ECLI:NL:GHAMS:2022:3936

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
30 juni 2024
Zaaknummer
23-002944-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Den Haag

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, dat op 19 december 2018 was gewezen. Het hoger beroep was ingesteld door het openbaar ministerie tegen het vonnis van de rechtbank, dat betrekking had op een strafzaak met parketnummer 09-993016-14. Tijdens de zittingen op 22 september 2022 en 20 december 2022 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die aangaf dat het openbaar ministerie het hoger beroep niet wenste door te zetten. Dit leidde tot de vraag van de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep.

Op basis van een e-mail van de advocaat-generaal van 17 december 2022, waarin werd aangegeven dat het openbaar ministerie het hoger beroep niet wenste te handhaven, concludeerde het hof dat de eerder tegen het vonnis opgegeven bezwaren geacht moesten worden ingetrokken. Het hof oordeelde dat er geen rechtens te respecteren belang was dat diende met nader onderzoek van de zaak, en verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep. Deze beslissing werd genomen in overeenstemming met artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 20 december 2022.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002944-21
datum uitspraak: 20 december 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer 09-993016-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 september 2022 en 20 december 2022.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard nu zij het hoger beroep niet wenst door te zetten.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Blijkens de e-mail van de advocaat-generaal van 17 december 2022 wenst het openbaar ministerie het hoger beroep niet te handhaven, zodat zij geacht moet worden de eerder tegen het vonnis opgegeven bezwaren in te trekken. Daarom zal het openbaar ministerie, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. P. Greve en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 december 2022.