ECLI:NL:GHAMS:2022:332

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
21/00093
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake douanerechten en indeling van goederen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, een logistieke dienstverlener, tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de indeling van 'led rabbits' voor douanedoeleinden en de vraag of de inspecteur van de Belastingdienst/Douane terecht een verzoek tot terugbetaling van douanerechten heeft afgewezen. Belanghebbende had op 10 februari 2015 aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van de led rabbits, die zij had ingedeeld onder GN-code 9405 40 39 00, als elektrische verlichtingstoestellen. De inspecteur vorderde echter meer douanerechten en stelde dat de goederen onder een andere code ingedeeld moesten worden, wat leidde tot een hogere belasting. Na een afwijzing van het verzoek om terugbetaling door de inspecteur en een ongegrondverklaring van het beroep door de rechtbank, heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft vastgesteld dat de led rabbits niet als verlichtingstoestel kunnen worden ingedeeld en dat de indeling als feestartikel of speelgoed ook niet kan worden gevolgd. Uiteindelijk heeft het Hof geoordeeld dat de led rabbits moeten worden ingedeeld als 'beeldjes en andere versieringsvoorwerpen' onder post 3926. Het verzoek om terugbetaling is afgewezen, en het hoger beroep is ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 21/00093
25 januari 2022
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X], gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: [naam] )
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 19/1271 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane,de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is op 10 februari 2015 een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) van douanerechten uitgereikt voor een bedrag van € 969,52.
1.2.
Belanghebbende heeft op 6 februari 2018 een verzoek tot terugbetaling van de douanerechten ingediend. Bij beschikking van 3 september 2018 heeft de inspecteur dit verzoek afgewezen. Bij uitspraak op bezwaar van 1 februari 2019 heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende tegen de afwijzing afgewezen.
1.3.
Bij uitspraak van 1 december 2020 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof
ingekomen op 19 januari 2021 en is nader aangevuld bij brief van 9 maart 2021. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

Feiten
1. Eiseres is een logistieke dienstverlener. Haar specialisatie ligt in transport, opslag, distributie en douaneafhandeling van onder andere algemene koopmansgoederen.
2. Eiseres heeft op 10 februari 2015 in eigen naam aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van ‘led rabbits’ met een douanewaarde van € 20.628. Eiseres heeft de led rabbits in deze aangifte in de gecombineerde nomenclatuur (GN) ingedeeld onder GN-code 9405 40 39 00 (“elektrische verlichtingstoestel van kunststof: andere”).
3. Verweerder heeft daarop ter zake van de invoer van led rabbits de meer verschuldigde douanerechten (zijnde 4.7% aan invoerrechten over de douanewaarde) nagevorderd door middel van de uitnodiging tot betaling (utb) tot een bedrag van € 969,52.
4. Eiseres heeft op 6 februari 2018 verzocht om terugbetaling van de douanerechten van € 969,52. In het verzoek geeft eiseres aan dat de led rabbits als “nabootsingen van dieren, niet opgevuld” onder GN-code 9503 00 49 90 ingedeeld hadden moeten worden. (Goederen onder deze GN-code worden belast met 0% douanerechten).”
2.2.
In aanvulling op bovenstaande stelt het Hof de volgende feiten vast.
2.3.
Belanghebbende en de inspecteur hebben ter zitting van het Hof in totaal drie exemplaren van de betreffende led rabbits overgelegd. Het betreft konijnfiguren van witte kunststof, van ongeveer 10 x 10 x 10 cm, aan de onderkant afgevlakt zodat zij kunnen worden neergezet. De figuren zijn voorzien van vervangbare knoopcelbatterijen en een schakelaar waarmee het ledlampje in het figuur kan worden aan- en uitgezet. Door het brandende lampje licht het figuurtje op, afwisselend in de kleuren paars, blauw, rood en groen. Het is niet mogelijk het lampje in een constante kleur te laten branden. Twee van de led rabbits bevonden zich nog in de verpakking: een kartonnen bakje met streepjesmotief in pastelkleuren en opdruk van gras, in een doorzichtige plastic doosje, voorzien van een gestrikt geel lint. Op de verpakking wordt de led rabbit omschreven als “LED figuur met kleureffecten”.
2.4.
Tot de gedingstukken behoort een pagina uit een folder van het Kruidvat, waarin de led rabbits in de afdeling “piepkleine paasprijsjes” worden aangeprezen als “ledhaas met kleureffect”.
2.5.
In de verpakking bevindt zich een gebruiksaanwijzing. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
“Let op!
(…)
Dit product mag alleen worden gebruikt als decoratie. Dit product is geen speelgoed. Buiten het bereik van kinderen houden.”

