Uitspraak
1.Het geding
Het hof begrijpt het onderhavige verzoek zo dat het zich opnieuw richt tegen de mrs. [naam01] , [naam02] en [naam03] , in ieder geval tegen de voorzitter mr. [naam01] .
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 januari 2022 een wrakingsverzoek ontvangen van verzoeker, die eerder op 21 december 2021 een vergelijkbaar verzoek had ingediend dat was afgewezen. Het wrakingsverzoek betreft de raadsheren A.N. van de Beek, A.M. van Amsterdam en M.L.M. van der Voet, die betrokken zijn bij het hoger beroep tegen een veroordeling wegens belaging van een slachtoffer. Verzoeker stelt dat hij ten onrechte is veroordeeld en dat de voorzitter van de zittingscombinatie niet onpartijdig is. Het hof heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die na het eerdere verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. Volgens artikel 513, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling worden genomen, tenzij er nieuwe feiten zijn. Aangezien verzoeker geen nieuwe feiten heeft aangedragen, heeft de wrakingskamer besloten het verzoek buiten behandeling te laten. De wrakingskamer heeft ook geoordeeld dat verzoeker misbruik maakt van de mogelijkheid tot wraking door een tweede verzoek in te dienen zonder nieuwe gronden. De beslissing is genomen op 27 januari 2022, waarbij de wrakingskamer het verzoek heeft afgewezen en heeft bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze strafzaak niet in behandeling zal worden genomen.