ECLI:NL:GHAMS:2022:3920

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
23-004238-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

KOT-fraude en witwassen van kinderopvangtoeslag door verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1972, werd beschuldigd van oplichting en witwassen in verband met kinderopvangtoeslag. De tenlastelegging omvatte het indienen van valse aanvragen voor kinderopvangtoeslag voor verschillende kinderen, waarbij de verdachte de Belastingdienst heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen door het indienen van valselijk opgemaakte documenten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meerdere jaren valse aanvragen heeft ingediend, wat heeft geleid tot een aanzienlijke financiële schade voor de Belastingdienst. De verdachte heeft erkend dat haar eigen kind nooit naar de opgegeven opvang ging en dat zij valse aanvragen heeft ingediend om onterecht kinderopvangtoeslag te ontvangen. Het hof heeft ook vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij het witwassen van de ontvangen bedragen, die op verschillende bankrekeningen zijn gestort en contant zijn opgenomen. De verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat zij niet verantwoordelijk was voor alle aanvragen, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004238-18
datum uitspraak: 22 december 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-845035-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1972,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
8 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek
van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 januari 2009 tot en met 17 december 2013 te Amsterdam en/of te Heerlen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen,
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand, te weten de Belastingdienst, heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldswaarde in het handelsverkeer, tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar medeverdachte(n) (telkens) - ter verkrijging van Kinderopvangtoeslag - een document, te weten (een) valselijk opgemaakte of vervalste (elektronische) aanvraag/wijziging aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag/wijziging (DOC-035-02 en/of DOC-035-04 en/of DOC-035-05 en/of DOC-015-15 en/of DOC-022-16 en/of DOC-022-18 en/of DOC-022-19 en/of DOC-023-19 en/of DOC-024-11) bij de Belastingdienst ingediend, inhoudende (onder meer) dat
- [kind 1] per 1 januari 2009 gedurende 130 uur per maand buitenschoolse opvang geniet bij [opvang 1] (DOC-035-02) en/of
- [kind 1] per 26 mei 2009 gedurende 154 uur per maand buitenschoolse opvang geniet bij [opvang 1] (DOC-035-04) en/of
- [kind 1] per 1 juli 2009 gedurende 168 uur per maand buitenschoolse opvang geniet bij [opvang 1] (DOC-035-05) en/of
- [kind 2] per 1 februari 2010 gedurende 151 uur per maand buitenschoolse opvang geniet bij [opvang 2] en/of [kind 3] en/of [kind 4] per 1 februari 2010 (beiden) gedurende 218 uur per maand dagopvang geniet(en) bij [opvang 3] (DOC-015-15) en/of
- [kind 5] en/of [kind 6] (beiden) per 1 januari 2009 gedurende 130 uur per maand buitenschoolse opvang geniet(en) bij [opvang 1] (DOC-022-16) en/of
- [kind 7] per 5 oktober 2009 gedurende 238 uur per maand buitenschoolse opvang geniet bij [opvang 1] en/of [kind 5] en/of [kind 6] (beiden) per 5 oktober 2009 gedurende 130 uur per maand buitenschoolse opvang geniet(en) bij t [opvang 1] (DOC-022-18) en/of
- [kind 5] en/of [kind 6] en/of [kind 7] (allen) per 1 januari 2010 gedurende 135 uur per maand buitenschoolse opvang geniet(en) bij t [opvang 1] (DOC-022-19) en/of
- [kind 8] per 26 januari 2009 gedurende 224 uur per maand dagopvang geniet bij [opvang 3] (DOC-023-19) en/of
- [kind 9] en/of [kind 10] (beiden) per 1 januari 2009 gedurende 149 uur per maand buitenschoolse opvang geniet(en) bij [opvang 2] (DOC-024-11),
waardoor verdachte en/of haar medeverdachte(n) de suggestie heeft/hebben gewekt dat de persoon genoemd op de aanvraag Kinderopvangtoeslag/WKO-aanvraag recht had op deze toeslag,
waardoor de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemd(e) toeslag(en), althans enig geldbedrag;
2. primair
zij in of omstreeks de periode van 8 april 2008 tot en met 2 december 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, en/of in Suriname, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers heeft/hebben verdachte en/of haar medeverdachte(n) telkens (een) voorwerp(en), te weten te weten een of meer geldbedrag(en) van (in totaal) ongeveer 972.066 euro (1-OPV, pag. 26), althans 357.607 euro (AMB-39, pag. 260) en/of 274.251 euro (AMB-038 en AMB-38-01, pag. 251) en/of 130.632 euro (AMB-29, pag. 173) en/of 92.230 euro (AMB-30, pag. 189) en/of 77.752 euro (AMB-27, pag. 151) en/of 39.594 euro (AMB-37, pag. 224), althans een of meer geldbedrag(en) verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten een of meer van genoemd(e) geldbedrag(en) gebruik gemaakt, terwijl zij en/of haar medeverdachte(n) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2. subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 8 april 2008 tot en met 2 december 2016 te Amsterdam, althans in Nederland, en/of in Suriname, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (een) voorwerp(en), te weten te weten een of meer geldbedrag(en) van (in totaal) ongeveer 972.066 euro (1-OPV, pag. 26), althans 357.607 euro (AMB-39, pag. 260) en/of 274.251 euro (AMB-038 en AMB-38-01, pag. 251) en/of 130.632 euro (AMB-29, pag. 173) en/of 92.230 euro (AMB-30, pag. 189) en/of 77.752 euro (AMB-27, pag. 151) en/of 39.594 euro (AMB-37, pag. 224), althans een of meer geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten een of meer van genoemd(e) geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij en/of haar medeverdachte(n) wist(en) en/of redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.

