ECLI:NL:GHAMS:2022:283

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
200.294.617/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over onterecht verkochte woning na overlijden partner

In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen een notaris. Klager verwijt de notaris dat hij de woning, waarin klager samenwoonde met zijn overleden partner, onterecht heeft verkocht middels een valse akte. De partner van klager, de heer [X], is op [overlijdensdatum] 2013 overleden. Klager en de erflater waren niet gehuwd, hadden geen geregistreerd partnerschap en er was geen samenlevingscontract. De woning is geërfd door de moeder en zus van de erflater, die de woning wilden verkopen. Klager weigerde de woning te verlaten, omdat hij zich beschouwde als de weduwnaar en wettige erfgenaam van de erflater. De notaris heeft de woning uiteindelijk verkocht aan een derde partij.

Klager heeft op 19 mei 2021 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat, die op 28 april 2021 had geoordeeld dat de klacht niet-ontvankelijk was vanwege overschrijding van de vervaltermijn van drie jaar, zoals bedoeld in artikel 99 lid 21 van de Wet op het notarisambt. Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg ontvangen en de zaak behandeld op 25 november 2021. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben hun standpunten toegelicht.

Het hof heeft geoordeeld dat de kamer terecht heeft geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. De motivering van de kamer is uitvoerig en het hof heeft geen aanleiding gezien om deze beslissing te herzien. De klacht van klager is dus niet ontvankelijk verklaard en de beslissing van de kamer is bevestigd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.294.617/01 NOT
nummer eerste aanleg : 693278/NT 20-48
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 8 februari 2022
inzake
[klager],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
tegen
[notaris],
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde.
Partijen worden hierna klager en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

De partner van klager is overleden. Zij waren niet met elkaar gehuwd noch als partner geregistreerd. Ook hadden zij geen samenlevingscontract. Verder had erflater geen testament opgemaakt en had hij ook geen afstammelingen achtergelaten. De woning van erflater – waarin hij met klager samenwoonde – is daarom vererfd naar de moeder en zus van erflater. De erfgenamen wilden de woning verkopen. Klager weigerde de woning te verlaten, omdat hij stelt de weduwnaar en wettige erfgenaam van erflater te zijn. Uiteindelijk is de woning ontruimd en door de erfgenamen overgedragen aan een derde bij notariële akte, verleden voor de notaris. Klager verwijt de notaris dat hij de woning onterecht heeft verkocht. Volgens klager had dit nooit en zeker niet zonder zijn toestemming mogen gebeuren.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klager heeft op 19 mei 2021 een beroepschrift en op 10 augustus 2021 een aanvullend beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 28 april 2021 (ECLI:NL:TNORAMS:2021:15). De notaris heeft op 2 september 2021 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
2.2.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 25 november 2021. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Op [overlijdensdatum] 2013 is de partner van klager, de heer [X] (hierna: erflater), overleden. Naar aanleiding van het overlijden van erflater heeft de notaris op 23 december 2014 een verklaring van erfrecht afgegeven.
3.2.
Uit voornoemde verklaring van erfrecht blijkt het volgende:
  • volgens inlichtingen van de gemeente Amsterdam was erflater ten tijde van zijn overlijden ongehuwd en niet als partner geregistreerd (en ook niet eerder gehuwd of als partner geregistreerd) en had hij geen afstammelingen;
  • erflater had geen uiterste wil opgemaakt en van een codicil is de notaris niet gebleken;
  • op de nalatenschap van erflater is Nederlands erfrecht van toepassing;
  • erflater heeft volgens zowel de Nederlandse als de Franse wet als erfgenamen achtergelaten: zijn moeder ( [A] ) en zijn zus ( [B] ) (hierna tezamen: de erfgenamen);
  • de erfgenamen hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.
3.3.
Tot de nalatenschap van erflater behoorde onder meer de woning, gelegen aan [adres] (hierna: de woning), waarin klager en erflater sinds 26 juni 2007 samenwoonden.
3.4.
Bij brief van 23 december 2014 heeft de notaris op verzoek van de erfgenamen, die de woning wensten te verkopen, klager aangezegd dat hij de woning uiterlijk op 1 maart 2015 diende te verlaten.
3.5.
Bij e-mail van 16 februari 2015 heeft klager de notaris geschreven:

