In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De betrokkene, geboren in 1971, was eerder veroordeeld voor diefstal met een valse sleutel en het openbaar ministerie had een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 29.895,00. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen de eerdere veroordeling en de ontnemingsvordering.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 22 september 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die stelde dat de betrokkene verplicht moest worden om een bedrag van € 29.894,13 aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdediging voerde aan dat de betrokkene vrijgesproken diende te worden en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de ontnemingsvordering. Subsidiair werd verzocht om de ontnemingsvordering te matigen.
Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met een valse sleutel en dat zij wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Het hof heeft het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 29.894,13 en heeft de betrokkene de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de betrokkene ook een gijzeling van maximaal 597 dagen heeft opgelegd.