ECLI:NL:GHAMS:2022:2814

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
1 oktober 2022
Zaaknummer
200.292.113/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van geleverde Canta en schadevergoeding in koopovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin de vorderingen van [appellante] zijn afgewezen. [appellante] had een Canta gekocht van het bouwjaar 2015, maar ontving een Canta van het bouwjaar 2013. [appellante] vorderde schadevergoeding van € 3.800,-, stellende dat de geleverde Canta niet aan de koopovereenkomst beantwoordde. De kantonrechter oordeelde dat [appellante] onvoldoende had onderbouwd dat zij schade had geleden, aangezien zij een deel van de kosten vergoed had gekregen van de gemeente Amsterdam. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de stelling van [appellante] dat de geleverde Canta niet aan de overeenkomst voldeed, onvoldoende was onderbouwd. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van non-conformiteit en dat de vordering van [appellante] niet toewijsbaar was. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.292.113/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 8382613 CV EXPL 20-4450
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 4 oktober 2022
inzake
[appellante] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. K. Tülü te Alkmaar,
tegen
[geïntimeerde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.J.H. van Lith te Almere.
Partijen zullen hierna [appellante] en [geïntimeerde] worden genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellante] is bij dagvaarding van 19 februari 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, hierna ‘de kantonrechter’, van 27 november 2020, onder voornoemd zaaknummer gewezen tussen haar als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.
Het hof heeft in deze zaak op 20 april 2021 een tussenarrest uitgesproken en daarbij een mondelinge behandeling gelast. Deze mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 juni 2021. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven;
  • memorie van antwoord, met één productie.
Op 20 mei 2022 heeft wederom een mondelinge behandeling plaatsgevonden, alwaar namens [appellante] zijn verschenen [naam 1] , partner van [appellante] , [naam 2] (dochter van [appellante] ) en mr. Tülü voornoemd die het woord heeft gevoerd aan de hand van aan het hof en de wederpartij overgelegde spreekaantekeningen. Namens [geïntimeerde] is via een videoverbinding verschenen [naam 3] , directeur van [geïntimeerde] (hierna: [directeur] ), en voorts mr. Van Lith voornoemd die ter zitting het woord heeft gevoerd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en haar vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties.
[geïntimeerde] heeft - naar het hof begrijpt - geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten van het hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.De feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.8 een aantal feiten als vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan, met dien verstande dat bij de beoordeling van het hoger beroep ook enkele andere, hierna te noemen, feiten zullen worden betrokken die tussen partijen niet in geschil zijn. In deze zaak gaat het om het volgende.
( i) [geïntimeerde] is een bedrijf dat onder meer handelt in auto’s.
(ii) Op 20 september 2019 hebben een dochter en schoonzoon van [appellante] een bezoek gebracht aan [geïntimeerde] om een brommobiel van het merk Canta te bekijken.
(iii) Bij dat bezoek is een koopovereenkomst tussen partijen gesloten die betrekking heeft op de Canta die was bezichtigd. [geïntimeerde] heeft hiervoor een factuur meegegeven. In deze factuur staat onder meer het volgende vermeld:
“Factuurdatum: 20-09-2019
Canta LX automaat rood incl. accu + lade en stuurslot. € 7.750,00
Bj. 2015
Km-stand: [nummer 1] KM
Chassisnummer [nummer 2]
Stoel LV 30 omhoog en gordel 10 cm Omlaag
Onderhoudskosten 1e jaar € 316,56
Pechhulp + garantie 6 maanden € 500,00
Onderhoudscontract kosten 5 jaar € 1.582,34
(…)
Totaal incl. BTW: € 10.149,34
(iv) Van diezelfde factuur is op enig moment een tweede, gewijzigde versie opgemaakt. Hierin staat onder meer het volgende vermeld:
“Factuurdatum: 20-09-2019
Canta LX automaat rood incl. accu + lade en stuurslot. € 7.750,00
Bj. 2013
Km-stand: [nummer 1] KM
Chassisnummer [nummer 3]
Stoel LV 30 omhoog en gordel 10 cm Omlaag
(…)
Totaal incl. BTW: € 7.750,00”
In een afzonderlijke factuur met dezelfde datum, die eveneens ziet op chassisnummer [nummer 3] staat het volgende vermeld:
“Onderhoudskosten € 261,62
Pechhulp + Garantie 6 maanden € 413,22
Onderhoudscontract kosten 5 jaar € 1.308,08
(…)
Totaal incl. BTW € 2.399,33
Nog te voldoen na deelbetaling € 1.899,33”
( v) Op 14 oktober 2019 heeft de gemeente Amsterdam per brief aan [appellante] het volgende geschreven:
“Op 15 juli 2019 heeft de gemeente u een persoonsgebonden budget (Pgb) toegekend voor de aanschaf van een scootmobiel voor buitengebruik (…) Wij hebben op 8 oktober 2019 van u de volgende gegevens ontvangen:
  • een kopie van de aankoop bon van de voorziening die u wenst
  • een kopie van een bankafschrift waarop u het Pgb wilt ontvangen
Eerste betaling
De eerste betaling van € 6.601,72 voor aankoop van de voorziening maken wij zo snel mogelijk over op IBANrekeningnummer (…)”
(vi) De Gemeente Amsterdam heeft aan [appellante] naast de hiervoor genoemde deelbetaling van € 6.601,72 aanvullend nog een betaling gedaan van € 560,00.
