Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Verzoek tot terugwijzing
“Vriendelijk verzoek ik u de rechtvaardiging van het door u gelegitimeerde politieoptreden in kwestie uit de doeken te doen. Mocht een bevredigende reactie uitblijven dan heb ik opdracht van cliënt zijn aanhouding en uw rol daarin bij de Hoofdofficier van Justitie in een klacht aan de orde te stellen.”) en het begin van de brief van 29 augustus 2016 (
“Dank voor uw reactie op mijn brief aan uw ambtgenoot (…). Hoewel mijn brief slechts was gericht op het verkrijgen van nadere informatie omtrent het besluitvormingsproces dat aan de aanhouding van cliënt vooraf is gegaan, kan ik begrijpen dat een en ander als een klacht is opgepakt en op die wijze wordt afgedaan.”).
“Ik kan er een heleboel noemen. Ik kan het adres op het [adres03] van mijn zoon opnoemen.”En op de vervolgvraag op welk adres hij het meest verblijft:
“In mijn auto, ik heb zoveel adressen.”De verdachte heeft daarmee geen concreet verblijfsadres opgegeven waarnaar een afschrift van de dagvaarding had moeten worden gestuurd.
Tenlastelegging
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 januari 2009 tot en met 4 maart 2009 te Almere, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, verzekeringsmaatschappij [bedrijf01] NV heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten (ongeveer) 20.180 euro en/of een verzekeringspenning, door in strijd met de waarheid bij de politie aangifte van diefstal van een boot (te weten een Stingray 190 LS) te doen en/of (vervolgens) bij voornoemd verzekeringsmaatschappij melding te doen van de diefstal van voornoemde boot en/of (vervolgens) een schadevergoedingsaanvraag in te dienen, waardoor voornoemd verzekeringsmaatschappij werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 maart 2009 tot en met 4 maart 2010, te Almere, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 20.180 euro, in elk geval enig geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd gelbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Vonnis waarvan beroep
Vrijspraak
leerde ons dat onderhavig vaartuig in goede staat van onderhoud was en nauwelijks gebruikt.”