ECLI:NL:GHAMS:2022:3679

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
200.312.610/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van moeder met kind naar Zuid-Afrika

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van de vrouw met haar kind, [minderjarige 1], naar Zuid-Afrika. De man, verzoeker in hoger beroep, is de vader van [minderjarige 1] en heeft bezwaar gemaakt tegen de verhuizing, die door de rechtbank Amsterdam op 1 juni 2022 was toegestaan. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft in juni 2022 met [minderjarige 1] en haar andere kind, [minderjarige 2], naar Zuid-Afrika verhuisd. De man betoogt dat de verhuizing niet noodzakelijk was en dat het in het belang van [minderjarige 1] is om in Nederland te blijven, waar hij meer contact met haar kan onderhouden. De vrouw daarentegen stelt dat de verhuizing noodzakelijk was voor haar welzijn en dat [minderjarige 1] in Zuid-Afrika beter af is.

Het hof heeft vastgesteld dat de zaak een internationaal karakter heeft en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Het hof heeft de belangen van zowel de vrouw als de man afgewogen, waarbij het belang van [minderjarige 1] voorop staat. Het hof concludeert dat de vrouw voldoende heeft aangetoond dat de verhuizing naar Zuid-Afrika in het belang van [minderjarige 1] is, gezien de verbeterde omstandigheden en de kansen die de vrouw daar heeft. De man heeft weliswaar belang bij contact met [minderjarige 1], maar het hof oordeelt dat de regeling die is getroffen voor contact en omgang voldoende is om de relatie tussen de man en [minderjarige 1] te waarborgen.

De beslissing van de rechtbank om de vrouw vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing wordt door het hof bekrachtigd. De man's verzoek om de vrouw te bevelen met [minderjarige 1] terug te verhuizen naar Nederland wordt afgewezen. Tevens wordt een informatie- en consultatieregeling vastgesteld, waarbij de vrouw de man maandelijks op de hoogte houdt van de ontwikkeling van [minderjarige 1]. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.312.610/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/715907 / FA RK 22-2060
Beschikking van de meervoudige kamer van 27 december 2022 in de zaak van
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna: de man,
advocaat: mr. F.A. Rost Onnes te Almere,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats B] , Zuid Afrika,
verweerster in hoger beroep,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. M.H. Aalmoes te Amsterdam.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De man is op 29 juni 2022 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 1 juni 2022.
2.2
De vrouw heeft op 4 augustus 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de man van 17 oktober 2022 met bijlagen,
ingekomen op 18 oktober 2022;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 20 oktober 2022 met bijlagen,
ingekomen op 21 oktober 2022.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 31 oktober 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, via een videoverbinding;
- de advocaat van de vrouw;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw A. Touber.
De advocaten van partijen hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
Uit de in januari 2020 verbroken relatie tussen de man en de vrouw is [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ) geboren, [in] 2019. De man heeft [minderjarige 1] erkend. De man en de vrouw oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige 1] .
Uit een eerdere relatie van de vrouw is [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ) geboren [in] 2013.
3.2
De man, de vrouw en [minderjarige 1] hebben de Nederlandse nationaliteit.
3.3
De vrouw is in juni 2022 met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar Zuid-Afrika verhuisd.
3.4
Bij vonnis van 8 juli 2022 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam de door de man gevorderde schorsing van de werking van de bestreden beschikking van 1 juni 2022 geweigerd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is vervangende toestemming aan de vrouw verleend om met [minderjarige 1] naar Zuid-Afrika te verhuizen. Daarnaast is de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders (hierna: zorgregeling) aldus bepaald dat met ingang van de datum van die beschikking:
  • [minderjarige 1] driemaal per jaar (minimaal) zeven dagen bij de man in Nederland verblijft, waarbij zij met de vrouw naar Nederland reist, op kosten van de vrouw;
  • [minderjarige 1] (minimaal) eenmaal per jaar gedurende zeven dagen contact heeft met de man in Zuid-Afrika, waarbij de vrouw kosten van een retourticket van de man naar Zuid-Afrika voor haar rekening neemt met een maximum van € 750,- per retourticket en de man kosteloos in het huis van de vrouw mag verblijven;
  • het de man is toegestaan om altijd bij [minderjarige 1] op bezoek te gaan in Zuid-Afrika, waarbij hij op eigen kosten reist, maar wel in het huis van de vrouw mag verblijven;
  • de man minimaal tweemaal per week op dinsdag en donderdag om 18.00 uur contact met [minderjarige 1] heeft via videobellen.
Voorts is bepaald dat de vrouw gehouden is de man te informeren over medische aangelegenheden aangaande [minderjarige 1] , wanneer deze zich voordoen.
De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van de vrouw haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige 1] naar Zuid-Afrika te verhuizen af te wijzen en, met vermeerdering van zijn zelfstandig verzoek in eerste aanleg, de vrouw te bevelen om binnen twee weken na betekening van de te wijzen beschikking, althans binnen een door het hof te bepalen termijn, met [minderjarige 1] terug te verhuizen naar Nederland, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan dat de vrouw hieraan niet voldoet, met een maximum van € 500.000,- althans een door uw hof in goede justitie te bepalen dwangsom.
In het geval dat bovenstaande verzoeken worden toegewezen en de vrouw met [minderjarige 1] terug zal verhuizen naar Nederland, verzoekt de man de volgende zorgregeling vast te stellen:
  • [minderjarige 1] verblijft om de week in de even week van vrijdag 09.00 uur tot maandag 18.00 uur bij de man, waarbij de vrouw [minderjarige 1] naar de man brengt en de man [minderjarige 1] weer terug naar de vrouw brengt;
  • [minderjarige 1] verblijft de helft van alle feestdagen en schoolvakanties, in onderling overleg te bepalen, bij de man.
Daarnaast verzoekt de man een informatie- en consultatieregeling vast te stellen, inhoudende dat de vrouw de man maandelijks op de hoogte zal stellen omtrent de algehele ontwikkeling van [minderjarige 1] en zij hem over belangrijke beslissingen die betrekking hebben op de persoon en het vermogen van [minderjarige 1] zal raadplegen.
Tot slot verzoekt de man de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep, de advocaatkosten daaronder begrepen, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van de te wijzen beschikking, en benevens de wettelijke rente, voor zover tijdige betaling niet plaatsvindt.
4.3
De vrouw verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans het door hem verzochte af te wijzen, met uitzondering van zijn verzoek omtrent de informatie- en consultatieregeling. Voorts verzoekt zij de man in de proceskosten van het hoger beroep te veroordelen, althans te bepalen dat iedere partij zijn eigen kosten voldoet.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Aangezien de vrouw en [minderjarige 1] in juni 2022 van Nederland naar Zuid-Afrika zijn verhuisd en daar ook thans verblijven, draagt de zaak een internationaal karakter. Het hof stelt ambtshalve vast dat ten aanzien van het onderhavige geschil de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt op grond van artikel 8 van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (Brussel II bis), nu [minderjarige 1] ten tijde van het indienen van het inleidend verzoek haar gewone verblijfplaats in Nederland had. Op grond van artikel 15 van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, Trb. 1997, 299 (HKBV 1996) is Nederlands recht van toepassing.