Oordeel van het hof

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 en feit 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van het eerste feit alleen kan worden verweten dat zij valse aanvragen/wijzigingen heeft gedaan voor haar eigen kind. Het is niet de verdachte geweest die het meesterbrein achter deze oplichting is geweest, meer personen hebben hierin een rol gespeeld. Ten tijde van de tenlastegelegde feiten bevond de verdachte zich in een heftige periode nu haar man zelfmoord had gepleegd, en onder die omstandigheden heeft ze verkeerde keuzes gemaakt.
De verdachte heeft, voor zover van belang, ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij een persoon die niet in het dossier voorkomt heeft geholpen met een valse aanvraag kinderopvangtoeslag en dat toen de ellende is begonnen. Daarnaast heeft ze de drie valse aanvragen/wijzigingen voor haar eigen kind gedaan. Voor de overige aanvragen/wijzigingen geldt dat zij er niets mee te maken heeft gehad en dat met name [naam 1] en [medeverdachte 1] de boosdoeners zijn. Zij stonden dichtbij haar, hadden toegang tot haar huis en konden zo beschikken over de bankpassen en rekeningen. Beiden hebben misbruik gemaakt van haar heftige persoonlijke situatie
Het hof overweegt als volgt.
Feit l
Onder feit 1 is aan de verdachte ten laste gelegd - kort gezegd - dat zij de Belastingdienst heeft bewogen tot de afgifte van geld door het indienen van valse aanvragen voor kinderopvangtoeslag en valse verzoeken tot wijziging van de kinderopvangtoeslag. Deze aanvragen en verzoeken tot wijziging hadden betrekking op verschillende kinderen, perioden en opvanglocaties. Deze zullen hieronder worden besproken.
Kind [kind 1]
De verdachte heeft ter terechtzitting bij het hof erkend dat haar eigen kind [kind 1] nooit naar de buitenschoolse opvang [opvang 1] ging. Wel ging zij soms naar kinderopvang [opvang 2] , maar daarvoor hoefde zij niets te betalen. De verdachte heeft bekend dat zij ten onrechte de aanvraag per 1 januari 2009 en de verzoeken tot wijziging per 26 mei 2009 en 1 juli 2009 heeft ingediend en dat zij op basis daarvan ten onrechte kinderopvangtoeslag heeft ontvangen. Ook uit de verklaring van getuige [getuige 1] , in dienst bij kinderopvang [opvang 1] , blijkt dat het kind [kind 1] niet in de administratie voorkomt en geen opvang heeft genoten. De conclusie is dan ook dat de inhoud van de door de verdachte op 24 april 2009 ingediende aanvraag per 1 januari 2009 en de op 3 juni 2009 en 24 juni 2009 ingediende verzoeken tot wijziging per respectievelijk 26 mei 2009 en 1 juli 2009 met betrekking tot [kind 1] vals is, terwijl de Belastingdienst daardoor is bewogen tot de uitbetaling van kinderopvangtoeslag.
Kinderen [kind 2]
Ten behoeve van de opvang van de kinderen [kind 2] , [kind 3] en [kind 4] is op 2 april 2010 bij de Belastingdienst een verzoek tot wijziging kinderopvangtoeslag ingediend. Daarbij is opgegeven dat [kind 2] per l februari 2010 gedurende 151 uur per maand buitenschoolse opvang geniet bij [opvang 2] en dat [kind 3] en [kind 4] per l februari 2010 gedurende 218 uur per maand dagopvang genieten bij [opvang 3] . De Belastingdienst heeft in de periode van 17 december 2008 tot en met 17 december 2013 € 104.513,00 aan kinderopvangtoeslag uitgekeerd voor de opvang van de kinderen [kind 2] .