-Voor u ik geen advocaat nodig
-Stoppen met, Ik moet mijn huis verkoop
In Nederland hebben we drie verschillende of huwelijk
1. Het burgerlijk huwelijk altijd met (advocaat)
2. Het geregistered partnership altijd (Gemeente)
3. Samenlevingscontract altijd (Notaris)
Velen hebben de wens hun relatie juist op die manier te bevestigen. (..)
3.6.
Bij e-mail van 27 februari 2015 heeft de notaris klager geschreven:

(..) Kunt u mij nu aangeven welk soort huwelijk van toepassing op de heer [X] en u? Zolang ik van u geen concrete informatie heb ontvangen met bewijsstukken kan ik niets anders doen dan verder te gaan met de voorbereiding tot verkoop.
U zult dan het huis moeten verlaten.
3.7.
Bij e-mail van 28 februari 2015 heeft klager de notaris geschreven:

I and my partner Mr [X] family don’t want you to work for as. Please don’t ask me any documents of question without the agreement of a judge. Thank you
3.8.
Bij e-mail van 3 maart 2015 heeft de notaris klager geschreven:

Although I regret your rather non-cooperative attitude in this case I won’t ask you for any documents anymore but keep in mind that you will have to leave the house in due delay.
3.9.
Bij brief van 15 juni 2015 heeft de notaris de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) verzocht of het mogelijk was dat de IND op 6 september 2007 een verblijfsvergunning aan klager had verstrekt op grond van een huwelijk of een samenlevingscontract en – in bevestigend geval – het betreffende document toe te zenden. Een medewerker van de IND heeft daarop bij brief van 10 augustus 2015 aan de notaris geantwoord dat de IND niet over een samenlevingscontract van klager en erflater beschikt en dat het beschikken daarover ook niet voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning is vereist.
3.10.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) van 30 december 2015 is klager op vordering van de erfgenamen veroordeeld om de woning te ontruimen, omdat hij de woning (in elk geval sinds 1 december 2015) zonder recht of titel bewoonde. De voorzieningenrechter heeft daartoe overwogen dat voorshands onvoldoende aannemelijk was dat klager met erflater was gehuwd of een geregistreerd partnerschap was aangegaan, als gevolg waarvan hij rechten op de nalatenschap had kunnen doen gelden.
3.11.
Op 2 maart 2016 is de woning op grond van het vonnis van de voorzieningenrechter door een deurwaarder ontruimd.
3.12.
Bij akte van 30 januari 2017, verleden ten overstaan van de notaris, is de woning, tezamen met de bedrijfsruimte op de begane grond, door de erfgenamen geleverd aan [Y] B.V., die daartoe op 10 oktober 2016 ten overstaan van de notaris met de erfgenamen een koopovereenkomst had gesloten.

4.Standpunt van klager

Klager stelt dat hij de weduwnaar en wettige erfgenaam van erflater is en dat de notaris de woning onterecht, middels een valse akte, via het kadaster op 31 januari 2017 aan de heer [C] en mevrouw [D] heeft verkocht. Volgens klager had dit nooit en zeker niet zonder zijn toestemming mogen gebeuren.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht, omdat de vervaltermijn van drie jaren – als bedoeld in artikel 99 lid 21 van de Wet op het notarisambt – is overschreden
.Ten overvloede heeft de kamer hieraan toegevoegd, dat – als de klacht al ontvankelijk zou kunnen worden geacht – deze niet gegrond zou zijn bevonden.
5.2.
Het hof zal de klacht niet opnieuw inhoudelijk bespreken. De kamer heeft uitvoerig gemotiveerd waarom klager niet-ontvankelijk is verklaard in zijn klacht. Het beroepschrift van klager, het verweerschrift van de notaris en de behandeling van de zaak ter zitting in hoger beroep hebben geen ander licht op de zaak geworpen en geven het hof geen aanleiding tot een andere beoordeling dan die van de kamer of tot een nadere motivering.
5.3.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hof, evenals de kamer, van oordeel is dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht tegen de notaris wegens overschrijding van de vervaltermijn. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom bevestigen.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, C.H.M. van Altena en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2022 door de rolraadsheer.