ECLI:NL:GHAMS:2022:3052

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2022
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
23-002217-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in hoger beroep wegens niet voldoen aan betekeningseisen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 21 juli 2021 was gewezen. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep, omdat niet voldaan is aan de eisen van betekening van de aanzegging aan de verdachte. De verdachte was in eerste aanleg gedagvaard en is bij verstek veroordeeld. Het openbaar ministerie heeft op 4 augustus 2021 hoger beroep ingesteld, maar uit het dossier blijkt dat de betekening van het hoger beroep aan de verdachte niet correct heeft plaatsgevonden volgens artikel 409 van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft vastgesteld dat de dagvaarding op 5 juli 2021 aan een medewerker van het openbaar ministerie is betekend, maar dat de verdachte zelf niet op de juiste wijze op de hoogte is gesteld van het hoger beroep. Hierdoor is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tot het moment waarop aan de betekeningseisen is voldaan. De beslissing van het hof is genomen in een meervoudige strafkamer, waarbij de voorzitter en de oudste raadsheer niet in staat waren om het arrest mede te ondertekenen.

De uitspraak benadrukt het belang van correcte betekening in het strafproces en de gevolgen van het niet naleven van deze procedurele vereisten voor de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002217-21
datum uitspraak: 13 oktober 2022
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2021 in de strafzaak onder parketnummer 96-308628-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1999,
adres: [adres] .

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 oktober 2022.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is in eerste aanleg gedagvaard om op 21 juli 2021 te verschijnen ter terechtzitting van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De dagvaarding is aan een medewerker van het openbaar ministerie betekend op 5 juli 2021. De verdachte is vervolgens op 21 juli 2021 bij verstek veroordeeld.
Het openbaar ministerie heeft op 4 augustus 2021 hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. Uit het dossier blijkt niet dat is voldaan aan de eisen van artikel 409 van het Wetboek van Strafvordering betreffende de betekening van het hoger beroep aan de verdachte. Derhalve is het hof van oordeel dat de officier van justitie tot het moment waarop wel aan die eisen is voldaan niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. N. van der Wijngaart en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 oktober 2022.
De voorzitter en de oudste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.