ECLI:NL:GHAMS:2022:3063

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
29 oktober 2022
Zaaknummer
200.302.950/03
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking in civiele procedure, niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft verzoeker op 18 maart 2022 een verzoek tot wraking ingediend tegen de rechters die de hoofdzaak behandelden. Dit verzoek volgde op een mondelinge behandeling die op 7 februari 2022 had plaatsgevonden, waarbij verzoeker niet aanwezig was. De rechters hadden op 15 maart 2022 een beschikking gegeven in de hoofdzaak. Verzoeker stelde dat er een partijdige en vooringenomen uitspraak was gedaan, waarbij belangrijke informatie was genegeerd.

De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat een verzoek tot wraking tijdig moet worden ingediend. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend, aangezien de einduitspraak al was gedaan. Hierdoor was er geen sprake meer van rechters die de zaak behandelden in de zin van de wet.

De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat het verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling moest worden gesteld. De beslissing om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren is op 1 april 2022 genomen door de betrokken rechters, waarbij opgemerkt werd dat twee rechters niet in staat waren de beslissing te ondertekenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
zaaknummer : 200.302.950/03
beslissing van de wrakingskamer van 1 april 2022
inzake het op 18 maart 2022 gedane verzoek door
[naam] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: verzoeker.

1.Het geding

In de civiele procedure met de zaaknummers 200.302.950/01 en 200.302.950/02 (hierna: de hoofdzaak) heeft verzoeker op 18 maart 2022 ter griffie van het gerechtshof Amsterdam (hierna: het gerechtshof) een verzoek ingediend tot wraking. Het verzoek strekt tot wraking van ‘de rechtbank’, waaruit het hof afleidt: de raadsheren die de hoofdzaak hebben behandeld, namelijk mr. G.W. Brands-Bottema, mr. A.N. van de Beek en mr. J.A. van Keulen (hierna gezamenlijk te noemen: de raadsheren).

2.De feiten en het procesverloop

De mondelinge behandeling in de hoofdzaak heeft plaatsgevonden op 7 februari 2022. Verzoeker was daarbij niet aanwezig. Vervolgens hebben de betreffende raadsheren een beschikking gegeven, die op 15 maart 2022 in het openbaar is uitgesproken.

3.Het wrakingsverzoek

Blijkens de brief van 17 maart 2022, ingekomen op 18 maart 2022, houdt het verzoek tot wraking, voor zover van belang, het volgende in: in de hoofdzaak is er een partijdige, vooringenomen uitspraak gedaan met verstrekkende gevolgen, waarbij doelbewust doorslaggevende informatie is genegeerd.

4.Het oordeel van de wrakingskamer

4.1
Artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) houdt in dat op verzoek
van een partij, elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, waarbij vermeld dient te worden dat zo’n verzoek op grond van artikel 37 Rv tijdig dient te worden gedaan.
4.2
De wrakingskamer is van oordeel dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend: de einduitspraak, in de vorm van de beschikking, was al uitgesproken. Op het moment van het indienen van het wrakingsverzoek was er daarom niet langer sprake van ‘rechters die een zaak behandelen’ in de zin van artikel 36 Rv. Een wrakingsverzoek dat na de einduitspraak wordt gedaan, is tardief.
4.3
Omdat het verzoek tot wraking te laat is gedaan, zal de wrakingskamer het verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling stellen. Aan een inhoudelijke behandeling van het wrakingsverzoek komt de wrakingskamer dan ook niet toe.
4.4
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

Het hof:
verklaart de verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking.
Deze beslissing is op 1 april 2022 gegeven door mr. P.F.E. Geerlings, mr. S.M.M. Bordenga en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier.
Mr. P.F.E. Geerlings en mr. A.N. Biersteker zijn buiten staat deze beslissing te ondertekenen.