ECLI:NL:GHAMS:2022:848

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
23-001686-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake teelt van hennep en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1975 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 8 maart 2022. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 7 juni 2021, waarin hij was veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De tenlastelegging omvatte onder andere het telen van hennepplanten in twee verschillende panden en het stelen van elektriciteit van de energieleverancier Liander.

Tijdens de zitting heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de bewijsvoering onrechtmatig was, omdat de staande houding, fouillering en het binnentreden in de woning niet volgens de regels waren uitgevoerd. Het hof heeft echter geoordeeld dat de politie voldoende aanwijzingen had om de verdachte staande te houden en dat de warmtemeting die leidde tot het binnentreden in de woning rechtmatig was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de huurder was van de woning waar de hennepkwekerij werd aangetroffen en dat er voldoende bewijs was voor de teelt van hennep en de diefstal van elektriciteit.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van twee van de vier tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de teelt van hennep en de diefstal van elektriciteit. De straf die is opgelegd bestaat uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen hechtenis. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001686-21
datum uitspraak: 22 maart 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 juni 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-274427-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij, op of omstreeks 19 januari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 1]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 261 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen en/of [naam] op of omstreeks 19 januari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 1]) een hoeveelheid van in (totaal) ongeveer 261 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 19 januari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen en/of voornoemde [naam] voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2. hij, op of omstreeks 19 januari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 227 hennepplanten en/of ongeveer 70 henneptoppen, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3. hij, op of omstreeks 19 januari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in of uit een pand gelegen aan de [adres 1]) een hoeveelheid stroom/elektriciteit (12.512 kWh), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Liander, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4. hij, op of omstreeks 19 januari 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (in of uit een pand gelegen aan de [adres 2]) een hoeveelheid stroom/elektriciteit (19.721 kWh), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan Liander, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft primair bepleit dat de verdachte van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat achtereenvolgens de staande houding, de fouillering van de verdachte en het binnentreden in de woning ([adres 1] te Amsterdam) onrechtmatig waren. Het hieruit voortvloeiende bewijs moet daarom van de bewijsvoering worden uitgesloten, waardoor onvoldoende resteert om tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen. Voorts kan hetgeen in het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van de (tweede) warmtemeting is opgenomen niet gecontroleerd worden. Niet is gerelateerd welke apparatuur precies is gebruikt en de beelden van deze meting bevinden zich niet in het dossier, zodat dit onvoldoende grondslag biedt voor het binnentreden, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle feiten en de gevoerde verweren weersproken waarbij zij, kort gezegd, heeft aangevoerd dat de politie conform de regels heeft gehandeld.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Bij de politie is een anonieme melding binnengekomen dat in de woning aan de [adres 1] een hennepkwekerij aanwezig was. Uit onderzoek is vervolgens gebleken dat de verdachte de huurder is van deze woning. Op 19 januari 2019 bevonden verbalisanten
– na het bekijken en in het bezit van een foto van de verdachte – zich in het appartementencomplex waarin de woning gelegen is. Een van de verbalisanten zag de verdachte eerst richting huisnummer [adres 1] lopen en vervolgens voorbij dit huisnummer lopen. Toen de verdachte deze verbalisant passeerde, rook de verbalisant een sterke hennepgeur.
De combinatie van de anonieme melding, de locatie waar verbalisanten de verdachte zagen lopen, de sterke hennepgeur rond de verdachte en de antecedenten van de verdachte leverden voldoende verdenking op om de verdachte staande te houden en om hem – op grond van de Opiumwet – te fouilleren. De verbalisanten hebben vervolgens een (tweede) warmtemeting gedaan bij de woning. De daarop volgende (positieve) uitslag op de warmtecamera leverde voldoende grond op om de woning binnen te treden, waarna de hennepkwekerij is aangetroffen. Het hof ziet, anders dan de raadsman, geen reden om te twijfelen aan hetgeen in het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van de (tweede) warmtemeting is opgenomen. Het feit dat daarin niet is gerelateerd welke apparatuur precies is gebruikt en dat de beelden van deze meting zich niet in het dossier bevinden, maakt dit niet anders. Zelfs indien achteraf vast zou komen te staan dat de warmtemeting onjuistheden bevatte, zou dit immers niet afdoen aan het feit dat die meting op dat moment – bezien in samenhang met de al geschetste omstandigheden – voldoende aanwijzingen opleverden die een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit als bedoeld in de Opiumwet rechtvaardigden.
Ook overigens is niet gebleken dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd. Alle resultaten van het verrichte onderzoek mogen daarom bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde.
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen acht het hof voorts wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die hennep heeft geteeld en elektriciteit heeft gestolen. De verdachte was huurder van de woning waarin de hennepkwekerij is aangetroffen, hij bevond zich in de nabijheid van die woning met een sleutel van de woning in zijn bezit en hij rook sterk naar hennep. In de woning zijn bankpassen en een paspoort van de verdachte aangetroffen. Er zijn voorts geen aanknopingspunten dat een ander dan de verdachte de hennep heeft geteeld en bij de diefstal van elektriciteit was betrokken. Het hof houdt verdachte derhalve verantwoordelijk voor de in zijn woning aangetroffen hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit.
Het hof verwerpt het verweer in alle onderdelen.

Vrijspraak feiten 2 en 4

Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte met betrekking tot de woning aan de [adres 2] te Amsterdam ten laste is gelegd. Het enkele aantreffen van poststukken op naam van de verdachte in die woning en het bestaan van gelijkenis met betrekking tot de inrichting van de kwekerijen op [adres 1] en [adres 2], is onvoldoende om wettig en overtuigend bewezen te achten dat het de verdachte is geweest die hennep heeft geteeld dan wel aanwezig gehad en energie heeft weggenomen op laatstgenoemd adres. Naar het oordeel van het hof is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 en 4 is tenlastegelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde
heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 19 januari 2019 te Amsterdam opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan de [adres 1], een hoeveelheid van in totaal 261 hennepplanten;
3
hij op 19 januari 2019 te Amsterdam, in een pand gelegen aan de [adres 1], een hoeveelheid stroom/elektriciteit toebehorende aan Liander, heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen onder 1 primair en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdtachtig uren, subsidiair negentig dagen hechtenis, waarvan veertig uren, subsidiair twintig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsman heeft bepleit een lagere straf op te leggen dan de politierechter heeft gedaan.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte is betrokken geweest bij het telen van hennep in een door hem gehuurde woning. Hij heeft daardoor bijgedragen aan de handel in en de verspreiding van softdrugs. Hij heeft zich daarbij kennelijk laten leiden door zijn eigen financieel gewin en is voorbij gegaan aan de schadelijke gevolgen van illegale hennepteelt, die vaak gepaard gaat met andere vormen van (ernstige) criminaliteit. Door de diefstal van de elektriciteit voor die hennepteelt en de omleidingen buiten de meter om heeft hij de energieleverancier en distributeur gedupeerd en een (mogelijk) gevaarzettende situatie gecreëerd. Oplegging van een vrijheidsbenemende straf hiervoor is gerechtvaardigd.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 22 februari 2022 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld. Deze veroordelingen dateren wel van langere tijd geleden, zodat deze niet ten nadele van de verdachte bij de straftoemeting worden betrokken.
Het hof heeft voor de bepaling van de op te leggen straffen gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Deze oriëntatiepunten vermelden voor betrokkenheid bij een hennepkwekerij zoals bewezen is verklaard tot de oplegging van een taakstraf van honderdtwintig uren gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Het hof ziet geen redenen om van deze oriëntatiepunten af te wijken.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen hechtenis, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. R.D. van Heffen en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, in tegenwoordig-heid van mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 maart 2022.
Mr. R.D. van Heffen en mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]