Op 11 februari 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 16 april 2021 was gewezen. De zaak betreft de verdachte die werd beschuldigd van vier keer eenvoudige belediging en wederspannigheid, gepleegd op verschillende data in maart 2021 te Amsterdam. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf opgelegd, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij de tenlastegelegde feiten had begaan in de zaak met parketnummer 13-066308-21. De verdachte is vrijgesproken van deze beschuldigingen. Voor de andere feiten heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Daarnaast heeft het hof bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. R.D. van Heffen, in bijzijn van griffier L.M. van Leeuwen.