ECLI:NL:GHAMS:2022:3405

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
200.310.626/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris over de kwalificatie van mede-eigenaar in proces-verbaal

In deze zaak heeft klager een klacht ingediend tegen een notaris die betrokken was bij de verkoop van een bedrijf van een maatschap, waarvan klager en zijn overleden broer deel uitmaakten. Klager verzocht de notaris om herstel van een proces-verbaal waarin de echtgenote van zijn overleden broer ten onrechte als mede-eigenaar werd aangeduid. De notaris weigerde dit verzoek, wat leidde tot de klacht van klager. De kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden had de klacht eerder ongegrond verklaard, waarna klager in hoger beroep ging bij het Gerechtshof Amsterdam.

Het hof heeft de zaak behandeld op 13 oktober 2022, waarbij zowel klager als de notaris met hun gemachtigden aanwezig waren. Klager stelde dat de notaris onterecht de echtgenote als mede-eigenaar had aangeduid, aangezien zij geen lid was van de maatschap. De notaris verdedigde zijn standpunt door te stellen dat de echtgenote, als erfgename, recht had op het aandeel van de overleden broer in de vennootschappelijke goederengemeenschap.

Het hof oordeelde dat de notaris de echtgenote terecht als mede-eigenaar had gekwalificeerd in het proces-verbaal, omdat het overlijden van de broer de maatschap had ontbonden en de erven, waaronder de echtgenote, de rechten van de overleden broer hadden overgenomen. Het hof bevestigde de beslissing van de kamer en verklaarde de klacht ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.310.626/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/397895 / KL RK 21-199
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 6 december 2022
inzake
[appellant],
wonend te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
appellant,
gemachtigde: mr. H.A. Sarolea, advocaat te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
notaris te [plaats B] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. L.H. Rammeloo, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna klager en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

De notaris heeft opdracht gekregen tot het organiseren van een verkoop bij inschrijving van het bedrijf van de maatschap van klager en zijn inmiddels overleden broer. In dat kader heeft de notaris een proces-verbaal opgesteld van het openen van de binnengekomen biedingen. In dit proces-verbaal heeft de notaris de echtgenote van de overleden broer aangeduid als mede-eigenaar. Klager verwijt de notaris dat hij in het proces-verbaal de echtgenote ten onrechte mede-eigenaar heeft genoemd. De notaris weigert het proces-verbaal te herstellen en handelt daarmee klachtwaardig, aldus klager.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klager heeft op 2 mei 2022 een beroepschrift – met productie – en op 29 juni 2022 een aanvullend beroepschrift – met producties – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 6 april 2022 (ECLI:NL:TNORARL:2022:9). De notaris heeft op 13 september 2022 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.2.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 oktober 2022. Klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en de notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen. Zowel de gemachtigde van klager als de gemachtigde van de notaris heeft het woord gevoerd aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
De feiten komen neer op het volgende.
3.1.
Klager heeft met zijn broer [de broer] (hierna: de broer) op 11 oktober 1977 een maatschap opgericht, met als doel de uitoefening van het landbouwbedrijf.
3.2.
Op 18 februari 2017 is de broer overleden. Hij heeft als erfgenamen achtergelaten zijn echtgenote [echtgenote] (hierna: de echtgenote) en zijn zoon [zoon] (hierna tezamen: de erven), ieder voor de helft van zijn nalatenschap.
3.3.
Medio 2020 hebben klager en de erven aan de notaris de opdracht gegeven tot het organiseren van een openbare verkoop bij inschrijving van het bedrijf van de maatschap met alle roerende en onroerende zaken.
3.4.
De notaris heeft voor de verkoop voorwaarden opgesteld. Deze zijn toegestuurd aan klager en de erven.
3.5.
Op 13 december 2021 zijn op het kantoor van de notaris de binnengekomen biedingen geopend in de aanwezigheid van onder meer de echtgenote en klager. De notaris heeft daarvan een proces-verbaal opgemaakt en daarin onder andere opgenomen:

(…)
Aanwezig ter zitting zijn:
- [appellant] , wonende te [plaats A] , in zijn hoedanigheid van medeeigenaar;
- [echtgenote] , wonende te [plaats B] , in haar hoedanigheid van mede-eigenaar;
(…)
3.6.
Bij e-mail van 19 december 2021 heeft klager de notaris verzocht om het procesverbaal te herstellen. Klager geeft in de e-mail aan dat sprake is van een ernstige misslag in het proces-verbaal omdat daarin is vermeld dat de echtgenote mede-eigenaar van de maatschap is. De notaris heeft daarop op 20 december 2021 gereageerd, waarbij hij onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 2.6 van de overeenkomst van opdracht vermeldt dat correspondentie uitsluitend via de advocaat van klager moet verlopen.
3.7.
De advocaat van klager heeft op 22 december 2021 nogmaals het verzoek gedaan aan de notaris om het verzoek van klager in te willigen. De notaris heeft op 22 december 2021 het verzoek afgewezen omdat er volgens hem geen sprake is van een kennelijke misslag.

