De man stelt dat de rechtbank ten onrechte het huurrecht van de woning aan de vrouw heeft toebedeeld, waarbij de rechtbank als doorslaggevende factor in de belangenafweging heeft meegenomen wie van partijen het beste in staat zou zijn op korte termijn alternatieve woonruimte te vinden. De rechtbank heeft daarnaast ten onrechte overwogen dat de man beschikt over een stabiel inkomen en dat hij feitelijk door woonduur en door financiële middelen meer mogelijkheden heeft een woning te bemachtigen dan de vrouw. De man heeft een bijstandsuitkering sinds hij arbeidsongeschikt is. De man heeft getracht in verschillende delen van Amsterdam en in andere plaatsen in de omgeving van Amsterdam een woning te bemachtigen door te reageren op Woningnet, maar hij komt daarvoor niet in aanmerking wegens onvoldoende inschrijfduur. Een kamer huren op de vrije markt is evenmin mogelijk omdat de daarvoor gebruikelijke huren niet zijn op te brengen met zijn inkomen, terwijl bij het huren van een kamer het aanvragen van huurtoeslag niet mogelijk is.
De man betwist voorts dat [zoon] aanspraak maakt op begeleid wonen. [zoon] staat niet op een wachtlijst voor begeleid wonen en komt daar ook niet voor in aanmerking. Het is van belang het verslag van de mentor van [zoon] mee te wegen, inhoudende dat [zoon] begeleiding en rust nodig heeft. De situatie heeft een zeer negatieve invloed op [zoon] en zijn studieresultaten. Voor een Spaanstalige immigrant als [zoon] is het geen eenvoudige opgave het studiemateriaal in zich op te nemen. [zoon] kan de grote belasting die de woningnood met zich brengt er niet bij hebben. De man is bovendien niet in staat om naast zijn eigen woonlasten, wanneer hij noodgedwongen een duurdere huurwoning moet gaan huren (voor zover hij die al kan vinden) nog een bijdrage te leveren in de woonlasten van zijn zoon. [zoon] heeft maar in zeer beperkte mate de mogelijkheid om de man te helpen met het zoeken naar een geschikte woonruimte. Daarbij komt dat de vrouw hulp krijgt van maatschappelijk werk bij het zoeken naar alternatieve woonruimte.
De man heeft last van een ernstige variant van een hernia. De man is nog altijd onder behandeling, gebruikt medicatie en loopt bij de pijnpoli. Ter zitting heeft de man naar voren gebracht dat een operatie niet tot de mogelijkheden behoort en dat hij drie keer per dag morfine neemt tegen de pijn. In de huidige woning zijn aanpassingen gedaan voor hem die aan het herstel van de hernia en het voorkomen van nieuwe rugproblemen moeten bijdragen. Het is niet makkelijk om überhaupt een woning te vinden in de zeer krappe [plaats A] woningmarkt, laat staan een woning die, net als de huidige woning, gelegen is op de begane grond en daardoor toegankelijk is voor de man en waar eventuele aanpassingen mogelijk zijn.
De man is bovendien doorverwezen naar een psycholoog, omdat hij al lange tijd depressieve klachten heeft. De man betwist dat sprake is van psychische problemen bij de vrouw die in doorslaggevende mate de mogelijkheden van de vrouw bij het zoeken naar woonruimte beïnvloeden en die maken dat de vrouw meer recht op of belang zou hebben bij toewijzing van het huurrecht van de woning.
Hoewel de man op basis van de door de vrouw ingediende medische stukken inziet dat haar situatie ernstiger is geworden, meent de man ook dat zij haar medische problemen overdrijft. De man heeft uitvoerig uiteengezet dat de vrouw weliswaar apneu heeft, maar dat zij door het aannemen van een andere lighouding (blijkens de door haar overgelegde medische stukken) aanzienlijk minder last heeft en ook getraind kan worden te slapen zonder het apparaat.
De woning strekt al twee jaar niet meer tot hoofdverblijf van de vrouw. Zij blijkt al twee jaar lang in staat bij anderen te verblijven. De vrouw heeft kinderen die in Nederland wonen en werken. Zij kunnen haar ondersteunen en helpen. De man weet middels familie en kennissen dat de vrouw meestentijds heeft verbleven in een tijdelijke huurwoning. Van een zwervend bestaan is door de vrouw geen bewijs geleverd. De vrouw bezit daarnaast een woning in Colombia waar zij in uiterste nood (tijdelijk) zou kunnen verblijven. De man heeft geen familie in Nederland wonen, waar hij tijdelijk zou kunnen verblijven. Na tijdsverloop van twee jaar zou het bovendien onredelijk zijn te verwachten dat de man alsnog met [zoon] de woning dient te verlaten.
De man bestrijdt de stelling van de vrouw dat zij niet voor een urgentieverklaring in aanmerking kan komen en de man wel. Eerder heeft de vrouw een urgentieverklaring verkregen, omdat de woning waar de man en de vrouw toen verbleven gesloopt zou worden. Dat was geen urgentieverklaring op medische gronden en zou dus niet in de weg staan aan een aanvraag door de vrouw voor een urgentieverklaring op medische gronden, aldus de man.