Getuige [getuige 2] heeft op 9 november 2015 verklaard dat haar kinderen [kind 3] en [kind 4] pas vanaf april 2010 voor maximaal twee tot drie dagen per week naar [opvang 3] gingen. Haar kinderen hebben nooit opvang genoten bij [opvang 2] . [getuige 2] heeft ook verklaard dat zij in 2008 een bijstandsuitkering ontving en dat zij die nog steeds ontvangt. [getuige 2] beschikte dan ook niet over een dagbesteding in de vorm van werk. Getuige [getuige 3] van [opvang 2] heeft verklaard dat [kind 2] niet in het systeem voorkomt. Gelet op deze feiten en omstandigheden stelt het hof allereerst vast dat [kind 2] nooit opvang heeft genoten bij [opvang 2] zodat de inhoud van het verzoek tot wijziging dat ziet op dit kind onjuist en daarmee vals is. Verder stelt het hof met betrekking tot de kinderen [kind 3] en [kind 4] vast dat zij eerst per april 2010 naar de opvang zijn gegaan en de in het verzoek tot wijziging genoemde ingangsdatum van 1 februari 2010 dus onjuist is. Daarnaast past het in het verzoek tot wijziging opgegeven aantal uren niet bij het aantal dagen per maand dat [kind 3] en [kind 4] feitelijk naar [opvang 3] gingen, zodat het verzoek ook op die grond inhoudelijk onjuist en dus vals is. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de verdachte haar heeft verteld dat zij vanaf januari 2010 kinderopvangtoeslag zou aanvragen voor [kind 3] en [kind 4] . De getuige heeft gezien dat de verdachte deze aanvragen deed. De verdachte heeft ook het aanvragen van de DigiD voor haar geregeld. Als getuige [getuige 2] formulieren kreeg van de Belastingdienst, dan gaf zij die aan [verdachte] .
Geconfronteerd met jaaroverzichten 2009 inzake [kind 2] verklaart getuige [getuige 3] dat het jaaroverzicht niet door [opvang 2] is opgemaakt. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij in opdracht van de verdachte geldbedragen heeft opgenomen en aan de verdachte en aan [getuige 2] heeft gegeven.
Dit alles betekent dat de inhoud van het op 2 april 2010 door de verdachte ingediende verzoek tot wijziging per 1 februari 2010 voor de kinderen [getuige 2] vals is, terwijl de Belastingdienst daardoor is bewogen tot de uitbetaling van kinderopvangtoeslag.
Kinderen [kind 5]
Op naam van [kind 5] en [kind 6] is op 24 april 2009 bij de Belastingdienst een verzoek tot wijziging van de kinderopvangtoeslag binnengekomen inhoudende dat de kinderen per 1 januari 2009 gedurende 130 uur per maand buitenschoolse opvang genieten bij [opvang 1] . Op 4 oktober 2009 is een wijziging ingediend inhoudende dat [kind 7] per 5 oktober 2009 gedurende 238 uur per maand buitenschoolse opvang geniet bij [opvang 1] en is voor de kinderen [kind 5] en [kind 6] de instelling aangepast (het hof begrijpt: gehandhaafd) naar [opvang 1] . Op 8 februari 2010 is er een aanvraag ingediend inhoudende dat de kinderen [kind 5] , [kind 6] en [kind 7] allen per l januari 2010 gedurende 135 uur buitenschoolse opvang genieten bij [opvang 1] . De Belastingdienst heeft tussen april 2008 en mei 2010 in totaal € 62.112,00 uitgekeerd voor de opvang van de kinderen [kind 5] . Het geld is onder andere gestort op de rekening van de verdachte, de rekening van de dochter van de verdachte en de privérekening van medeverdachte [medeverdachte 1] . Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat haar kinderen niet zijn opgevangen bij [opvang 1] en dat de verdachte de aanvragen en wijzigingen voor haar kinderen heeft ingediend. Getuige [getuige 1] , medewerker van [opvang 1] heeft verklaard dat de kinderen [kind 5] daar geen opvang hebben genoten.
Dit alles betekent dat de inhoud van de op 24 april 2009 en 4 oktober 2009 door de verdachte ingediende verzoeken tot wijziging per respectievelijk 1 januari 2009 en 5 oktober 2009 en de op 8 februari 2010 door de verdachte ingediende aanvraag per 1 januari 2010 vals is, terwijl de Belastingdienst daardoor is bewogen tot de uitbetaling van kinderopvangtoeslag.
Kind [kind 8]
Op naam van [kind 8] is op 26 januari 2009 bij de Belastingdienst een verzoek tot wijziging kinderopvangtoeslag ingediend inhoudende dat het kind per die datum gedurende 224 uur per maand dagopvang geniet bij [opvang 3] . De Belastingdienst heeft in de periode 2008-2011 kinderopvangtoeslag uitgekeerd voor de opvang van het kind [kind 8] . Daarvan is € 50.206,00 gestort op de rekening van de verdachte, de rekening van de dochter van de verdachte en de privérekening van medeverdachte [medeverdachte 1] . Tussen mei 2009 en januari 2010 was er een exploitatieverbod voor [opvang 3] van kracht en was opvang feitelijk onmogelijk. Voor de periode maart tot en met november 2009 is daarom door middel van een antwoordformulier opgegeven dat het kind naar kinderdagverblijf [opvang 4] ging. Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat haar kind in 2009 alleen is opgevangen bij [opvang 3] . Haar zoontje ging er soms drie en soms vier dagen per week heen. Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat het in het verzoek tot wijziging van de kinderopvangtoeslag opgegeven aantal uren niet past bij het aantal dagen per maand dat het kind [kind 8] feitelijk naar de opvang ging, zodat het verzoek inhoudelijk onjuist en dus vals is. [getuige 5] heeft verklaard dat de verdachte voor haar een DigiD en de kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij in opdracht van de verdachte geldbedragen heeft opgenomen en aan de verdachte en [getuige 5] heeft gegeven.
Dit alles betekent dat de inhoud van het op 26 januari 2009 door de verdachte ingediende verzoek tot wijziging per diezelfde datum vals is, terwijl de Belastingdienst daardoor is bewogen tot de uitbetaling van kinderopvangtoeslag.
Kinderen [kind 9]
Op naam van [kind 9] en [kind 10] is op 1 december 2009 bij de Belastingdienst een aanvraag kinderopvangtoeslag binnengekomen inhoudende dat de kinderen per 1 januari 2009 gedurende 149 uur per maand buitenschoolse opvang genieten bij [opvang 2] . De Belastingdienst heeft in de periode december 2009 tot en met 17 december 2012 € 43.837,00 aan kinderopvangtoeslag uitgekeerd voor de opvang van de kinderen [kind 9] op de privérekeningen van medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Getuige [getuige 3] van KDV [opvang 2] heeft verklaard dat de kinderen niet in het systeem voorkomen. Geconfronteerd met jaaroverzichten van 2009 inzake de kinderen [kind 9] en [kind 10] verklaart getuige [getuige 3] dat de jaaroverzichten niet door [opvang 2] zijn opgemaakt. Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat haar kinderen geen opvang hebben genoten bij [opvang 2] en dat de formulieren voor kinderopvangtoeslag door de verdachte zijn ingevuld en opgestuurd naar de Belastingdienst.
Dit alles betekent dat de inhoud van de op 1 december 2009 door de verdachte ingediende aanvraag per 1 januari 2009 vals is, terwijl de Belastingdienst daardoor is bewogen tot de uitbetaling van kinderopvangtoeslag.
Betrokkenheid verdachte
De verdachte heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat zij de aanvragen en verzoeken tot wijziging die niet op haar eigen kind ( [kind 1] ) zien, niet heeft ingediend. Zij vermoedt dat medeverdachte [medeverdachte 1] en getuige [getuige 4] degenen zijn geweest die deze aanvragen en verzoeken tot wijziging hebben ingediend. Het geld is weliswaar deels gestort op rekeningen van de verdachte, haar dochter en haar broer [medeverdachte 2] (medeverdachte), maar [medeverdachte 1] en [getuige 4] hadden toegang tot haar woning en konden aldus gebruik maken van de bankpassen die daar lagen. De verdachte zelf was in de war door een ingrijpende gebeurtenis in haar privéleven waardoor zij niet in de gaten heeft gehad dat [medeverdachte 1] en [getuige 4] gebruik maakten van haar bankrekening.
Het hof acht die verklaring van de verdachte ongeloofwaardig in het licht van het voorgaande. Gelet op de langere periode waarin de oplichtingen hebben plaatsgevonden, de hoeveelheid gedragingen die daarvoor nodig zijn geweest en de omvang van de geldstromen naar de bankrekeningen van de verdachte, haar dochter en haar broer [medeverdachte 2] en de vele transacties die met dit geld na ontvangst op de rekeningen hebben plaatsgevonden, is het hoogst onaannemelijk dat anderen buiten het zicht van verdachte daarvoor verantwoordelijk zijn geweest. Er bevindt zich voor dat scenario ook geen ondersteuning in het dossier. Integendeel, vele getuigen hebben juist verklaard dat het de verdachte was die de aanvragen en de verzoeken tot wijziging met hen of voor hen heeft ingediend. Dat kinderdagverblijf [opvang 3] op enig moment op de naam van medeverdachte [medeverdachte 1] is komen te staan, leidt niet tot een ander oordeel. Uit de dossierstukken volgt weliswaar dat de verdachte tot
23 februari 2009 eigenaresse is geweest van [opvang 3] en dat het bedrijf vervolgens is overgegaan naar medeverdachte [medeverdachte 1] . Voormalige medewerkers [getuige 7] en [getuige 4] hebben echter verklaard dat de verdachte, ook nadat [medeverdachte 1] op papier de opvang overnam, nog altijd de leiding over het dagverblijf had en dat [medeverdachte 1] geen beslissingen mocht nemen zonder de verdachte daarvan op de hoogte te stellen. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] verklaard dat zij het bedrijf op verzoek van de verdachte op haar naam heeft laten zetten en dat afgesproken was dat zij in de loop der tijd meer beslissingen mocht gaan nemen, maar dat het daar in de praktijk nooit van is gekomen. Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat de verdachte (ook) haar had gevraagd om als ‘strovrouw’ op te treden.
Feit 2
Onder feit 2 is aan de verdachte het witwassen ten laste gelegd van verschillende geldbedragen die zijn gestort op bankrekeningen van de verdachte, de bankrekeningen van medeverdachte [medeverdachte 1] , de zakelijke rekening van [opvang 3] , de bankrekeningen van medeverdachte [medeverdachte 2] en bankrekeningen van haar dochter [kind 1] . De geldbedragen die in de tenlastelegging worden genoemd, zijn telkens het totaal aan kinderopvangtoeslag dat op de betreffende bankrekeningen is gestort.
€ 357.607,00 op bankrekening * [rekeningnummer 1] ten name van [medeverdachte 1]
Uit een analyse van de bij- en afschrijvingen van deze bankrekening blijkt dat er op deze bankrekening gedurende meerdere jaren kinderopvangtoeslag is gestort (in totaal € 357.607,00) die is toegekend aan een aanzienlijk aantal personen. Uit verklaringen van een aantal van deze personen volgt dat de betreffende kinderen geen opvang genoten waarvoor de toeslag was aangevraagd of een aanzienlijk aantal uren minder dan waarvoor de toeslag was aangevraagd. Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die verklaren dat deze kinderopvangtoeslag niet op de rekeningen van de ouders zelf of op de zakelijke bankrekening van [opvang 3] is gestort, anders dan dat het gaat om ten onrechte ontvangen kinderopvangtoeslag. Uit de analyse van de bankrekening blijkt dat wanneer de kinderopvangtoeslag op de rekening werd bijgeschreven, nog dezelfde dag of kort daarna het ontvangen bedrag middels overboekingen, contante opnames of betalingen van de rekening werd gehaald. Van deze rekening werd door middel van meerdere transacties in totaal € 231.375,00 contant opgenomen en in totaal € 106.967,16 overgeboekt naar rekening [rekeningnummer 2] t.n.v. [medeverdachte 1] . Daarnaast werd er door meerdere transacties een bedrag van in totaal € 26.204,15 aan contanten gestort op deze rekening.
€ 274.251,00 op bankrekening * [rekeningnummer 3] ten name van [medeverdachte 1]
Uit een analyse van de bij- en afschrijvingen van deze bankrekening blijkt dat er op deze bankrekening gedurende meerdere jaren kinderopvangtoeslag is gestort (in totaal € 274.251,00) die is toegekend aan een aanzienlijk aantal personen. Deze bankrekening betreft de zakelijke bankrekening van [opvang 3] . Het hof houdt om die reden rekening met de mogelijkheid dat het hier deels gaat om kinderopvangtoeslag die is uitgekeerd ten behoeve van de opvang van kinderen die daadwerkelijk kinderopvang genoten. Dit is echter anders ten aanzien van de bedragen die zijn doorgestort naar de kinderrekeningen van de kinderen [kind 2] . Deze geldstroom (in totaal € 18.358,00) is niet verklaarbaar als het zou gaan om terecht ontvangen kinderopvangtoeslag. Hetzelfde geldt voor de geldstroom (in totaal € 14.626,00) naar de jongerenrekening van [naam 3] , een kind van medeverdachte [medeverdachte 1] . Het hof stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen daarom vast dat een geldbedrag van in totaal € 32.984,00 (€ 18.358,00 + € 14.626,00) geheel of gedeeltelijk van misdrijf afkomstig is.
€ 130.632,00 op bankrekening * [rekeningnummer 4] ten name van [medeverdachte 2]
Uit een analyse van de bij- en afschrijvingen van deze bankrekening blijkt dat er op deze bankrekening gedurende meerdere jaren kinderopvangtoeslag is gestort (in totaal € 130.632,00) die is toegekend aan een aanzienlijk aantal personen. Uit verklaringen van een aantal van deze personen volgt dat de betreffende kinderen geen opvang genoten waarvoor de toeslag was aangevraagd of een aanzienlijk aantal uren minder dan waarvoor de toeslag was aangevraagd. Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die verklaren dat deze kinderopvangtoeslag juist op deze rekening werd gestort en niet op de rekeningen van de ouders zelf of op de zakelijke bankrekening van [opvang 3] is gestort, anders dan dat het gaat om ten onrechte ontvangen kinderopvangtoeslag. Van deze rekening werd door middel van meerdere transacties in totaal € 80.970,00 contant opgenomen. De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zijn zusje [verdachte] , verdachte, gemachtigd was voor deze bankrekening.
€ 92.230,00 op bankrekening * [rekeningnummer 5] ten name van [verdachte] (de verdachte)
Uit een analyse van de bij- en afschrijvingen van deze bankrekening blijkt dat er op deze bankrekening gedurende meerdere jaren kinderopvangtoeslag is gestort (in totaal € 92.230,00) die is toegekend aan meerdere personen. Uit verklaringen van een aantal van deze personen volgt dat de betreffende kinderen geen opvang genoten waarvoor de toeslag was aangevraagd of een aanzienlijk aantal uren minder dan waarvoor de toeslag was aangevraagd. Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die verklaren dat deze kinderopvangtoeslag niet op de rekeningen van de ouders zelf of op de zakelijke bankrekening van [opvang 3] is gestort, anders dan dat het gaat om ten onrechte ontvangen kinderopvangtoeslag. Uit de analyse van de bankrekening blijkt dat wanneer de kinderopvangtoeslag op de rekening werd bijgeschreven, nog dezelfde dag of kort daarna het ontvangen bedrag middels overboekingen, contante opnames of betalingen van de rekening werd gehaald. Van deze rekening werd door middel van meerdere transacties in totaal € 62.900,00 contant opgenomen.
€ 77.752,00 op bankrekening * [rekeningnummer 6] ten name van [naam 4]
Deze rekening betreft een jongerenrekening van de dochter van de verdachte. Uit een analyse van de bij- en afschrijvingen van deze bankrekening blijkt dat er op deze bankrekening gedurende meerdere jaren kinderopvangtoeslag is gestort (in totaal € 77.752,00) die is toegekend aan een aanzienlijk aantal personen. Uit verklaringen van een aantal van deze personen volgt dat de betreffende kinderen geen opvang genoten waarvoor de toeslag was aangevraagd of een aanzienlijk aantal uren minder dan waarvoor de toeslag was aangevraagd. Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die verklaren dat deze kinderopvangtoeslag juist op deze rekening werd gestort en niet op de rekeningen van de ouders zelf of op de zakelijke bankrekening van [opvang 3] is gestort, anders dan dat het gaat om ten onrechte ontvangen kinderopvangtoeslag. Uit de analyse van de bankrekening blijkt dat wanneer de kinderopvangtoeslag op de rekening werd bijgeschreven, nog dezelfde dag of kort daarna het ontvangen bedrag middels overboekingen, contante opnames of betalingen van de rekening werd gehaald. Van deze rekening werd door middel van meerdere transacties in totaal € 39.743,76 opgenomen. Ook werden er veel contante geldbedragen op deze bankrekening gestort, in totaal € 67.748,37. Van deze bankrekening zijn aanzienlijke geldbedragen overgeschreven naar bankrekening * [rekeningnummer 5] ten name van de verdachte en naar bankrekening * [rekeningnummer 4] ten name van [medeverdachte 2] .
€ 39.594,00 op bankrekening * [rekeningnummer 7] ten name van [medeverdachte 2]
Uit een analyse van de bij- en afschrijvingen van deze bankrekening blijkt dat er op deze bankrekening kinderopvangtoeslag is gestort die is toegekend aan [naam 5] (in totaal € 23.491,00). Deze kinderopvangtoeslag is aangevraagd ten behoeve van de opvang van de kinderen [kind 11] en [kind 12] bij kinderdagverblijven [opvang 4] en [opvang 5] . Uit informatie van deze kinderopvanginstellingen blijkt dat deze kinderen daar geen opvang hebben genoten. Op het moment dat de kinderopvangtoeslag op de rekening werd bijgeschreven, werd dezelfde dag of kort daarna het ontvangen bedrag middels overboekingen, contante opnames of betalingen van de rekening gehaald.
Van deze bankrekening werd door middel van meerdere transacties in totaal € 26.040,00 opgenomen.
In de periode van 10 maart 2010 tot en met 28 november 2013 werd middels 102 transacties in totaal € 102.421,10 aan contanten gestort op de rekening.
