Op 22 maart 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1999, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor poging tot diefstal en het in bezit hebben van valse bankbiljetten. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de poging tot diefstal van sigaretten en/of geld in Wervershoof op 1 juli 2020, en het opzettelijk in voorraad hebben van vervalste bankbiljetten van 50 euro in Hoorn op dezelfde datum. Tijdens de zitting op 8 maart 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij het hof de eerdere veroordeling vernietigde en de verdachte opnieuw straf oplegde. De verdachte had geprobeerd in te breken in een winkel en had valse bankbiljetten in zijn bezit. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn huidige positieve ontwikkeling, waaronder het hebben van een eigen bedrijf. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen hechtenis.