ECLI:NL:GHAMS:2022:2901

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
23-001552-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van zakkenrollerij en poging tot zakkenrollerij met verdiscontering van de redelijke termijn in de strafmaat

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van zakkenrollerij en poging tot zakkenrollerij, gepleegd op 23 november 2019 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een Chinees paspoort, identiteitskaart, visum, creditcard en contant geld van een slachtoffer, alsook een poging tot diefstal van een rugzak van een ander slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een groep van zes vrouwen die samenwerkten om de slachtoffers te benadelen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, maar het hof heeft deze straf in hoger beroep gematigd tot 11 weken, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 weken, met aftrek van voorarrest.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001552-20
datum uitspraak: 20 september 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 juli 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-281838-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw ter terechtzitting naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
(zaak A)
zij, op of omstreeks 23 november 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een Chinees paspoort en of paspoorthoesje en/of een Chinese identiteitskaart en/of een visum en/of een creditcard en/of 600 euro en/of 700 RMB (Chinees geld), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
(zaak B)
zij, op of omstreeks 23 november 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om één of meerdere goed(eren) van haar/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
- die [slachtoffer 2] is/zijn genaderd en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] in de draaideur heeft/hebben gescheiden/afgezonderd van het gezelschap van die [slachtoffer 2] en/of
- ( vervolgens) met twee, in elk geval één, hand(en) naar de rits van de rugzak van die [slachtoffer 2] is/zijn gegaan en/of
- ( vervolgens) die rits heeft/hebben opengemaakt en/of
- ( vervolgens) een hand in die geopende rugzak heeft/hebben gestoken
- ( terwijl) het zicht voor omstanders heeft/hebben geblokkeerd met behulp van een sjaal en/of haar/hun licha(a)m(en),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
zij, in of omstreeks de periode van 18 november 2019 tot en met 23 november 2019 te Amsterdam en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- ( zaak D) een geldbedrag van (ongeveer) 600 euro en/of een pinpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] (1932)
- ( zaak H) een pinpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] (1945),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
zij, in of omstreeks de periode van 18 november 2019 tot en met 23 november 2019 te Amsterdam en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- ( zaak D) een geldbedrag van (ongeveer) 1800 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde] (1932) en/of
- ( zaak H) een geldbedrag van (ongeveer) 302,70 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] (1945),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of haar mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een pinpas tot het gebruik waarvan zij niet gemachtigd was/waren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen met betrekking tot de bewijsvragen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak terzake de feiten 3 en 4

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen is dat de verdachte medepleger is van de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten.
De raadsvrouw heeft vrijspraak voor deze feiten bepleit.
Het hof kan uit het dossier niet afleiden dat de verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt met de personen die de onder 3 en 4 tenlastegelegde diefstallen hebben gepleegd. Weliswaar was de verdachte aanwezig in de winkels waar het geld en de pinpassen werden weggenomen, maar dat is in deze gevallen onvoldoende om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen. Uit camerabeelden of ander bewijsmateriaal blijkt niet dat de verdachte betrokken was bij de geldopnames die met behulp van de gestolen pinpassen zijn gedaan. Bij die stand van zaken moet de verdachte van de onder 3 en 4 tenlastegelegde feiten worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ter zake van feiten 1 en 2

