Op 7 januari 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 7 juni 2021 was gewezen. De zaak betreft de verdachte, geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats], die beschuldigd werd van mishandeling gepleegd op 4 oktober 2020 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en 30 dagen hechtenis, met de mogelijkheid dat een gedeelte van de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], toegewezen. De benadeelde partij heeft recht op een schadevergoeding van € 1.531,97, bestaande uit € 531,97 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 oktober 2020. De verdachte is ook veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die nog gemaakt moeten worden voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak.
Het hof heeft verder bepaald dat de duur van de gijzeling maximaal 25 dagen kan zijn en dat indien de verdachte aan een van de betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt. De aanvangsdatum van de wettelijke rente voor zowel de materiële als immateriële schade is vastgesteld op 4 oktober 2020.