ECLI:NL:GHAMS:2022:3278

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
200.311.730/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van omgangsregelingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam (GI). De moeder van de kinderen, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 23 mei 2022 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd. De vader van de kinderen, die ook betrokken is bij de procedure, heeft zijn advocaat ingeschakeld en is van mening dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen.

De kinderen staan sinds 21 juli 2021 onder toezicht van de GI, en de ouders hebben gezamenlijk het gezag over hen. De moeder heeft in haar verzoek tot vernietiging van de bestreden beschikking aangevoerd dat er geen vooruitgang is geboekt in de hulpverlening en dat de vader niet in staat is om een veilige omgangsregeling te bieden. De GI daarentegen heeft betoogd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de omgang tussen de vader en de kinderen te waarborgen en hen te beschermen tegen een negatief beeld van hun vader.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen en geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling van de kinderen moet worden voortgezet. Het hof heeft vastgesteld dat er een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen bestaat, vooral door de afwijzende houding van de moeder ten aanzien van de vader. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank om de ondertoezichtstelling te verlengen bekrachtigd, met als doel de kinderen de kans te geven een band met hun vader op te bouwen en hen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van het ontbreken van contact met hem.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.311.730/01
zaaknummer rechtbank: C/15/327552 / JU RK 22-653
beschikking van de meervoudige kamer van 22 november 2022 in de zaak van
[de moeder],
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A. Vogelaar te Wormerveer,
en
de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [de vader] (hierna te noemen: de vader), wonende te [plaats B] , advocaat mr. K.J. Kanning te Assen;
- na te noemen minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- na te noemen minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag,
locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank), van 23 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 14 juni 2022 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 23 mei 2022.
2.2
De GI heeft op 6 oktober 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de vader van 13 oktober 2022 met bijlage;
- een bericht van de zijde van de moeder van 14 oktober 2022 met bijlage.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 20 oktober 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanager;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer W.R. Daalderop;

3.De feiten

3.1
Uit het op 22 januari 2019 door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
- [minderjarige 1] [in] 2016;
- [minderjarige 2] [in] 2018.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen).
3.2
De kinderen staan sinds 21 juli 2021 onder toezicht van de GI.
3.3
Bij beschikking van 12 december 2018 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, een tijdelijke zorgregeling vastgesteld, inhoudende dat de kinderen (begeleide) omgang met de vader zullen hebben, op een wijze en locatie en met een frequentie vast te stellen door het Jeugdteam.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, op dienovereenkomstig verzoek van de GI, de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 10 december 2022.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, naar het hof begrijpt, het inleidende verzoek van de GI alsnog af te wijzen.
4.3
De GI verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 260, eerste lid, in verband met artikel 255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
Standpunten partijen
5.2
De moeder stelt dat niet aan de gronden van artikel 1:255 BW wordt voldaan. De ouders zijn al vijf jaar lang bezig met hulpverlening, maar er is geen enkele vooruitgang geboekt. Er is op veel manieren geprobeerd het contact tussen de vader en de kinderen tot stand te laten komen, maar de vader heeft het steeds laten afweten. De vader heeft geen mogelijkheden om voor de lange termijn een veilige en voorspelbare omgangsregeling vorm te geven. Bovendien neemt de draagkracht van de moeder verder af. Zij houdt dit niet veel langer vol. Het is voor de moeder zwaar om de kinderen steeds te motiveren om naar de omgangsmomenten te gaan en de kinderen op te vangen na de omgangsmomenten. De moeder is van mening dat de omgang tussen de vader en de kinderen moet worden stopgezet, zodat zij en de kinderen rust krijgen.
5.3
De GI is van mening dat de ondertoezichtstelling nodig is zodat de omgang tussen de vader en de kinderen niet stagneert en de kinderen verder niet in hun (identiteits-)ontwikkeling worden bedreigd. De vrees bestaat dat de kinderen dan zullen opgroeien met een negatief beeld van hun vader. Nu er een voorzichtige positieve lijn in het contact tussen de vader en de kinderen is, is het belangrijk dat dit in het kader van een ondertoezichtstelling wordt voortgezet. Er zijn nu vaste afspraken gemaakt over de omgangsmomenten tot en met december 2022 en daarna zullen de omgangsmomenten worden geëvalueerd. Er is nog onvoldoende voorspelbaarheid en continuïteit in de omgang tussen de vader en de kinderen. Om ervoor te zorgen dat de kinderen een stabiele omgangsregeling met de vader hebben, is het nodig dat de moeder niet langer aanwezig is bij de omgangsmomenten en zij de kinderen emotioneel toestemming geeft om onbelast contact te hebben met hun vader.
5.4
De vader is van mening dat wel degelijk aan de voorwaarden van voornoemd artikel is voldaan. Er is volgens de vader vooruitgang geboekt en hij komt zijn afspraken na. De vader accepteert de hulpverlening van Edpat. Hij wil graag toewerken naar een omgangsregeling van eens per drie weken, waar de moeder niet meer bij aanwezig is. Als de ondertoezichtstelling nu wordt beëindigd, dan zal de moeder de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen onmiddellijk beëindigen, omdat zij geen rol voor de vader ziet in het leven van de kinderen.
5.5
De raad adviseert de bestreden beschikking te bekrachtigen. De raad is van mening dat de hulp die door middel van de ondertoezichtstelling geboden wordt, noodzakelijk is. Ondanks de belasting hiervan voor de moeder is het toch belangrijk dat het gedwongen kader in stand blijft. Op het moment dat het gedwongen kader wegvalt, zal er geen contact meer met de vader zijn, waardoor er sprake is van een ontwikkelingsbedreiging van de kinderen.
Oordeel van het hof
5.6
Het hof overweegt dat volgens vaste jurisprudentie hoge eisen dienen te worden gesteld aan de motivering van een zogenoemde ‘omgangsondertoezichtstelling’. Dit houdt in dat sprake dient te zijn van een onderbouwing waaruit blijkt dat voldaan is aan de wettelijke eisen genoemd in artikel 1:255 lid 1 BW. Het toepassen van de maatregel van ondertoezichtstelling betekent immers een inmenging in het gezinsleven van de ouders en het kind. Deze maatregel is slechts gerechtvaardigd indien zij berust op de in de wet aangegeven gronden en dient ter bescherming van het belang van het kind.
5.7
De rechtbank heeft 12 december 2018 een zorgregeling vastgesteld, welke regeling onder toezicht en begeleiding van het Jeugdteam zal worden uitgewerkt. In het vrijwillig kader is het de ouders echter niet gelukt de omgang tussen de vader en de kinderen goed vorm te geven, ook niet met behulp van het Omgangshuis. Er is sprake van een complexe echtscheiding waarbij de ouders niet in staat zijn om met elkaar te communiceren. In het kader van de ondertoezichtstelling zijn de ouders in oktober 2021 opnieuw gestart bij het Omgangshuis en daar is een begin gemaakt in het contact tussen de vader en de kinderen. Het Omgangshuis heeft geadviseerd de begeleide omgang voort te zetten. Hulpverleningsinstelling Nicare heeft de omgangsbegeleiding in april 2022 overgenomen. Op 28 juni, 6 juli, 28 juli, 16 augustus en 18 oktober 2022 heeft begeleide omgang plaatsgevonden. Uit de rapportages van Nicare volgt dat de kinderen het contact met de vader nog spannend vinden, maar dat er positieve ontwikkelingen worden gezien tijdens het bezoek en dat er een groei in het contact is te zien. Het streven van de GI is te komen tot een bezoekregeling van één keer per drie weken.
De kinderen ontwikkelen zich positief. Vanuit school zijn er geen zorgen. Nicare kan ook opvoedondersteuning geven met betrekking tot de driftbuien van [minderjarige 1] .
De vader ontvangt hulp van de zorginstelling Edpat. Zij ondersteunen hem op verschillende vlakken, zoals dagbesteding, financiën, werk, hulp bij het schrijven van mails en het sturen van kaartjes naar de kinderen, reisbegeleiding, sociaal-emotionele hulp. Ook de begeleider van Edpat ziet een positieve groei bij de vader. De vader heeft op dit moment een baan en heeft zijn woning en tuin opgeknapt. Hij doet erg zijn best om zich te houden aan de afspraken met de gezinsmanager en laat dit ook zien door altijd aanwezig te zijn bij de omgangsmomenten, aldus Edpat.
De moeder woont met de kinderen bij haar ouders. Zij werkt als vrijwilliger bij de kleding- en speelgoedbank. De moeder krijgt begeleiding van Psychro, onder andere om beter om te kunnen gaan met de stress rondom de omgangsmomenten. De hulpverlening van Nicare aan de moeder komt moeizaam tot stand. Afspraken worden door de moeder afgezegd en verschoven, hoewel er veel rekening wordt gehouden met haar agenda.
5.8
Gelet op de uitingen van de moeder over de omgang zal er zonder de maatregel van een ondertoezichtstelling naar verwachting geen omgang tussen de vader en de kinderen meer plaatsvinden. Het hof is van oordeel dat de vader en de kinderen niet de mogelijkheid mag worden ontnomen om door middel van een stabiele omgangsregeling een band met elkaar op te kunnen bouwen. De ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen is gelegen in een combinatie van factoren. Niet alleen de sterk afwijzende houding van de moeder ten aanzien van het contact tussen de vader en de kinderen en ten aanzien van de vader als ouder, maar ook het risico dat de kinderen bij de moeder en haar ouders zullen opgroeien met een negatief beeld van de vader, maakt dat de kinderen ernstig in hun (identiteits)ontwikkeling worden bedreigd. Daarnaast verloopt de communicatie tussen de ouders nog steeds moeizaam en vervallen zij snel in verwijten naar elkaar. Hierdoor worden de kinderen belast met de spanningen tussen de ouders, waardoor er bij de kinderen stress ontstaat. Het hof overweegt dat het niet hebben van contact met de vader kan leiden tot problemen in de ontwikkeling van de kinderen. Daarbij neemt het hof de jonge leeftijd van de kinderen in aanmerking. Het nu stopzetten van het contact zal het voor de kinderen lastig maken om als zij wat ouder zijn het contact met hun vader weer aan te gaan. Daarbij komt dat het zeer verwarrend zal zijn voor de kinderen als het contact plotseling stopt, nadat ze hun vader inmiddels meerdere keren hebben gezien. De kinderen en de vader krijgen bij stopzetting van de omgang niet de kans een band met elkaar op te bouwen, terwijl zij daar wel belang bij en ook recht op hebben nu er geen contra-indicaties voor omgang zijn. Voor de continuering van de omgang tussen de vader en de kinderen is, gelet op het voorgaande, een gedwongen kader nog nodig.
Dat de vader mogelijk voor langere tijd begeleiding nodig zal hebben bij de omgang, betekent niet dat de verwachting niet gerechtvaardigd is dat de ouders binnen een aanvaardbare termijn in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. De vader heeft ter zitting aangegeven dat Nicare de omgangsbegeleiding kan blijven bieden.
Het hof zal de grieven van de moeder verwerpen en de beslissing van de rechtbank om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen, bekrachtigen.
5.9
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. A.N. van de Beek en mr. J.F. Miedema, in tegenwoordigheid van mr. A. Blijleven als griffier en is op 22 november 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.