In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1992, werd beschuldigd van het besturen van een motorrijtuig onder invloed van alcohol op 21 juni 2021 te Purmerend. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die het onderzoeksresultaat van de ademanalyse had geschrapt om te voorkomen dat het rijbewijs van de verdachte ongeldig zou worden verklaard. Het hof oordeelde dat de politierechter ten onrechte het bewijs had geschrapt, aangezien de verdachte eerder was veroordeeld voor een vergelijkbaar delict en het alcoholgehalte in zijn adem 610 microgram per liter bleek te zijn, wat boven de wettelijke grens ligt.
Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het tenlastegelegde bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 750,00 en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn inspanningen om zijn leven te verbeteren en zijn noodzaak om te rijden voor werk. Desondanks oordeelde het hof dat de ernst van het feit en de recidive van de verdachte een strenge straf rechtvaardigden. De proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf werd met een jaar verlengd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van verkeersveiligheid en de gevolgen van rijden onder invloed.