In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 januari 2022 uitspraak gedaan na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De zaak betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de verdachte was veroordeeld voor poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 90 uren opgelegd, subsidiair 45 dagen hechtenis, en een schadevergoeding van € 85,00 aan de benadeelde partij toegewezen. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.
Het gerechtshof heeft in hoger beroep het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken. De Hoge Raad heeft echter het arrest van het hof vernietigd, uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en de zaak teruggewezen voor herbeoordeling. Het hof heeft de zaak opnieuw behandeld en de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan.
Daarnaast heeft het hof de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte verplicht is om € 85,00 te betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast en de beslissing genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen.