ECLI:NL:GHAMS:2022:3924

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
23-001180-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake witwassen van een geldbedrag van 59.000 euro

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1978, werd beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van 59.000 euro, dat op 28 september 2021 in zijn auto werd aangetroffen. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zijn raadsvrouw aanvoerde dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, omdat de auto zonder toestemming was doorzocht. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte toestemming had gegeven voor het doorzoeken van de auto, en dat er geen sprake was van een onherstelbaar vormverzuim.

Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. De verdachte heeft geen concrete verklaring gegeven voor de herkomst van het geld en zijn verklaring werd als ongeloofwaardig beschouwd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. Daarnaast zijn de in beslag genomen geldbedragen en de auto verbeurd verklaard, omdat deze zijn gebruikt bij het plegen van het witwassen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001180-22
datum uitspraak: 22 december 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 april 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-262519-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboortedag]) in het jaar 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
8 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 28 september 2021, te Amsterdam, althans in Nederland, een geldbedrag van 59.000 euro, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van dat geldbedrag gebruik heeft gemaakt, en/of van dat geldbedrag de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat geldbedrag was, en/of wie dat geldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig en/of enig eigen misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsmotivering

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat schuldwitwassen wettig en overtuigend kan worden bewezen conform het vonnis van de politierechter.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit wegens een gebrek aan bewijs. Zij heeft daartoe in de eerste plaats aangevoerd dat de auto waarin de verdachte werd staande gehouden onrechtmatig is doorzocht nu de verdachte daarvoor geen toestemming heeft gegeven. Er is daarmee sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv waardoor het in de auto aangetroffen contante geldbedrag van het bewijs moet worden uitgesloten. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de inhoud van de blauwe plastic [winkel]-tas(sen) en dat hij er niet over kon beschikken.
Het hof overweegt als volgt.
359a Sv-verweer
Verbalisant [verbalisant 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de verdachte toestemming heeft gegeven om in de auto te kijken en dat de verdachte deze toestemming heeft verleend nadat [verbalisant 1] hem erop had gewezen dat hij het recht had om dit te weigeren. Ook de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben bij de rechter-commissaris verklaard te hebben gehoord dat de verdachte toestemming gaf. [verbalisant 1] trof vervolgens tussen de bestuurdersstoel en de passagiersstoel de betreffende plastic tas aan, welke tas half open stond. Hij kon op dat moment al zien dat zich in de tas een object gewikkeld in folie bevond. De folie trok zijn aandacht nu, aldus [verbalisant 1], cocaïne vaak in folie wordt gewikkeld. Dat was voor de verbalisant de reden de tas een klein stukje verder open te doen.
Het hof ziet geen reden om aan de verklaringen van verbalisant [verbalisant 1] te twijfelen. Enig solide aanknopingspunt daarvoor ontbreekt. [verbalisant 1] is, met de wijze waarop hij in de auto en in de tas heeft gekeken, gebleven binnen de reikwijdte van de toestemming die de verdachte had gegeven. Nog daargelaten de ernst van een eventuele overschrijding en het nadeel dat daarvoor voor de verdachte is ontstaan, het hof is van oordeel dat het bewijs rechtmatig is verkregen en er geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Het op artikel 359a Sv gebaseerde verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Witwassen
Het hof zal eerst beoordelen of de feiten en omstandigheden in deze zaak van dien aard zijn dat deze een vermoeden van een criminele herkomst van de goederen rechtvaardigen. Indien dit zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de goederen. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Op 28 september 2021 was de verdachte bestuurder en enige inzittende van een witte bus, een Renault Trafic. In de auto werd een contant geldbedrag van € 59.000 aangetroffen in een blauwe plastic tas. De bankbiljetten waren in stapels gewikkeld in folie. Gelet op deze feiten en omstandigheden is een vermoeden van een criminele herkomst van de goederen gerechtvaardigd. Van de verdachte mag dan een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring worden verlangd. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen antwoord willen geven op vragen die aan hem zijn gesteld over de herkomst van het geld. Hij heeft verklaard dat hij de auto heeft geleend van een vriend en dat meerdere mensen gebruik maakten van de auto. De auto lag vol met troep, reden waarom hij de [winkel]-tas niet zou hebben gezien. De verdachte heeft niet willen zeggen van wie hij de auto heeft geleend, wie de eigenaar van het in de auto aangetroffen geldbedrag is en waar de auto door hem naartoe moest worden gebracht.
Het hof acht de verklaring van de verdachte, voor zover die inhoudt dat hij de plastic tas niet heeft zien liggen, ongeloofwaardig en onwaarschijnlijk nu deze tas zich naast de bestuurdersstoel bevond en de verdachte de auto bestuurde. Op de foto van de bestuurderscabine is er op die plek geen ‘troep’ te zien en is de tas duidelijk waarneembaar.
Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de verklaring van de verdachte niet kan worden aangemerkt als een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring. De verdachte heeft vragen niet willen beantwoorden en geen enkel aanknopingspunt gegeven voor nader relevant onderzoek. De verdachte heeft wel geopperd om onderzoek te doen naar de aanwezigheid van zijn vingerafdrukken op het verpakte geld. De eventuele afwezigheid van vingerafdrukken van de verdachte zou echter niet zonder meer aannemelijk maken dat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van het geld.
Op grond van al het voorgaande is het hof van oordeel dat het niet anders kan dan dat het ten laste gelegde geld onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte hiervan op de hoogte was.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 september 2021 te Amsterdam een geldbedrag van 59.000 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde schuldwitwassen veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte in een slechte gezondheid verkeert door zijn zenuwpijnen. Hij slikt hiervoor medicatie. Indien de verdachte wordt veroordeeld, dan zou een taakstraf – als passend werk voor hem kan worden gevonden – kunnen worden opgelegd, al dan niet met een voorwaardelijk deel. Een gevangenisstraf zou de verdachte te zeer belemmeren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van € 59.000. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Witwassen draagt bij aan de instandhouding van ondermijnende criminaliteit, reden waarom dit delict in de regel zwaar wordt bestraft. Het hof houdt rekening met straffen die meestal worden opgelegd voor soortgelijke feiten, zoals ook beschreven is in de zogenoemde LOVS-oriëntatiepunten. Voor fraude waarmee een geldbedrag is gemoeid tussen de € 10.000 en € 70.000 worden onvoorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd tussen de twee en vijf maanden. Het hof ziet geen bijzondere omstandigheden die aanleiding zijn te kiezen voor een andere strafsoort of een lagere straf. De straf die door de politierechter is opgelegd, doet onvoldoende recht aan de ernst van het bewezen verklaarde feit. Het hof ziet in de door de verdediging naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden geen aanleiding te kiezen voor een andere strafsoort of de straf te matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

In beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

Geldbedragen
Het hof zal de inbeslaggenomen geldbedragen verbeurdverklaren omdat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting (in hoger beroep) blijkt dat dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het feit is begaan.
Auto
Ingevolge het bepaalde in artikel 36c, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer alle voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid, voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot het in beslag genomen voertuig kan in de eerste plaats worden vastgesteld dat het door de verdachte is gebruikt om een grote hoeveelheid contant geld met een criminele herkomst te vervoeren, waarmee het voertuig dienstbaar is geweest bij het plegen van het hierboven bewezenverklaarde witwassen. Voorts kan worden vastgesteld dat het ongecontroleerde bezit van het voertuig in strijd is met het algemeen belang, nu uit het dossier blijkt dat in het voertuig op professionele wijze een verborgen ruimte is aangebracht, die geen ander doel kan hebben dan het verhullen van strafbare feiten. Dat in deze zaak bij het vervoeren van genoemd geldbedrag geen gebruik is gemaakt van de verborgen ruimte, doet aan het voorgaande niet af. Het hof komt dan ook tot de beslissing dat het in beslag genomen voertuig moet worden onttrokken aan het verkeer.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. EUR (Omschrijving: G6103455)
2. 6000 EUR (Omschrijving: G6103457)
3. 3000 EUR (Omschrijving: G6103458)
4. 6000 EUR (Omschrijving: G6103460)
5. 15000 EUR (Omschrijving: G6103462)
6. 6000 EUR (Omschrijving: G6103463)
7. 6000 EUR (Omschrijving: G6103464)
8. 11000 EUR (Omschrijving: G6103465).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. STK Personenauto (Renault Trafic, wit, kenteken: [kenteken]).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. Stalenhoef, mr. R.P. den Otter en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van
mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
22 december 2022.
mr. B.K.M. Pouw is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]