(vii) Op 21 oktober 2019 heeft [geïntimeerde] aan [appellante] een Canta afgeleverd die voldoet aan de specificaties op de tweede factuur. Dit is niet de Canta die op 20 september 2019 werd bezichtigd.
(viii) Op diezelfde dag heeft [appellante] aan [geïntimeerde] in totaal € 7.751,72 betaald.
(ix) Op 17 november 2019 is vuurwerk afgegaan in de geleverde Canta waardoor de Canta ernstige schade heeft opgelopen.

3.De beoordeling

3.1
[appellante] heeft in eerste aanleg gevorderd, na wijziging van eis en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, (a) een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] schadeplichtig is omdat zij toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de koopovereenkomst; (b) [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 3.800,-, te vermeerderen met wettelijke rente; (c) [geïntimeerde] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten; en (d) [geïntimeerde] te veroordelen de proceskosten. Aan haar vorderingen heeft [appellante] ten grondslag gelegd dat zij niet de Canta geleverd heeft gekregen die zij had gekocht aangezien [geïntimeerde] een Canta heeft geleverd met bouwjaar 2013 en niet de Canta met bouwjaar 2015 die was overeengekomen. Nu de geleverde Canta verloren is gegaan en daarom niet meer kan worden teruggeleverd, vorderde [appellante] het waardeverschil tussen de verschillende bouwjaren, welk verschil op basis van advertenties op internet begroot is op € 3.800,-.
3.2
Nadat [geïntimeerde] verweer had gevoerd, heeft de kantonrechter de vorderingen afgewezen en [appellante] veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft daartoe overwogen dat als al zou komen vast te staan dat [geïntimeerde] in strijd met de gemaakte afspraken een Canta uit 2013 heeft geleverd in plaats van een Canta uit 2015,
[appellante] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij schade heeft geleden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [appellante] onvoldoende onderbouwd dat de geleverde Canta uit 2013 een lagere waarde vertegenwoordigde dan de Canta uit 2015. Daarbij komt dat [appellante] een bedrag van € 6.601,72 vergoed heeft gekregen van de Gemeente Amsterdam voor de aanschaf van de Canta ad € 7.750,- hetgeen betekent dat uit het vermogen van [appellante] slechts € 1.148,28 is gebruikt voor de aanschaf van de Canta en [appellante] tegen deze achtergrond niet heeft kunnen toelichten hoe zij een vermogensschade van € 3.800,- geleden heeft, aldus de kantonrechter.
3.3
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] met één grief op. [geïntimeerde] bestrijdt de grief.
3.4
[appellante] stelt dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat zij geen schade heeft geleden ondanks de vaststelling dat zij een Canta geleverd heeft gekregen van het bouwjaar 2013 in plaats van een Canta van het bouwjaar 2015. Volgens [appellante] heeft zij daarmee minder gekregen dan wat zij op grond van de overeenkomst zou moeten krijgen. Het geleverde voertuig beantwoordt niet aan de overeenkomst en een prijsvermindering is daarom op zijn plaats. Het model en het bouwjaar zijn relevante eigenschappen voor het bepalen van de waarde van het voertuig. Het is evident dat een twee jaar ouder model een lagere waarde vertegenwoordigt. Er zijn verschillen in het interieur zoals het dashboard. [appellante] bestrijdt tevens het oordeel van de kantonrechter dat het deel van het aankoopbedrag dat door de gemeente Amsterdam is vergoed geen onderdeel kan zijn van de schade die [appellante] heeft geleden. Het verstrekte subsidiebedrag behoorde tot het vermogen van [appellante] en door de tekortkoming van [geïntimeerde] is zij in haar vermogen geschaad, aldus steeds [appellante] .