Daarnaast werd middels 63 transacties in totaal € 49.914,15 overgemaakt, middels een betaalautomaat, naar Suri Change, middels 8 transacties in totaal € 11.881,00 overgemaakt naar [bedrijf] en middels 46 transacties in totaal € 22.097,70 overgeboekt naar rekening [rekeningnummer 8] t.n.v. [kind 1] , de dochter van de verdachte. Verder zijn er vanaf deze bankrekeningen overschrijvingen gedaan naar bankrekeningen van een aantal ouders, zonder dat de kinderopvangtoeslag ten behoeve van hun kinderen op deze bankrekening werd gestort.
De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat zijn zusje [verdachte] , verdachte, gemachtigd was voor deze bankrekening. Ook heeft hij verklaard dat zij bij [bedrijf] een lening hadden voor een woning in Suriname waarvoor betalingen werden gedaan.
Witwassen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat geldbedragen die door oplichting zijn verkregen, werden gestort op verschillende bankrekeningen. Deze geldbedragen zijn deels contant opgenomen en deels doorgestort naar andere bankrekeningen. Door de veelheid van opnames, stortingen en overboekingen is voor een groot deel van deze geldbedragen niet langer te achterhalen waar deze terecht zijn gekomen. Een ander deel van de geldbedragen is overgedragen aan anderen of omgezet door het doen van betalingen voor goederen en diensten. De gedragingen van de verdachte moeten om die reden worden aangemerkt als witwassen. Gelet op de lange duur en het grote aantal geldbedragen komt het hof tot de conclusie dat de verdachte van het witwassen een gewoonte gemaakt.
Uit het bewijs volgt verder dat de verdachte hierbij nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt, onder meer met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij in de periode van 26 januari 2009 tot en met 17 december 2013 in Nederland,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door listige kunstgrepen, de Belastingdienst heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
immers heeft verdachte - ter verkrijging van Kinderopvangtoeslag - documenten, te weten valselijk opgemaakte (elektronische) aanvragen/wijzigingen aanvraag Kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst ingediend, inhoudende dat
- [kind 1] per 1 januari 2009 gedurende 130 uur per maand buitenschoolse opvang geniet bij [opvang 1] en
- [kind 1] per 26 mei 2009 gedurende 154 uur per maand buitenschoolse opvang geniet bij [opvang 1] en
- [kind 1] per 1 juli 2009 gedurende 168 uur per maand buitenschoolse opvang geniet bij [opvang 1] en
- [kind 2] per 1 februari 2010 gedurende 151 uur per maand buitenschoolse opvang geniet bij [opvang 2] en [kind 3] en [kind 4] per 1 februari 2010 beiden gedurende 218 uur per maand dagopvang genieten bij [opvang 3] en
- [kind 5] en [kind 6] beiden per 1 januari 2009 gedurende 130 uur per maand buitenschoolse opvang genieten bij [opvang 1] en
- [kind 7] per 5 oktober 2009 gedurende 238 uur per maand buitenschoolse opvang geniet bij [opvang 1] en [kind 5] en [kind 6] beiden per 5 oktober 2009 gedurende 130 uur per maand buitenschoolse opvang genieten bij t [opvang 1] en
- [kind 5] , [kind 6] en [kind 7] allen per 1 januari 2010 gedurende 135 uur per maand buitenschoolse opvang genieten bij [opvang 1] en
- [kind 8] per 26 januari 2009 gedurende 224 uur per maand dagopvang geniet bij [opvang 3] en
- [kind 9] en [kind 10] beiden per 1 januari 2009 gedurende 149 uur per maand buitenschoolse opvang genieten bij [opvang 2] ,
waardoor verdachte de suggestie heeft gewekt dat de persoon genoemd op de aanvraag Kinderopvangtoeslag recht had op deze toeslag,
waardoor de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemde toeslagen;
2. primairzij in de periode van 8 april 2008 tot en met 2 december 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
immers hebben verdachte en haar medeverdachten geldbedragen van in totaal 714.696. euro verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl zij en haar medeverdachten wisten dat bovenomschreven voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van gewoontewitwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte in eerste aanleg voor het onder feit 1 en feit 2 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde onder feit 1 en 2 primair - met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn - zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte een taakstraf dient te worden opgelegd nu aan [medeverdachte 1] een taakstraf is opgelegd en het verschil tussen de rol van de verdachte en die van [medeverdachte 1] niet groot is. Een andere strafmodaliteit is niet te rechtvaardigen.