Feit 1 – zaak A
Aangever [slachtoffer 1] heeft op 23 november 2019 om 15.25 uur bij de receptie van hotel [hotel] in Amsterdam zijn paspoort in zijn heuptasje opgeborgen, het tasje dichtgeritst en schuin over zijn bovenlichaam gehangen. Hij is vervolgens in de lift gestapt en naar zijn kamer op de tweede etage gegaan. Hij stond in de lift met zes Oost-Europese vrouwen. Toen hij aankwam in zijn kamer ontdekte hij dat de rits van zijn heuptasje open stond en dat zijn paspoort, paspoorthoesje, ID-kaart, visum voor Duitsland, creditcard, € 600,00 en 700 RMB (Chinese renminbi, Chinees geld) waren weggenomen.
Op camerabeelden van het hotel is te zien dat om 15:25 uur zes vrouwen het hotel binnenkomen. Een van hen wordt door een verbalisant herkend als zijnde de verdachte. Om 15:27 uur zijn de vrouwen in de lobby. Bij het zien van ‘het slachtoffer’ [het hof begrijpt: aangever [slachtoffer 1]] blijven zij stil staan. [slachtoffer 1] loopt op dit moment richting de lift. Als [slachtoffer 1] nabij de vrouwen aankomt is te zien dat de vrouwen zich omdraaien en als groep [slachtoffer 1] volgen. Om 15:33 uur is geregistreerd dat de vrouwen in een colonne het hotel verlaten.
Op camerabeelden van het geldwisselkantoor ‘Pott Change’ van diezelfde dag tussen omstreeks 17:32 uur en 17:38 uur is te zien dat in totaal zes vrouwen aan komen lopen, waarvan één wordt herkend als zijnde de verdachte. Een van de vrouwen heeft een portemonnee vast, de rest staat om haar heen. Twee van hen geven geld aan de kassière, die vervolgens geld teruggeeft. Uit een bon van Pott Change van 23 november 2019 omstreeks 17:36 uur blijkt dat er toen onder meer Chinees geld (701 CNY, Chinese yuan renminbi) is gewisseld.
De verdachte maakte aldus deel uit van de groep van zes vrouwen die binnen ongeveer acht minuten gezamenlijk het hotel [hotel] is binnengegaan, [slachtoffer 1] heeft gespot, met hem de lift is ingegaan, en vervolgens het hotel weer binnen enkele minuten heeft verlaten. Diezelfde groep blijkt twee uur later over Chinees geld te beschikken en dat gezamenlijk te wisselen. Dit bedrag is nagenoeg gelijk aan het bedrag aan chinees geld dat aangever [slachtoffer 1] in zijn aangifte heeft vermeld. Uit deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien leidt het hof af dat het de verdachte is geweest die zich, samen met anderen, heeft schuldig gemaakt aan de diefstal van goederen van aangever [slachtoffer 1].
Feit 2 – zaak B
Verbalisanten zagen vervolgens dat dezelfde groep van zes vrouwen over het Damrak richting het Centraal Station liepen. Zij liepen op enig moment achter drie vrouwen met een Aziatisch uiterlijk, waaronder een vrouw gekleed in een rode jas en met een rugtas [het hof begrijpt: een rugzak] op haar rug. Dit bleek later aangeefster [slachtoffer 2] te zijn. Ter hoogte van het Beursplein liepen de drie vrouwen naar het fietspad, kennelijk met de bedoeling om over te steken richting de [winkel]. Een verbalisant heeft gerelateerd dat het zestal vrouwen keek naar de drie vrouwen en zich als groep achter hen positioneerde. Op het moment dat de drie vrouwen overstaken, staken ook de zes verdachten over. Zij gingen zeer dicht achter de drie Aziatische vrouwen lopen. Toen [slachtoffer 2] de draaideur van de [winkel] binnen wilde gaan zag een verbalisant dat de groep van zes vrouwen zich rondom haar positioneerde. Eén van de vrouwen, medeverdachte [medeverdachte 1], ging vlak achter de aangeefster lopen. De groep scheidde aangeefster van de twee andere vrouwen en [medeverdachte 1] ging met twee handen naar de rugtas en opende de ritssluiting vlak voor de draaideur. Medeverdachte [medeverdachte 2] liep op dat moment links van aangeefster en trok haar sjaal wijd uit elkaar ter hoogte van de rugtas. De verbalisant zag dat de rugtas helemaal open stond op het moment dat [slachtoffer 2] en de verdachten de draaideur uitkwamen. Omdat de vriendinnen van [slachtoffer 2] haar erop wezen dat haar rugtas open stond, deed ze haar tas af, controleerde de inhoud en deed deze weer dicht. De zes verdachten liepen vervolgens verder.
De verdachte maakte aldus nog steeds deel uit van dezelfde groep vrouwen die, korte tijd na de diefstal in hotel [hotel], gezamenlijk achter het nieuwe beoogde slachtoffer aanloopt, haar zeer dicht nadert en scheidt van haar gezelschap, waarna één van de medeverdachten probeert haar te bestelen. Het hof acht de genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, redengevend voor het bewijs dat de groep van zes vrouwen, waar de verdachte deel van uitmaakte, bewust en nauw hebben samengewerkt bij de poging tot diefstal van aangeefster [slachtoffer 2].

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 23 november 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een Chinees paspoort en paspoorthoesje en een Chinese identiteitskaart en een visum en een creditcard en 600 euro en 700 RMB (Chinees geld), die aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
zij op 23 november 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededaders voorgenomen misdrijf om een goed van hun gading, dat aan een ander dan aan verdachte en haar mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
- die [slachtoffer 2] zijn genaderd en
- vervolgens die [slachtoffer 2] in de draaideur hebben gescheiden van het gezelschap van die [slachtoffer 2] en
- vervolgens met twee handen naar de rits van de rugzak van die [slachtoffer 2] zijn gegaan en
- vervolgens die rits hebben opengemaakt en
- vervolgens een hand in die geopende rugzak hebben gestoken
-terwijl zij het zicht voor omstanders hebben geblokkeerd met behulp van een sjaal en hun lichamen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde (het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte en haar mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan zakkenrollerij en een poging daartoe. Zakkenrollerij veroorzaakt veel overlast in Amsterdam en draagt bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid. De verdachten handelden in een nauw samenwerkingsverband om hun slachtoffers eigendommen afhandig te maken. Dit is laakbaar gedrag, dat blijk geeft van een gebrek aan respect voor andermans eigendommen.
Het hof is gelet op de straffen die rechters voor dergelijke feiten plegen op te leggen en die hun weerslag hebben gevonden in LOVS-oriëntatiepunten van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf en acht een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken in beginsel passend. Het hof heeft echter rekening te houden met de omstandigheid dat in hoger beroep de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Namens de verdachte is immers op 17 juli 2020 hoger beroep ingesteld en het hof wijst op 20 september 2022 – dus 26 maanden later – arrest. Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn verdisconteren in de strafmaat, in die zin dat voornoemde gevangenisstraf met 1 week zal worden gematigd.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 600,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. V.M.A. Sinnige en, in tegenwoordigheid van mr. S.K. van Eck, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 september 2022.
=========================================================================
[…]