ECLI:NL:GHAMS:2022:3387

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
23-002800-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling tijdens het uitgaan met beroep op noodweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van mishandeling van een Duitse toerist in Zandvoort op 12 september 2020. De tenlastelegging omvatte het slaan van het slachtoffer in het gezicht en het vastpakken van de nek of kleding. De verdachte voerde aan dat hij handelde uit noodweer, omdat de aangever hem had bedreigd door met zijn vinger richting zijn oog te bewegen. Het hof verwierp dit beroep op noodweer, omdat de verklaringen van de aangever en getuigen niet in lijn waren met de verdediging van de verdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte de aangever in het gezicht had geslagen en dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De verdachte werd schuldig bevonden aan mishandeling, en het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter, die de verdachte had vrijgesproken. De opgelegde straf bestond uit een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis, zonder voorwaardelijk deel, gezien de eerdere veroordeling van de verdachte voor soortgelijke feiten. Het hof baseerde zijn beslissing op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002800-20
datum uitspraak: 28 november 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 december 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-229399-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1994,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 september 2020 te Zandvoort [slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01]
- bij de nek en/of de kleding vast te pakken en/of
- in/op het gezicht en/of het hoofd, althans het lichaam te slaan en/of
- tegen het lichaam te duwen en/of
- op de grond te gooien en/of te werpen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde, zoals de politierechter heeft beslist. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte de aangever niet heeft geslagen. Wel heeft de verdachte de aangever bij zijn jas gepakt en hem een ‘gooi’ dan wel ‘worp’ gegeven. Hierbij was echter sprake van noodweer. De verdachte moest zich verdedigen tegen de aangever, die dicht op hem stond en zijn vinger richting zijn oog bewoog en hem daar ook raakte.
Het hof overweegt dat uit de bewijsmiddelen, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest, blijkt dat de verdachte de aangever in het gezicht heeft geslagen. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaringen van de aangever [slachtoffer01] en de getuigen [getuige01] en [getuige02] op dit punt.
Ten aanzien van het beroep op noodweer overweegt het hof als volgt. De aangever en met name de getuige [getuige01] hebben verklaard dat de aangever uit het niets, zonder reden werd geslagen. De verklaring van de verdachte dat de aangever met zijn vinger richting zijn oog bewoog en dat de verdachte zich hiertegen moest verdedigen, vindt geen steun in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. Daarbij overweegt het hof dat de verdachte tijdens zijn politieverhoor op 12 september 2020 heeft verklaard dat de aangever – van wie hem toen een letselfoto is getoond – niet de jongen is die in zijn oog heeft geprikt. Eerst ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat de aangever wél die jongen is.
Het hof hecht geen geloof aan de verklaringen van de verdachte. Daarbij wijst het hof er op dat volgens de verklaring van de zoon van de eigenaar van een nabijgelegen café, afgelegd direct na het incident het juist de verdachte was die agressief was; de verdachte schreeuwde tegen de aangever en de getuigen. De aangever en de getuigen waren volgens deze verklaring niet agressief richting de verdachte.
Nu niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich mocht verdediging, faalt zijn beroep op noodweer bij gebrek aan feitelijke grondslag. Dat betekent dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 september 2020 te Zandvoort [slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] in het gezicht te slaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft, in het geval van een bewezenverklaring, verzocht artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen, dan wel een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door de aangever, een Duitse toerist in Zandvoort, in het gezicht te slaan. De aangever heeft als gevolg hiervan pijn ondervonden en letsel bekomen. Door aldus te handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van de aangever aangetast. De mishandeling vond bovendien plaats tijdens het uitgaan. Er is sprake van zogenoemd uitgaansgeweld, waarbij de verdachte onder invloed van alcohol verkeerde, hetgeen bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 november 2022 is de verdachte eerder ter zake van mishandeling onherroepelijk veroordeeld. Het hof houdt hiermee rekening ten nadele van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis, passend en geboden. Anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, zal het hof niet naast deze onvoorwaardelijke straf ook een voorwaardelijk deel opleggen, nu de verdachte op 23 augustus 2022 al onherroepelijk is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke taakstraf wegens soortgelijke feiten en derhalve al in een proeftijd loopt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, mr. A.R.O. Mooy en mr. S. Jongeling, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 november 2022.
Mr. S. Jongeling is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]