Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
haal ik vanaf vandaag niet meer op en als jij hem naar tennis wilt brengen zal ik je zijn spullen geven. Laat me maar weten”
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de omgangsregeling en het gezamenlijk gezag over de minderjarige [minderjarige 1]. De man, verzoeker in principaal hoger beroep, heeft in 2021 hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn verzoek om gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] werd afgewezen. De vrouw, verweerster in principaal hoger beroep, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld om de bestreden beschikking te bekrachtigen en om een wijziging van de omgangsregeling te verzoeken. Het hof heeft vastgesteld dat de man en de vrouw in 2015 uit elkaar zijn gegaan en dat er sindsdien meerdere procedures zijn gevoerd over de omgang en het gezag over hun kinderen. De rechtbank had eerder een omgangsregeling vastgesteld, maar de man heeft deze op 25 september 2021 eenzijdig stopgezet, wat heeft geleid tot spanningen en onzekerheid voor de kinderen. Het hof heeft in zijn overwegingen de communicatieproblemen tussen de ouders en de impact daarvan op de kinderen benadrukt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapportage aangegeven dat de kinderen lijden onder de conflicten tussen de ouders. Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van [minderjarige 1] is dat de vrouw het eenhoofdig gezag behoudt, gezien de onbetrouwbare communicatie van de man en zijn onvermogen om zijn vaderrol adequaat te vervullen. De omgangsregeling is bekrachtigd, maar met de nadruk op een geleidelijke opbouw van het contact tussen de man en [minderjarige 1], onder begeleiding van hulpverlening. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en het verzoek van de man om gezamenlijk gezag afgewezen.