In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van mishandeling van een Duitse toerist in Zandvoort op 12 september 2020. De tenlastelegging omvatte het slaan van het slachtoffer in het gezicht en het vastpakken van de nek of kleding. De verdachte voerde aan dat hij handelde uit noodweer, omdat de aangever hem had bedreigd door met zijn vinger richting zijn oog te bewegen. Het hof verwierp dit beroep op noodweer, omdat de verklaringen van de aangever en getuigen niet in lijn waren met de verdediging van de verdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte de aangever in het gezicht had geslagen en dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De verdachte werd schuldig bevonden aan mishandeling, en het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter, die de verdachte had vrijgesproken. De opgelegde straf bestond uit een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis, zonder voorwaardelijk deel, gezien de eerdere veroordeling van de verdachte voor soortgelijke feiten. Het hof baseerde zijn beslissing op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte.