ECLI:NL:GHAMS:2022:3566

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
23-004538-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van de verdachte wegens gebrek aan bewijs voor het zich zonder redelijk doel ophouden in een portiek of poort

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder op 21 oktober 2019 bij verstek veroordeeld voor het zich zonder redelijk doel ophouden in een portiek of poort. De verdachte, geboren in 1976 en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 29 november 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman gehoord.

De advocaat-generaal stelde dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard moest worden in het hoger beroep, omdat hij op 6 november 2019 op de hoogte was van de zaak, maar niet binnen de gestelde termijn van 14 dagen hoger beroep had ingesteld. Het hof oordeelde echter dat, hoewel de verdachte op de hoogte was van de zaak, niet voldoende bewijs aanwezig was dat hij ook op de hoogte was van de einduitspraak. Hierdoor werd de verdachte ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.

De tenlastelegging betrof het zich zonder redelijk doel ophouden in een portiek of poort op 14 januari 2019 te Amsterdam, waarbij de verdachte geluidsoverlast zou hebben veroorzaakt. Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de tenlastegelegde gedragingen had begaan. De enige bewijsvoering was een proces-verbaal van overtreding waarin enkel vermeld stond dat de verdachte op kartonnen dozen zat, zonder dat duidelijk was waar hij zich precies bevond. Om deze reden sprak het hof de verdachte vrij en vernietigde het vonnis waarvan beroep.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004538-19
datum uitspraak: 13 december 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 96-090220-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Ter Apel te Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 november 2022.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep, nu uit het dossier volgt dat de verdachte reeds op 6 november 2019 op de hoogte was van de zaak en nadien niet binnen 14 dagen hoger beroep heeft ingesteld.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte is op 21 oktober 2019 bij verstek veroordeeld. De inleidende dagvaarding is niet in persoon betekend en de betekening van de mededeling uitspraak bevindt zich niet in het dossier. In het dossier bevindt zich wel een door de verdachte (hand)geschreven brief in de Engelse taal van 16 december 2019 waarin staat dat de verdachte op 6 november 2019 van deze zaak heeft gehoord. Het hoger beroep is ingesteld op 17 december 2019.
Het hof is van oordeel dat op basis van bovengenoemde (niet vertaalde) brief van de verdachte weliswaar vastgesteld kan worden dat de verdachte op 6 november 2019 op de hoogte was van deze zaak, maar uit de brief blijkt niet ondubbelzinnig dat de verdachte op deze datum ook bekend is geworden met de einduitspraak. Nu aldus uit de stukken niet voldoende blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 408 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, is de verdachte ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 januari 2019 te Amsterdam zonder redelijk doel zich in een portiek of poort heeft opgehouden of op of tegen een raamkozijn en/of een drempel van een gebouw heeft gezeten en/of gelegen, immers heeft hij op/aan Max Euweplein 24 op kartonnen dozen gezeten en (geluids)overlast veroorzaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde gedragingen, te weten het zich zonder redelijk doel in een portiek of poort ophouden of tegen een raamkozijn en/of drempel van een gebouw zitten of liggen, heeft begaan. In het proces-verbaal van overtreding van 13 februari 2019 staat hierover immers enkel vermeld dat de verdachte op een stapel platgedrukte kartonnen dozen zat; onduidelijk is waar hij zich precies bevond. Om die reden zal de verdachte worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d 31 januari 2019 onder CJIB-nummer [nummer].
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. M.L.M. van der Voet en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 december 2022.