Vervangende toestemming verhuizing
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3
De man betoogt dat de rechtbank het verzoek van de vrouw tot het verlenen van vervangende toestemming voor verhuizing met [minderjarige 1] naar Zuid-Afrika ten onrechte heeft toegewezen en voert daartoe - samengevat - het volgende aan. Voor de vrouw bestond er geen noodzaak om met [minderjarige 1] naar Zuid-Afrika te verhuizen. De vrouw heeft geen familie of netwerk in Zuid-Afrika en zij heeft er ook nooit gewoond. Ook in financieel opzicht was er voor haar geen noodzaak om naar Zuid-Afrika te verhuizen. Haar eigen onderneming in Nederland liep goed. Het door de vrouw gestelde over een fusie van haar onderneming met een Zuid-Afrikaanse onderneming is niet concreet. Evenmin was de verhuizing vanwege de gezondheid van [minderjarige 1] noodzakelijk. Uit medisch onderzoek is gebleken dat [minderjarige 1] mogelijk een allergie heeft, maar dat zij verder gezond is. Er bestaan juist zorgen over (de ontwikkeling van) [minderjarige 1] vanwege de excessieve doktersbezoeken van de vrouw met [minderjarige 1] in Nederland. Door de verhuizing naar Zuid-Afrika is er geen zicht meer op die situatie en kan niet worden ingegrepen als dat nodig blijkt te zijn, hetgeen een contra-indicatie voor de verhuizing is. Daarnaast is de verhuizing niet goed doordacht en voorbereid. Het was een impulsief besluit van de vrouw, die eerder had aangegeven naar Portugal te willen verhuizen. De vrouw had geen woning geregeld in Zuid-Afrika; zij is met de kinderen in een vakantieresort gaan wonen. De vrouw heeft de man ook niet betrokken bij de besluitvorming rondom de verhuizing en heeft hem niet geïnformeerd over haar plannen. Zij heeft de man verder onvoldoende compenserende maatregelen aangeboden. Een vliegreis naar Zuid-Afrika is duur en belastend en videobellen is lastig gelet op de jonge leeftijd van [minderjarige 1] . De communicatie tussen de man en de vrouw verloopt erg moeizaam en de vrouw houdt zich niet aan de door de rechtbank vaststelde zorg- en informatieregeling, waardoor het contact tussen [minderjarige 1] en de man aan het verwateren is en zijn rol in het leven van [minderjarige 1] minimaal is. Anders dan de vrouw stelt, is de man altijd betrokken geweest bij [minderjarige 1] . Zij is aan de man gehecht en heeft er recht op de band die zij met hem heeft opgebouwd te continueren en uit te breiden. Het is in het belang van [minderjarige 1] om bij allebei haar ouders op te groeien. De zwaarwegende belangen van [minderjarige 1] en de man om goed contact met elkaar te onderhouden en betrokken te blijven in elkaars leven wegen zwaarder dan het belang van de vrouw om naar Zuid-Afrika te verhuizen, aldus de man.
5.4
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de rechtbank haar terecht en op juiste gronden toestemming heeft verleend om met [minderjarige 1] naar Zuid-Afrika te verhuizen en voert hiertoe -samengevat - het volgende aan. De vrouw heeft de beslissing om met [minderjarige 1] (en [minderjarige 2] ) naar Zuid-Afrika te verhuizen niet lichtvaardig genomen. Zij heeft een historische, mentale, sociale en economische band met dat land. Zij heeft er tussen 2008 en 2011 gewoond en verbleef er daarna meerdere keren per jaar voor werk en vakantie. Zij heeft altijd kenbaar gemaakt aan de man dat zij weer in Zuid-Afrika wilde gaan wonen. In Nederland was zij niet gelukkig. [minderjarige 1] was vaak ziek en sliep ’s nachts slecht vanwege hoestklachten. Hierdoor kon [minderjarige 1] niet naar de crèche (mede in verband met de coronamaatregelen) en kwam de vrouw niet aan werken toe. Toen de vrouw de unieke kans kreeg om met haar bedrijf een samenwerking aan te gaan met een gerenommeerd bedrijf in Zuid-Afrika en op deze manier haar onderneming uit te breiden, heeft zij deze kans gegrepen. De vrouw is een alleenstaande moeder en heeft gekozen voor de financiële zekerheid die voor haar noodzakelijk is. De man is nooit erg betrokken geweest bij [minderjarige 1] . De vrouw heeft voortdurend geprobeerd hem in zijn vaderrol te krijgen en omgang tussen hem en [minderjarige 1] te bewerkstellingen, maar het is niet gelukt structurele afspraken met de man hierover te maken. De man heeft ook nooit om uitbreiding van de omgangsmomenten verzocht.