De verdachte bevond zich in een heftige periode ten tijde van de tenlastegelegde feiten en zij heeft haar leven nu weer opgepakt. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de overschrijding van de redelijke termijn en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gedurende een langere periode de Belastingdienst opgelicht en zeer forse geldbedragen witgewassen. Door middel van oplichting heeft de verdachte ernstig misbruik gemaakt van het systeem van de Belastingdienst dat is ingesteld om grote aantallen aanvragen en wijzigingen kinderopvangtoeslag zo snel mogelijk te kunnen verwerken. De Belastingdienst gaat daarbij in het algemeen uit van de juistheid van de ingediende verzoeken om zo de aanvragers niet lang in onzekerheid te laten verkeren. De verdachte heeft het vertrouwen dat de basis vormt van het door de Belastingdienst gehanteerde systeem ernstig geschaad en het systeem bewust ondermijnd, enkel en alleen om er financieel beter van te worden. De verdachte heeft zich daarnaast samen met haar mededaders gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen door de door de oplichting van de Belastingdienst op diverse rekeningen ontvangen geldbedragen te ontvangen, te storten, door te storten en op te nemen. Het witwassen van geld heeft een ontwrichtende werking op de integriteit van het financieel en economisch verkeer. Daarnaast is witwassen een ondermijnend feit dat de maatschappij veel schade toebrengt. Met haar handelen heeft de verdachte immers meegewerkt aan het aan het zicht van justitie onttrekken van opbrengsten uit misdrijven.
Gelet op de ernst van de feiten, de belangrijke rol die verdachte daarbij heeft gespeeld en de hoogte van het benadelingsbedrag, kan niet worden gekomen tot een andere straf dan een gevangenisstraf. Het hof heeft als uitgangspunt bij het bepalen van de straf rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, zoals beschreven in de zogenoemde LOVS-oriëntatiepunten. Het hof gaat uit van een benadelingsbedrag van € 714.696, het bedrag dat door de verdachte is witgewassen.
Voor fraude waarmee een geldbedrag is gemoeid tussen de € 500.000 en € 1.000.000 worden onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd tussen de 18 en 24 maanden.
De verdachte is de initiator geweest van de frauduleuze handelingen en heeft ook een fors financieel voordeel genoten. Zowel bij de FIOD als tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte nauwelijks verantwoordelijkheid genomen voor haar handelen. Nu de verdachte de feiten blijft ontkennen en geen blijk heeft gegeven het laakbare van haar handelen in te zien, acht het hof het van belang dat er een voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd om de verdachte in de toekomst ervan te weerhouden nogmaals (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof geen grond om voor een andere straf(soort) te kiezen.
Het hof neemt in aanmerking dat in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. De verdachte is, in tegenstelling tot de medeverdachte, op 1 december 2016 door de Franse autoriteiten aangehouden en in Nederland in verzekering gesteld op 15 december 2016. Het vonnis van de rechtbank is van 20 november 2018. Het hof doet bij arrest van 22 december 2022 uitspraak. Van een overschrijding van de redelijke termijn is in eerste aanleg geen sprake; doch wel in hoger beroep en wel met twee jaren. Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep in het voordeel van de verdachte meewegen bij het bepalen van de hoogte straf.
In beginsel acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Het hof zal echter, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, een gevangenisstraf van na te melden duur opleggen.

In beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslagbeslissing van de rechtbank dient te worden bevestigd: het geld dient te worden verbeurdverklaard en de overige goederen kunnen worden teruggegeven aan de verdachte.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat alle goederen op de beslaglijst dienen te worden teruggegeven aan de verdachte. Ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag voert de raadsman aan dat niet kan worden vastgesteld dat het geld van enig misdrijf afkomstig is.
Het hof overweegt als volgt.
Onder de verdachte zijn blijkens de beslaglijst van 17 augustus 2018 de volgende voorwerpen in
beslag genomen:
2.00 STK Papier, NBI, 2 kwitantie moneytransfer/visitekaart uitvaartcentrum
STK Administratie, NBI, diverse administratie/foto’s/stempel/pashouder
STK Administratie, NBI, bankbescheiden/reisbescheiden/foto's.
Geld, euro 5.870, aangetroffen tijdens fouillering.
Geldbedrag
Het onder nummer 4 inbeslaggenomen geldbedrag behoort aan de verdachte toe. Zij kan dit geld geheel te eigen bate aanwenden. Nu het hof aanneemt dat dit geld geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het onder 1 en/of 2 bewezen geachte is verkregen, wordt dit geld verbeurdverklaard.
Administratie
Het hof gelast de teruggave aan de verdachte van de onder nummers 1 tot en met 3 inbeslaggenomen en
niet teruggegeven voorwerpen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 63, 326 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
4. Geld, euro 5.870, aangetroffen tijdens fouillering.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2.00 STK Papier, NBI, 2 kwitantie moneytransfer/visitekaart uitvaartcentrum
STK Administratie, NBI, diverse administratie/foto’s/stempel/pashouder
STK Administratie, NBI, bankbescheiden/reisbescheiden/foto's.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. R. van der Heijden en mr. H.A. Stalenhoef, in tegenwoordigheid van
mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
22 december 2022.
mr. B.K.M. Pouw is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]