ECLI:NL:GHAMS:2022:3948
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na overschrijding van de termijn
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 februari 2020. De verdachte was veroordeeld in twee gevoegde strafzaken en had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep werd duidelijk dat de verdachte niet tijdig hoger beroep had ingesteld, omdat hij abusievelijk niet aanwezig was bij de zitting in eerste aanleg en zijn raadsvrouw niet de instructies had opgevolgd om hoger beroep in te stellen. De verdachte had, volgens artikel 408 van het Wetboek van Strafvordering, binnen veertien dagen na het vonnis van 20 februari 2020 hoger beroep moeten instellen, maar dit was pas op 19 maart 2020 gebeurd. Het hof oordeelde dat het verweer van de verdachte niet aannemelijk was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de overschrijding van de termijn verschoonbaar maakten. Daarom werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de rechters aanwezig waren in de openbare terechtzitting.