De vrouw heeft de verhuizing goed voorbereid en doordacht. De omstandigheden waaronder de vrouw [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nu in Zuid-Afrika leven zijn uitstekend. De kinderen gaan met plezier naar school en zij hebben thuis een vaste nanny, die zij al langer kennen. De samenwerking van de vrouw met het bedrijf in [plaats B] verloopt ook goed. Over de gezondheid van [minderjarige 1] zijn er geen zorgen meer, het klimaat in Zuid-Afrika doet haar goed en zij is sinds de verhuizing niet meer ziek geweest. De vrouw stuurt de man maandelijks een verslag (met foto’s) met informatie over [minderjarige 1] . Ook het videobellen tussen de man en [minderjarige 1] verloopt goed. In september 2022 is de vrouw met [minderjarige 1] naar Nederland gekomen om uitvoering te geven aan de zorgregeling en heeft [minderjarige 1] een week bij de man verbleven. De vrouw zal de man altijd een rol als vader laten spelen in het leven van [minderjarige 1] , aldus de vrouw.
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep verklaard zich te kunnen vinden in de overwegingen van de rechtbank en in de beslissing, waarbij de belangen van [minderjarige 1] zijn meegewogen. De raad heeft benadrukt dat een goede communicatie tussen de ouders in het belang van [minderjarige 1] is, zodat zij voelt dat zij ook bij haar vader mag zijn en een band met hem mag opbouwen. Verder is het voor [minderjarige 1] van belang dat er regelmaat in - en duidelijkheid over de zorgregeling is. De ouders moeten met elkaar afspreken hoe zij de zorgregeling gaan vormgeven. In dit kader is bijvoorbeeld ook belangrijk voor [minderjarige 1] dat zij precies weet wanneer zij gaat videobellen met haar vader en dat zij dit op een rustige plek kan doen. De raad acht het wel zorgelijk dat de verhalen van de man en de vrouw op sommige punten behoorlijk uiteenlopen en adviseert de ouders om samen een traject te doorlopen om hun verstandhouding en communicatie te verbeteren.
5.6
Het hof overweegt als volgt.
Als uitgangspunt geldt dat een ouder bij wie een kind het hoofdverblijf heeft in beginsel het recht en de vrijheid heeft om met het kind elders een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.
De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij zich niet gelukkig voelde in haar vroegere woonomgeving in Nederland. Zij is een alleenstaande moeder van twee dochters en heeft een eigen bedrijf. Zij is werkzaam in de mode- en modellenwereld en heeft in dit kader al vaak (voor langere tijd) in Zuid-Afrika verbleven, waardoor zij al langere tijd een binding met het land heeft. De vrouw heeft haar al langer bestaande wens om naar Zuid-Afrika te verhuizen in het verleden meermaals richting de man geuit.
De vrouw heeft aangevoerd dat [minderjarige 1] in Nederland veel luchtwegproblemen had, waardoor zij slecht sliep en ook niet meer naar de kinderopvang mocht. Dat sprake is van over-medicalisering door de vrouw, zoals door de man is aangevoerd, is het hof in dit verband niet gebleken. Door deze gezondheidsproblemen van [minderjarige 1] kwam de vrouw in Nederland vaak niet aan werken toe, hetgeen veel stress met zich mee bracht. In Zuid-Afrika is deze situatie verbeterd, omdat de luchtwegproblemen van [minderjarige 1] zich daar niet meer voordoen. Bovendien heeft de vrouw in Zuid-Afrika een vaste nanny, waardoor zij niet afhankelijk is van opvang op de crèche.
De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het gelet op haar carrière een uitgelezen kans voor haar was om in te gaan op het aanbod om een samenwerking aan te gaan met een Zuid-Afrikaans bedrijf, welke samenwerking goed verloopt, aldus de moeder ter zitting in hoger beroep. Aangezien de vrouw de alleenstaande moeder is van [minderjarige 1] (en [minderjarige 2] ), en kostwinner, heeft zij een zwaarwegend (financieel) belang dat haar bedrijf goed loopt zodat zij daaruit voldoende inkomsten kan genereren om in haar eigen onderhoud en dat van haar kinderen te voorzien.
Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw met het voorgaande voldoende onderbouwd dat er voor haar een noodzaak bestond om naar Zuid-Afrika te verhuizen. Dat de vrouw in verleden heeft aangegeven naar Portugal of een andere bestemming te willen verhuizen maakt dit niet anders. Het was de man ook bekend dat de vrouw al jarenlang vaak langere tijd in verband met haar werk in het buitenland verbleef.
Dat de vrouw de verhuizing naar Zuid-Afrika goed heeft doordacht en voorbereid, is ook voldoende komen vast te staan. Zo heeft zij in [plaats B] werk, huisvesting, school en een nanny voor [minderjarige 1] (en [minderjarige 2] ) geregeld.
[minderjarige 1] is nog maar net 3 jaar. Zij is dan ook nog niet zodanig in Nederland geworteld, dat een verhuizing naar Zuid-Afrika om die reden in strijd met haar belang zou zijn.
5.7
Tegenover het hierboven beschreven belang van de vrouw, en daarmee samenhangend het belang van de [minderjarige 1] (en dat van [minderjarige 2] ), staat het belang van de man om onverminderd contact en omgang met [minderjarige 1] te hebben. De man stelt dat een verhuizing van de vrouw en [minderjarige 1] naar Zuid-Afrika een aanzienlijke vermindering van zijn omgang met [minderjarige 1] betekent. Ook is het belang van de [minderjarige 1] ermee gediend om in nabijheid van de man te kunnen opgroeien.
Gebleken is dat de man en de vrouw niet in gezinsverband met [minderjarige 1] hebben samengeleefd. [minderjarige 1] verblijft sinds haar geboorte bij de vrouw. De man en de vrouw hebben niet samengewoond en hebben hun relatie verbroken toen [minderjarige 1] enkele maanden oud was. Evenmin hebben zij destijds afspraken gemaakt over de invulling van gezamenlijke ouderschap. De man speelde vanaf januari 2020, mede buiten zijn schuld door een periode van ziekte, een zeer beperkte rol in het leven van [minderjarige 1] . Vanaf begin 2021 zagen de man en [minderjarige 1] elkaar vaker en hadden zij een (onregelmatige) omgang op vrijdagen tussen 10.00 uur en 16.00 uur. Het is echter meermalen voorgekomen dat de man daarbij verstek liet gaan en zijn moeder op [minderjarige 1] paste. Ook waren er langere periodes dat er geen omgang was. Dat de man meer omgang met [minderjarige 1] had gewild en een grotere rol in haar leven had willen spelen, heeft de man wel betoogd, maar is naar het oordeel van het hof niet, althans onvoldoende, gebleken. De beperkte omgang met- en betrokkenheid bij [minderjarige 1] is niet alleen te verklaren door de ziekteperiode van de man en het is de vrouw, die de man juist heeft geprobeerd meer te betrekken in het leven van [minderjarige 1] , niet te verwijten dat deze omgang niet uitgebreider is geweest. Dat de man een grotere opvoedrol had willen spelen in het leven van [minderjarige 1] dan hij heeft gehad tot het vertrek van de vrouw naar Zuid-Afrika, is niet gebleken.
Bij de bestreden beschikking is een zorgregeling vastgesteld op grond waarvan de man vier weken per jaar samen met [minderjarige 1] kan doorbrengen. Hoewel de omgang tussen de man en [minderjarige 1] minder frequent zal zijn, zal deze daarmee wel langduriger en intensiever worden. [minderjarige 1] had tot haar bezoek aan de man in september 2022 immers nog nooit langer dan een paar uur achtereen bij de man doorgebracht of een nacht bij hem geslapen. Van een aanzienlijke achteruitgang van het contact met [minderjarige 1] is dan ook geen sprake. Daarnaast is bepaald dat het de man is toegestaan om wanneer hij maar wil [minderjarige 1] kan bezoeken in Zuid-Afrika, waarbij hij van de vrouw in haar woning mag verblijven, en dat hij tweemaal per week contact met [minderjarige 1] heeft via videobellen. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de man en [minderjarige 1] wekelijks contact met elkaar hebben via videobellen en dat [minderjarige 1] in september 2022 een week bij de man heeft doorgebracht, hetgeen (los van de communicatie tussen de ouders hierover vooraf) goed is verlopen. Onder deze omstandigheden vindt het hof de verandering van het contact en de omgang tussen de man en [minderjarige 1] niet onaanvaardbaar. De verhuizing naar Zuid-Afrika zal niet tot verlies van het contact tussen de man en [minderjarige 1] hoeven te leiden en hun relatie kan in stand blijven. Ook is [minderjarige 1] gewend aan reizen, waardoor de vliegreizen vanuit Zuid-Afrika naar Nederland en terug, geen probleem voor haar zullen zijn.
