ECLI:NL:GHAMS:2022:515

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
22 februari 2022
Zaaknummer
23-001749-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die eerder was veroordeeld door de rechtbank Amsterdam op 13 augustus 2020. De verdachte, geboren in 1973, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, maar heeft op 4 januari 2022 aangegeven het hoger beroep niet te willen handhaven. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 13 oktober 2021 en 14 januari 2022 gehouden. Tijdens deze zittingen heeft de advocaat-generaal verzocht om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn bezwaren tegen het vonnis heeft ingetrokken en dat er geen rechtens te respecteren belang is dat een nader onderzoek rechtvaardigt. Op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij mr. S.M.M. Bordenga niet in staat was om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001749-20
datum uitspraak: 14 januari 2022
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 augustus 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-041522-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 oktober 2021 en 14 januari 2022.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot de niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het ingestelde hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft op 13 oktober 2021 een aanvang genomen.
Blijkens de akte intrekken hoger beroep van 4 januari 2022 wenst de verdachte het hoger beroep niet te handhaven, zodat hij geacht moet worden de eerder tegen het vonnis opgegeven bezwaren in te trekken. Daarom zal hij, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. N.A. Schimmel en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 januari 2022.
mr. S.M.M. Bordenga is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.