4.De klacht

Klager verwijt de notaris dat hij ten onrechte de echtgenote in het proces-verbaal van 13 december 2021 mede-eigenaar heeft genoemd. De notaris weigert om het procesverbaal te herstellen en handelt daarmee klachtwaardig.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen de notaris op alle onderdelen ongegrond verklaard.
Aanvulling/uitbreiding klacht in hoger beroep is niet-ontvankelijk
5.2.
Voor zover klager in hoger beroep zijn klacht heeft willen aanvullen of uitbreiden (met name ten aanzien van het meewerken aan onrechtmatige constructies, de schijn van partijdigheid en het onder druk zetten van klager), geldt op grond van artikel 107 lid 4 Wet op het notarisambt dat het hof een aan hem voorgelegde zaak opnieuw in volle omvang behandelt. Dit betekent dat alleen klachten die ook in de procedure in eerste aanleg aan de orde zijn geweest in beschouwing worden genomen. De in hoger beroep geformuleerde aanvullingen of uitbreidingen op de klacht zullen daarom nietontvankelijk worden verklaard.
De notaris mocht weigeren om het proces-verbaal te herstellen
5.3.
De kamer heeft geoordeeld dat de notaris niet kon worden gehouden de proces-verbaal-akte te herstellen omdat in de visie van de notaris geen sprake was van een kennelijke schrijffout of kennelijke misslag. Voor zover de klacht van klager erop ziet dat de notaris niet inhoudelijk heeft gereageerd op de e-mail van klager van 19 december 2021 en heeft verzocht om via de advocaat van klager te corresponderen, heeft de kamer overwogen dat deze werkwijze volgt uit artikel 2.6 van de overeenkomst van opdracht waarin is opgenomen dat de advocaten van klager en de erven de contactpersonen zijn en dat alle correspondentie via de advocaten gevoerd moet worden.
5.4.
Klager voert in zijn beroepschrift – samengevat – aan dat de echtgenote onmogelijk als mede-eigenaar van het bedrijf van de maatschap is aan te wijzen. Uit de notariële maatschapsakte volgt dat de echtgenote geen lid was en is van de maatschap. Er bestaat geen toetredingsbeding voor haar, zodat uitgesloten is dat zij lid van de maatschap kan worden, aldus klager.
5.5.
In hoger beroep heeft de notaris aangevoerd dat hij de term mede-eigenaar nog steeds juist acht, aangezien met het overlijden van de broer de erven hem van rechtswege zijn opgevolgd in zijn eigendomsrechten. Het overlijden van een vennoot heeft geen gevolgen voor de status van zijn aandeel in de vennootschappelijke goederengemeenschap. De mede-eigendom van de erven is niet gestoeld op het huwelijksvermogensrecht, maar op het erfrecht. Het aandeel van de broer in de vennootschappelijke goederengemeenschap is vererfd naar de erven, waarmee niet wordt gesuggereerd dat de erven mede-maten in een maatschap zijn geworden, aldus de notaris.
5.6.
Het hof overweegt dat de kern van de klacht is dat de notaris in zijn proces-verbaal de echtgenote ten onrechte als mede-eigenaar (van de maatschap) heeft genoemd. Naar het oordeel van het hof mocht de notaris de echtgenote als ‘mede-eigenaar’ kwalificeren in het proces-verbaal. Door het overlijden van de broer is de maatschap ontbonden. Dit is ook het uitgangspunt in de overeenkomst van opdracht tussen klager, de erven en de notaris. Op grond van het erfrecht zijn de erven de broer opgevolgd in diens aandeel in de vennootschappelijke goederengemeenschap en zijn zij daarmee deelgenoot geworden in die gemeenschap. Anders dan klager ter zitting in hoger beroep heeft gesteld, heeft het overlijden van de broer niet ertoe geleid dat klager automatisch enig eigenaar is van (de goederen van) de maatschap. Als dat zo zou zijn geweest, dan was de openbare verkoop bij inschrijving van het bedrijf van de maatschap ook niet nodig geweest. De notaris kon derhalve in het proces-verbaal de echtgenote kwalificeren als ‘mede-eigenaar’. Naar het oordeel van het hof heeft de notaris, gezien het vorenstaande, niet klachtwaardig gehandeld door te weigeren het proces-verbaal te herstellen.
5.7.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hof, evenals de kamer, van oordeel is dat de klacht tegen de notaris ongegrond is. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom bevestigen.

6.Beslissing

Het hof:
- verklaart de in hoger beroep geformuleerde aanvullingen of uitbreidingen op de klacht niet-ontvankelijk;
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.R. Sturhoofd, J.H. Lieber en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2022 door de rolraadsheer.