Het hof onderschrijft het advies van de raad aan de ouders om samen een traject te doorlopen om hun verstandhouding en communicatie te verbeteren, teneinde de uitvoering van de zorgregeling goed te laten verlopen.
5.8
Alle bovengenoemde feiten en omstandigheden tegen elkaar afwegend is het hof van oordeel dat het belang van de vrouw, en daarmee samenhangend dat van [minderjarige 1] , om naar Zuid-Afrika te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de man bij het weigeren van de door de vrouw gevraagde vervangende toestemming tot verhuizing. De rechtbank heeft aan de vrouw dan ook terecht die toestemming verleend. De door de man verzochte terugverhuizing naar Nederland is daarmee niet aan de orde en het hof acht dit bovendien niet in het belang van [minderjarige 1] en evenmin in dat van [minderjarige 2] . Hoewel de verhuizing van [minderjarige 2] in de onderhavige procedure niet voorligt, staat buiten kijf dat haar belangen met die van de vrouw en [minderjarige 1] verweven zijn en ook door de onderhavige beslissing worden geraakt.
Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen voor zover daarbij vervangende toestemming aan de vrouw is verleend om met [minderjarige 1] naar Zuid-Afrika te verhuizen en het verzoek van de man om de vrouw te bevelen met [minderjarige 1] terug naar Nederland te verhuizen, afwijzen.
Omgang, informatie en consultatie
5.9
Gelet op het voorgaande komt het hof niet toe aan het voorwaardelijke verzoek van de man tot vaststelling van een zorgregeling tussen hem en [minderjarige 1] . Aan de voorwaarde dat de bestreden beschikking op het punt van de vervangende toestemming wordt vernietigd en de vrouw wordt bevolen met [minderjarige 1] naar Nederland terug te verhuizen, wordt immers niet voldaan.
5.1
Het hof stelt vast dat de vrouw zich niet heeft verweerd tegen de door de man verzochte informatie- en consultatieregeling, inhoudende dat de vrouw de man maandelijks op de hoogte zal stellen omtrent de algehele ontwikkeling van [minderjarige 1] en zij hem over belangrijke beslissingen die betrekking hebben op de persoon en het vermogen van [minderjarige 1] zal raadplegen. De vrouw heeft in haar verweerschrift verzocht deze regeling in de beschikking van het hof vast te leggen. Nu partijen zodoende overeenstemming over de informatie- en consultatieregeling hebben en het belang van [minderjarige 1] zich niet tegen deze regeling verzet, zal het hof overeenkomstig de verzochte regeling beslissen. Omdat de bestreden beschikking reeds een beperkt gedeelte van de overeengekomen informatieregeling bevat, te weten voor zover het medische aangelegenheden van [minderjarige 1] betreft, zal het hof de bestreden beschikking op dit punt aanvullen.
5.11
Tot slot ziet het hof, gelet op de familierechtelijke aard van de procedure, geen aanleiding één van partijen in de proceskosten te veroordelen, zoals over en weer is verzocht. Deze kosten zullen op de gebruikelijke wijze worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.12
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
bepaalt, in aanvulling op de bij de bestreden beschikking vastgestelde informatieregeling, dat de vrouw de man maandelijks informeert over de algehele ontwikkeling van [minderjarige 1] en hem dient te raadplegen over belangrijke beslissingen die betrekking hebben op de persoon en het vermogen van [minderjarige 1] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Buitendijk, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. M. Fiege, in tegenwoordigheid van mr. A. Paats als griffier en is op 27 december 2022 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.