ECLI:NL:GHAMS:2022:3292
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de vordering tot profijtontneming in een ontnemingszaak na hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 oktober 2020. De zaak betreft een vordering van het openbaar ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in eerste aanleg was veroordeeld voor het witwassen van € 3.490,- en een Mercedes-Benz. De rechtbank had de betrokkene verplicht om € 10.000,- aan de Staat te betalen ter ontneming van dit voordeel. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Tijdens de zittingen in hoger beroep op 4 januari 2022 en 24 oktober 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die stelde dat de verplichting tot betaling aan de Staat op nihil moest worden vastgesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene de Mercedes-Benz had gekocht en deze tussen 21 mei 2020 en 24 mei 2020 op zijn naam had staan. De waarde van de auto werd geschat tussen de € 10.000,- en € 14.000,- en was eerder verbeurd verklaard in een vonnis tegen de zus van de betrokkene.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. Dit arrest is uitgesproken in een openbare terechtzitting en is ondertekend door de griffier. De rechters R.P. den Otter, A.P.M. van Rijn en A. Dantuma-Hieronymus waren betrokken bij deze uitspraak, waarbij mr. A.P.M. van Rijn en mr. A. Dantuma-Hieronymus niet in staat waren het arrest mede te ondertekenen.