3.5
Centrale vraag in dit geding is of de geleverde Canta beantwoordt aan de koopovereenkomst die partijen met elkaar hebben gesloten. Uitsluitend in het geval dat de geleverde zaak niet aan de koopovereenkomst beantwoordt, zoals [appellante] stelt doch [geïntimeerde] bestrijdt, komt vervolgens de vraag aan de orde of [appellante] schade heeft geleden als gevolg van deze non-conformiteit.
3.6
Vaststaat dat een dochter van [appellante] met haar man, namens [appellante] , aanvankelijk een Canta van het bouwjaar 2015 heeft gekocht. [geïntimeerde] heeft in verband met deze koopovereenkomst de hiervoor onder 2. sub (iii) genoemde factuur opgesteld. Ook staat vast dat uiteindelijk een Canta is geleverd van het bouwjaar 2013. [directeur] heeft ter zitting in hoger beroep hierover desgevraagd verklaard dat hij op enig moment na de koopovereenkomst is gebeld door de dochter van [appellante] met de mededeling dat [appellante] het bedrag van € 10.149,34 niet in zijn geheel van de gemeente Amsterdam vergoed zou krijgen en dat zij daarom een andere, goedkopere, Canta wilde. Volgens [directeur] is vervolgens tussen partijen overeengekomen dat [geïntimeerde] een Canta van het bouwjaar 2013 zou leveren voor de prijs van € 7.750,- zonder de kosten van het onderhoudscontract. [directeur] heeft in dit verband verklaard dat zijn verdienmodel zit in de kosten van het onderhoudscontract. De Canta uit 2015 kon vanwege dit verdienmodel niet geleverd worden zonder onderhoudscontract, maar de Canta uit 2013 wel. [directeur] heeft de kosten van het onderhoudscontract bij de Canta uit 2013 op verzoek van [appellante] kunnen crediteren waardoor de door [appellante] betaalde prijs een stuk lager kwam te liggen dan de prijs (€ 10.149,34) die aanvankelijk voor de Canta uit 2015 was overeengekomen. Gelet op haar stelling dat zij een andere Canta geleverd heeft gekregen dan zij heeft gekocht, had het op de weg van [appellante] gelegen nader in te gaan op deze verklaring van [directeur] die erop neerkomt dat partijen uiteindelijk de koopovereenkomst hebben gewijzigd in die zin dat niet langer een Canta van 2015 werd gekocht maar een goedkopere Canta van het bouwjaar 2013 die - naar [directeur] ter zitting in hoger beroep onweersproken heeft verklaard - door [geïntimeerde] is ingekocht op 21 oktober 2019 en nadien aan [appellante] is geleverd. [appellante] heeft deze verklaring van [directeur] , die strookt met de verklaring van de advocaat van [appellante] ter zitting in hoger beroep dat de gemeente Amsterdam in totaal € 7.161,72 (€ 6.601,72 en € 560,00) heeft toegekend aan [appellante] hetgeen dus niet toereikend was om de Canta uit 2015 te betalen, evenwel onweersproken gelaten. De stelling van [appellante] dat zij een verkeerde Canta geleverd heeft gekregen valt bovendien niet te rijmen met de omstandigheid dat niet is gebleken dat zij, nadat een Canta uit 2013 werd geleverd, direct heeft geklaagd bij [geïntimeerde] en dat de dochter van [appellante] voor zichzelf nog een auto heeft gekocht bij [geïntimeerde] , hetgeen niet zonder meer voor de hand ligt als het juist zou zijn geweest dat [geïntimeerde] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst.
3.7
Tegen de achtergrond van het voorgaande is de stelling van [appellante] dat de geleverde Canta niet aan de koopovereenkomst beantwoordt onvoldoende onderbouwd en toegelicht zodat de vordering van [appellante] ook in hoger beroep niet toewijsbaar is. Aangezien geen sprake is van non-conformiteit komt de vraag of [appellante] schade heeft geleden niet meer aan de orde.
3.8
De slotsom is dat de grief faalt. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd en [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. [appellante] heeft geen bewijs aangeboden van feiten en omstandigheden die, indien bewezen, tot een andere uitkomst kunnen leiden, zodat haar bewijsaanbod wordt gepasseerd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 772,00 aan verschotten en € 2.361,00 voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Haanappel-van der Burg, M.L.D. Akkaya en T.S. Pieters en is in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 4 oktober 2022.