning. De verdachte is nauw bij deze hennepkwekerij betrokken geweest en heeft samen met zijn vrouw de kwekerij beheerd ten tijde van de detentie van degene die de kwekerij in stand hield. Ook hebben verdachte en zijn vrouw gedeeld in de opbrengst van hennepoogsten. Daarmee is in ieder geval sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte, zijn vrouw en [naam 1] bij de teelt van hennep.
Kwekerij Voorburg
Op 17 januari 2018 is een hennepkwekerij in de woning aan de [adres 3] te Voorburg aangetroffen. Deze woning werd sinds 1 februari 2015 door de verdachte gehuurd en ook deze heeft hij naar eigen zeggen onderverhuurd.
Zoals hiervoor al is overwogen hecht het hof geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat er hennep in de woning zou worden gekweekt. Het hof heeft echter geen solide bewijs aangetroffen voor een directe betrokkenheid van de verdachte bij de teelt van deze hennepplanten, anders dan dat de verdachte zijn woning ter beschikking heeft gesteld. Het hof zal de verdachte om die reden vrijspreken voor zover aan hem ten laste is gelegd dat hij hennep heeft geteeld. Wel kan naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte deze woning ten behoeve van de hennepteelt ter beschikking heeft gesteld.
Naar het oordeel van het hof kan het onder 1 primair en 4 subsidiair tenlastegelegde dan ook worden bewezen.
Diefstal elektriciteit
Het hof is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van, dan wel de medeplichtigheid aan de diefstal van stroom, niet in Sliedrecht en evenmin in Voorburg.
Zowel in Sliedrecht als in Voorburg was een illegale elektriciteitsaansluiting gemaakt die buiten de elektriciteitsmeter om naar de hennepplantage liep en deze voorzag van elektriciteit. Er zijn echter onvoldoende aanwijzingen dat de verdachte bij deze omleggingen betrokken, of daarvan op de hoogte was. Er kan dan ook niet worden aangetoond dat de verdachte enige bijdrage aan deze strafbare feiten heeft geleverd.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair, 2 subsidiair, 6 primair en 6 subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2017 tot en met 2 november 2017 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan de [adres 2] een hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in de periode van 17 april 2017 tot en met 15 januari 2018 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, telkens opzettelijk heeft geteeld in een woning aan de [adres 3] een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot het plegen van welke misdrijven verdachte in de periode van 17 april 2017 tot en met 15 januari 2018 te Voorburg telkens opzettelijk gelegenheid heeft verschaft, door de woning aan de [adres 3] op zijn naam te huren en die woning althans ruimten in die woning aan die onbekend gebleven persoon/personen, voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Hetgeen onder 1 primair en 4 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 4 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair en 4 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Rotterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair, 4 primair en 6 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is als medepleger betrokken geweest bij de exploitatie van een hennepkwekerij in een woning in Sliedrecht, en als medeplichtige bij een woning in Voorburg. In beide woningen zijn aanwijzingen gevonden dat meerdere keren is geoogst. De verdachte heeft daarmee een lange periode een bijdrage geleverd aan de productie van softdrugs. Op deze manier heeft hij illegaal geld kunnen verdienen zonder daarbij rekening te houden met de volksgezondheid en de schade voor de samenleving als gevolg van de criminaliteit die met hennepteelt gepaard gaat.
Aan een verdachte die hennep heeft geteeld in een kwekerij met tussen de 100 en 500 planten wordt meestal een taakstraf opgelegd van rond de 120 uren en bovendien een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk, als het gaat om een verdachte die daarvoor voor een eerste keer wordt veroordeeld.
Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 augustus 2022 blijkt echter dat de verdachte veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Verdachte heeft daarvoor meermalen onder andere onvoorwaardelijke, gevangenisstraffen opgelegd gekregen. Verdachte wordt nu wederom veroordeeld voor het medeplegen van de teelt van hennep en voor de medeplichtigheid aan de teelt van hennep. Onder deze omstandigheden ziet het hof geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof is van oordeel dat de straf die rechtbank heeft opgelegd en de straf die door de advocaat-generaal wordt geëist onvoldoende rekening houden met de ernst van de feiten en met de herhaalde betrokkenheid van de verdachte bij hennepkweek. Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden passend en geboden. Daarbij houdt het hof tevens rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
In artikel 6, eerste lid Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht.
In deze procedure is de termijn aangevangen op 16 december 2017, het moment van de inverzekeringstelling van de verdachte. Het vonnis van de rechtbank werd uitgesproken op 4 juni 2019. Op 12 juni 2019 is hoger beroep ingesteld. Het hof wijst op 30 september 2022 arrest. Daarmee is de redelijke termijn bij de behandeling in hoger beroep met ruim één jaar en drie maanden overschreden. De procedure als geheel heeft vier jaren en tien maanden geduurd. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie, is deze periode overschreden met ruim tien maanden. Gezien de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof de duur van de gevangenisstraf matigen tot 9 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [BV] B.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.032,02. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 47, 48, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3, 5 primair, 5 subsidiair en 5 meer subsidiair tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis van de rechtbank, voor zover dat aan het hoger beroep is onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 2 subsidiair, 4 primair, 6 primair en 6 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 4 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [BV] B.V.
Verklaart de benadeelde partij [BV] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, mr. R.D. van Heffen en
mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. B. van Vliet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 september 2022.
Mrs. Den Otter en Van Vliet zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.