ECLI:NL:GHAMS:2022:847

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
23-001160-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal in vereniging en bezit van valse bankbiljetten

Op 22 maart 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1999, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor poging tot diefstal en het in bezit hebben van valse bankbiljetten. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de poging tot diefstal van sigaretten en/of geld in Wervershoof op 1 juli 2020, en het opzettelijk in voorraad hebben van vervalste bankbiljetten van 50 euro in Hoorn op dezelfde datum. Tijdens de zitting op 8 maart 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij het hof de eerdere veroordeling vernietigde en de verdachte opnieuw straf oplegde. De verdachte had geprobeerd in te breken in een winkel en had valse bankbiljetten in zijn bezit. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn huidige positieve ontwikkeling, waaronder het hebben van een eigen bedrijf. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen hechtenis.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001160-21
datum uitspraak: 22 maart 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 mei 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-305821-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 maart 2022.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. hij op of omstreeks 1 juli 2020 te Wervershoof, gemeente Medemblik tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om sigaretten en/of geld en/of (een) goed(eren) naar zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [winkel], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen sigaretten en/of geld en/of goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van - (een) ruit(en) te hebben ingeslagen en/of - (vervolgens) door een/dat ingeslagen/gebroken ruit(en) het pand/de winkel in te zijn geklommen en/of gegaan en/of - een rolluik (met een bijl) te hebben beschadigd/geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij op of omstreeks 1 juli 2020 te Hoorn, opzettelijk een of meer bankbiljetten van 50 euro dat/die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving bekend was met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft met betrekking tot feit 2 aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte het oogmerk had om de valse bankbiljetten die bij hem zijn aangetroffen, als echt en onvervalst uit te geven.
Het hof verwerpt dit verweer en acht bewezen dat de verdachte het oogmerk had om de bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven. De verdachte heeft verklaard dat hij de bankbiljetten al enkele jaren in zijn bezit had en wist dat deze vals waren. Hij heeft de bankbiljetten al die tijd (in zijn auto) bewaard, ook na de veroordeling voor het bezit van andere valse biljetten die behoorden tot deze biljetten. Op het moment dat de politie in de nacht van 1 juli 2020 bij de auto van de verdachte kwam – in verband met het onder 1 ten laste gelegde – heeft hij de biljetten snel gepakt en in zijn onderbroek verstopt. Uit de omstandigheid dat de verdachte de biljetten altijd heeft bewaard en zich ook van de aanwezigheid hiervan in zijn auto bewust was, leidt het hof af dat hij de biljetten bewaarde om de mogelijkheid te behouden deze als echt en onvervalst uit te geven, of te doen uitgeven.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 1 juli 2020 te Wervershoof, gemeente Medemblik, tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om sigaretten, toebehorende aan [winkel], weg te nemen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door
- een ruit in te slaan en
- door die ingeslagen ruit de winkel in te gaan en
- een rolluik hebben beschadigd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij op 1 juli 2020 te Hoorn opzettelijk bankbiljetten van 50 euro, waarvan de valsheid hem toen hij deze ontving bekend was, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf weken
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdveertig uren, subsidiair te vervangen door zeventig dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft samen met een ander geprobeerd in te breken in een winkel. Hij heeft daarbij met alleen zijn eigen financieel gewin voor ogen, schade en overlast veroorzaakt voor de eigenaar van de winkel. Daarnaast had hij valse bankbiljetten in zijn bezit. Het is van belang dat mensen er op kunnen vertrouwen dat biljetten waarmee wordt betaald echt zijn. Als de verdachte deze biljetten daadwerkelijk zou hebben uitgegeven, konden ontvangers ernstig financieel nadeel lijden.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 22 februari 2022 is hij eerder – voor oplichting en uitgeven van valse bankbiljetten – onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt het hof mee ten nadele van verdachte. In het voordeel van de verdachte houdt het hof er rekening mee dat de verdachte sinds het onderhavige feit niet meer voor vermogensdelicten met justitie in aanraking is gekomen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het nu veel beter met hem gaat dan ten tijde van de bewezenverklaarde feiten. Hij heeft vanaf september 2021 een eigen bedrijf. Hij werkt als [baan] en heeft hier een fulltime baan door. Dankzij dit werk en met behulp van zijn moeder heeft hij bijna al zijn schulden afgelost. Hij heeft verzocht om een taakstraf te mogen verrichten in plaats van de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf.
Naar het oordeel van het hof zal een straf die meebrengt dat de verdachte opnieuw gedetineerd raakt, een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling die de verdachte kennelijk de afgelopen tijd heeft doorgemaakt. Een dergelijke straf is dan ook, mede gelet op het belang van de maatschappij bij het voorkomen van recidive, niet wenselijk. Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één maand, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen hechtenis, passend en geboden. Het hof legt naast de taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op om de verdachte ervan te weerhouden om in een eventuele volgende moeilijke periode opnieuw vermogensdelicten te plegen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 209 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen – Zwijnenburg, mr. C.N. Dalebout en mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 maart 2022.
Mrs. Koolen-Zwijnenburg en Van Heffen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]