ECLI:NL:GHAMS:2022:902

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
23-002391-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van een gevangenisstraf voor cocaïne-invoer met uitzondering van de strafmaat

Op 23 maart 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 16 oktober 2020. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1959, die thans gedetineerd is in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 maanden voor de opzettelijke invoer van cocaïne, een schadelijke stof voor de gezondheid. De advocaat-generaal had een straf van 48 maanden geëist. Het hof heeft, na afweging van de ernst van het feit en de omstandigheden, besloten de gevangenisstraf te bepalen op 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de schadelijke impact van de drugshandel op de samenleving en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal plaatsvinden in de penitentiaire inrichting, totdat de veroordeelde in aanmerking komt voor een penitentiair programma of voorwaardelijke invrijheidsstelling. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd ten aanzien van de straf en opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002391-20
datum uitspraak: 23 maart 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 16 oktober 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-192837-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
9 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzettelijke invoer van een hoeveelheid cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ervaring leert dat het gebruik van en de handel in verdovende middelen belastend is voor de samenleving, onder meer door daarmee gepaard gaande criminaliteit en andere vormen van overlast. In het licht van deze omstandigheden bezien, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden.
In strafmatigende zin houdt het hof rekening met alle omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en hetgeen daarover ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte en zijn raadsman naar voren is gebracht.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van, mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 maart 2022.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.