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Tussen partijen is in geschil of het verzoek tot terugbetaling van belanghebbende terecht is afgewezen.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in
de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het proces-verbaal dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

4.Relevante wet- en regelgeving

4.1.
Post 3926 (tekst 2015) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
(…)
4.2.
Post 9405 (tekst 2015) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
(…)
4.3.
Post 9503 (tekst 2015) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
(…)
4.4.
Post 9505 (tekst 2015) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

5.Overwegingen van de rechtbank

De rechtbank heeft het volgende overwogen:

Beoordeling van het geschil
9. Op grond van het bepaalde in artikel 116, eerste lid, onder a, van het Douanewetboek van de Unie (DWU) bestaat recht op terugbetaling van invoerrechten die teveel in rekening zijn gebracht in de zin van artikel 117, eerste lid, DWU, indien het bedrag dat correspondeert met de aanvankelijk meegedeelde douaneschuld het verschuldigde bedrag overschrijdt. Aangezien eiseres een beroep op deze bepaling doet, rust op haar de last aannemelijk te maken dat een te hoog bedrag aan douanerechten is betaald.
10. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie (hierna: HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer HvJ 26 april 2017, C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV), r.o. 39 en 45). De inhoud van GS- en GN-toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer HvJ 26 november 2015, C-44/15 (Duval GmbH & Co, KG.), r.o. 24).
11. De led rabbit is een van relatief harde kunststof gemaakt diertje (door eiseres op de zitting als haasje en door verweerder als konijntje aangeduid) (uitgevoerd in een witte of enigszins transparante kleur; de oortjes zijn roze), dat is voorzien van een ingebouwd ledlampje dat van stroom wordt voorzien door een verwisselbaar knoopbatterijtje. De kleur van het licht verandert doorlopend van rood naar groen, blauw en paars. Het licht is echter te zwak om er een ruimte mee te verlichten. Partijen zijn het erover eens dat de led rabbit daarom niet als verlichtingstoestel onder GN-code 9405 40 39 90 kan worden ingedeeld en dat deze goederencode waaronder de led rabbit in de aangifte voor het vrije verkeer is aangegeven niet juist is. Het diertje kent drie varianten: zittend, staand en op de rug liggend.
12. Eiseres heeft haar eerdere stellingen over de indeling van de led rabbit tijdens het onderzoek ter zitting laten vervallen. Zij voert thans uitsluitend aan dat de led rabbit door verweerder ingedeeld had moeten worden als feestartikel en dat bij die indeling minder invoerrechten zijn verschuldigd dan door haar zijn betaald.
13. Gelet op de objectieve kenmerken en eigenschappen van het product is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een feestartikel. De led rabbit heeft – met name gezien de relatief korte lengte van de oren en de afwezigheid van zichtbaar relatief lange achterpoten - de vorm van een konijn en niet van een haas. Naar het oordeel van de rechtbank is de led rabbit daarom niet te beschouwen als uitsluitend ontworpen, vervaardigd en te herkennen als feestartikel en op grond van constructie en ontwerp bedoeld voor gebruik voor een specifieke festiviteit. De led rabbit heeft dan ook geen speciale relatie met het paasfeest, ook niet in een meer verwijderd verband.
14. Nu de door eiseres voorgestane indeling van de led rabbit naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden gevolgd, heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij invoerrechten heeft betaald die zij niet was verschuldigd.
15. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het verzoek om terugbetaling naar het oordeel van de rechtbank terecht afgewezen en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”

6.Beoordeling van het geschil

6.1.
Partijen hebben zich eenparig op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een verlichtingstoestel. Het Hof acht dit standpunt juist en sluit zich hier bij aan. Partijen houdt verdeeld of sprake is van een feestartikel als bedoeld in post 9505 (primair standpunt belanghebbende), van speelgoed als bedoeld in post 9503 (subsidiair standpunt belanghebbende), dan wel van ‘andere artikelen van kunststof’ als bedoeld in post 3926 (standpunt inspecteur). Het Hof overweegt ter zake als volgt.
6.2.
Het Hof volgt belanghebbende niet in haar standpunt dat de led rabbits moeten worden ingedeeld als feestartikel. Uit de GN-toelichting op post 9505, welke in dit verband weliswaar niet als wettelijk bepalend, maar wel als nuttig hulpmiddel voor de indeling kwalificeert, volgt dat als feestartikelen worden aangemerkt artikelen met een decoratieve waarde, die ontworpen, vervaardigd en herkenbaar zijn als feestartikel en gebruikt worden tijdens een specifieke festiviteit, zoals het paasfeest. Als voorbeeld worden onder meer ‘paashazen’ genoemd. De led rabbits zijn echter geen paashazen, omdat geen van de objectieve kenmerken of eigenschappen van de led rabbits direct of indirect verwijst naar het paasfeest. De enkele uitbeelding van een konijn of een haas is te algemeen en onvoldoende om te kunnen spreken van een ‘paashaas’. De kleurrijke verpakking met gele strik en de aanprijzing in de paasfolder als “ledhaas met kleureffect” maken dit niet anders; dit zijn immers geen objectieve kenmerken of eigenschappen van het in te delen product.
6.3.
Het Hof volgt belanghebbende ook niet in haar standpunt dat de led rabbits moeten worden ingedeeld als speelgoed. Van speelgoed is sprake indien een artikel bestemd is voor vermaak van kinderen of volwassenen. Belanghebbende heeft op zichzelf met juistheid betoogd dat de vermelding in de gebruiksaanwijzing dat geen sprake is van speelgoed en dat het artikel buiten bereik van kinderen moet worden gehouden (zie 2.5), niet aan indeling als ‘speelgoed’ in de weg staat. Voor de indeling dient te worden uitgegaan van de objectieve kenmerken en eigenschappen van het artikel. Vanwege de aanwezigheid van ledverlichting, die doorlopend van kleur verandert (rood/groen/blauw/paars) en het gebruikte (harde) materiaal is naar ’s Hofs oordeel evident geen sprake van speelgoed. De led rabbits hebben geen amusementswaarde die uitstijgt boven hun decoratieve waarde. De enkele uitbeelding van een konijn of haas is onvoldoende om een voorwerp als speelgoed te classificeren.
6.4.
De led rabbits zijn aan te merken als werken die zijn samengesteld uit verschillende stoffen. Deze werken ontlenen hun wezenlijk karakter naar ’s Hofs oordeel onmiskenbaar aan het kunststof waaruit zij zijn vervaardigd. Zij moeten dan ook met toepassing van indelingsregel 3b worden ingedeeld in post 3926. Meer specifiek dienen zij met toepassing van indelingsregel 6 te worden ingedeeld als “beeldjes en andere versieringsvoorwerpen” van onderverdeling 3926 4000.
6.5.
Nu de inspecteur in zijn onder 1.1 genoemde utb de door belanghebbende aangegeven onderverdeling heeft gevolgd en het tarief aan douanerechten voor die onderverdeling (4,7%) lager was dan het tarief aan douanerechten dat gold voor onderverdeling 3926 4000 (6,5%), heeft de inspecteur het verzoek om terugbetaling van belanghebbende terecht afgewezen.
Slotsom
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

7.Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten van het hoger beroep, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 8:108 van die wet.

8.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. W.M.C. Schipper, voorzitter van de douanekamer, C.J. Hummel en B.A. van Brummelen, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H.E. Breman, als griffier. De beslissing is op 25 januari 2022 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.