ECLI:NL:GHAMS:2022:2868

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2022
Publicatiedatum
7 oktober 2022
Zaaknummer
23-00227-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingszaak wegens gebrek aan veroordeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, die was ingesteld tegen de betrokkene, die eerder was veroordeeld voor het telen en aanwezig hebben van hennep en diefstal van elektriciteit. De politierechter had in eerste aanleg een betalingsverplichting van € 14.099,43 opgelegd aan de betrokkene. Echter, in het hoger beroep heeft het hof de betrokkene vrijgesproken van de gehele tenlastelegging in de strafzaak, waardoor de basis voor de ontnemingsvordering kwam te vervallen.

Het hof heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat de betrokkene niet was veroordeeld wegens een strafbaar feit. Dit arrest is gewezen na onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 22 september 2022 en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2022. De beslissing van het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht, waarbij het hof de vordering van het openbaar ministerie afwijst.

De uitspraak benadrukt het belang van een veroordeling in een strafzaak als voorwaarde voor het kunnen opleggen van een ontnemingsmaatregel. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de betrokkene en zijn raadsman in overweging genomen, maar heeft uiteindelijk geconcludeerd dat de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie gerechtvaardigd is.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002277-21
datum uitspraak: 6 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 15 mei 2020 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 09-020159-20 tegen de betrokkene
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Procesgang

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 14.099,43.
De betrokkene is in de strafzaak bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 15 mei 2020 veroordeeld ter zake van het telen en aanwezig hebben van hennep en diefstal van elektriciteit.
Voorts heeft de politierechter in de rechtbank Den Haag bij vonnis van 15 mei 2020 het wederrechtelijk verkregen voordeel en de betalingsverplichting vastgesteld op een bedrag van € 14.099,43.
De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De betrokkene is bij arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam van 6 oktober 2022 vrijgesproken van de gehele tenlastelegging in de hiervoor genoemde strafzaak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de betrokkene en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Het hof zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot ontneming van
het wederrechtelijk verkregen voordeel, nu de betrokkene niet is veroordeeld wegens een strafbaar feit.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. P. Greve en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 oktober 2022.
mr. Greve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]
[…]