ECLI:NL:GHAMS:2022:433

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 januari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
23-001687-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling

Op 7 januari 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 7 juni 2021 was gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats], die beschuldigd werd van mishandeling gepleegd op 4 oktober 2020 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en 30 dagen hechtenis, met de mogelijkheid dat een gedeelte van de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], toegewezen. De benadeelde partij heeft recht op een schadevergoeding van € 1.531,97, bestaande uit € 531,97 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 oktober 2020. De verdachte is ook veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die nog gemaakt moeten worden voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak.

Het hof heeft verder bepaald dat de duur van de gijzeling maximaal 25 dagen kan zijn en dat indien de verdachte aan een van de betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt. De aanvangsdatum van de wettelijke rente voor zowel de materiële als immateriële schade is vastgesteld op 4 oktober 2020.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer eerste aanleg : 13-249011-20
parketnummer hoger beroep : 23-001687-21
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, van 7 januari 2022 gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 juni 2021 in de zaak tegen de verdachte:
naam: [verdachte]
voornamen: [verdachte]
geboren: op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats] ([geboorteland])
adres: [adres].

Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
gepleegd
op 4 oktober 2020 te Amsterdam.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.531,97 (duizend vijftienhonderdeenendertig euro en zevenennegentig cent) bestaande uit € 531,97 (vijfhonderdeenendertig euro en zevenennegentig cent) materiële schade en
€ 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.531,97 (duizend vijftienhonderdeenendertig euro en zevenennegentig cent) bestaande uit € 531,97 (vijfhonderdeenendertig euro en zevenennegentig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 4 oktober 2020.
Gewezen door mr. N.A. Schimmel, in bijzijn van J.L. Sterkenburg, griffier.
mr. N.A. Schimmel