ECLI:NL:GHAMS:2022:2868
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.P.M. van Rijn
- P. Greve
- A.M. Koolen - Zwijnenburg
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingszaak wegens gebrek aan veroordeling
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, die was ingesteld tegen de betrokkene, die eerder was veroordeeld voor het telen en aanwezig hebben van hennep en diefstal van elektriciteit. De politierechter had in eerste aanleg een betalingsverplichting van € 14.099,43 opgelegd aan de betrokkene. Echter, in het hoger beroep heeft het hof de betrokkene vrijgesproken van de gehele tenlastelegging in de strafzaak, waardoor de basis voor de ontnemingsvordering kwam te vervallen.
Het hof heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat de betrokkene niet was veroordeeld wegens een strafbaar feit. Dit arrest is gewezen na onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 22 september 2022 en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2022. De beslissing van het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht, waarbij het hof de vordering van het openbaar ministerie afwijst.
De uitspraak benadrukt het belang van een veroordeling in een strafzaak als voorwaarde voor het kunnen opleggen van een ontnemingsmaatregel. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de betrokkene en zijn raadsman in overweging genomen, maar heeft uiteindelijk geconcludeerd dat de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie gerechtvaardigd is.