Uitspraak
Onderzoek ter terechtzitting
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
BESLISSING
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 oktober 2022.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 21 juli 2021 was gewezen. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep, omdat niet voldaan is aan de eisen van betekening van de aanzegging aan de verdachte. De verdachte was in eerste aanleg gedagvaard en is bij verstek veroordeeld. Het openbaar ministerie heeft op 4 augustus 2021 hoger beroep ingesteld, maar uit het dossier blijkt dat de betekening van het hoger beroep aan de verdachte niet correct heeft plaatsgevonden volgens artikel 409 van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft vastgesteld dat de dagvaarding op 5 juli 2021 aan een medewerker van het openbaar ministerie is betekend, maar dat de verdachte zelf niet op de juiste wijze op de hoogte is gesteld van het hoger beroep. Hierdoor is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tot het moment waarop aan de betekeningseisen is voldaan. De beslissing van het hof is genomen in een meervoudige strafkamer, waarbij de voorzitter en de oudste raadsheer niet in staat waren om het arrest mede te ondertekenen.
De uitspraak benadrukt het belang van correcte betekening in het strafproces en de gevolgen van het niet naleven van deze procedurele vereisten voor de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep.