ECLI:NL:GHAMS:2022:3455
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De appellant, bijgestaan door mr. S. van Buuren, had in eerste aanleg verzocht om een voorlopig getuigenverhoor om de voormalige advocaten te horen over hun rol in een beroepsprocedure tegen de afwijzing van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). De kantonrechter had dit verzoek afgewezen, omdat de feiten die ten grondslag lagen aan de verwijten van de appellant vaststonden en er geen andere betwiste feiten waren die door de getuigen bewezen konden worden. De appellant ging in hoger beroep, maar het hof oordeelde dat de grieven van de appellant niet konden leiden tot toewijzing van het verzoek. Het hof stelde vast dat het verzoek niet voldeed aan de eisen voor toewijzing, omdat het niet ging om feiten die bewezen konden worden, maar om een juridische beoordeling van de kansen in een toekomstige procedure. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter en veroordeelde de appellant in de proceskosten van het hoger beroep.