In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in Rotterdam. De verdachte, geboren in 1969 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van het telen van hennepplanten en -stekken in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 16 januari 2019. De verdediging stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege een vormverzuim en schending van het verbod op détournement de pouvoir. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een onrechtmatige binnentreding door de politie en dat de verweren van de verdediging niet aannemelijk waren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan het telen van hennep. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.