In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 december 2020. De verdachte, geboren in 1999, was aangeklaagd voor het bedreigen van politica Simons via een bericht in een chatgroep op Instagram. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging, die werd vernietigd. De verdachte had het bericht geplaatst met de intentie om aandacht te trekken van overheidsdiensten, maar het hof oordeelde dat hij zich bewust was van de kans dat het bericht bij de politie en de bedreigde zou komen. De verdediging voerde aan dat de bedreiging niet serieus genomen kon worden, maar het hof verwierp deze argumenten en oordeelde dat de bedreiging ernstig was, vooral gezien de status van de bedreigde als volksvertegenwoordiger. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De advocaat-generaal had een zwaardere straf geëist, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en de impact op de bedreigde. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Het hof oordeelde dat de bedreiging de verdachte des te zwaarder kon worden aangerekend, omdat het om een volksvertegenwoordiger ging, en dat het van groot belang is dat politici zonder angst hun werk kunnen doen. Het hof heeft ook overwogen dat er onvoldoende bewijs was voor een discriminatoir motief achter de bedreiging. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan het witwassen van een geldbedrag van ongeveer €10.000, wat de integriteit van de economie bedreigt. Het hof heeft de voorlopige hechtenis opgeheven en het vonnis van de rechtbank voor het overige bevestigd.