Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
(i) [geïntimeerde] zal veroordelen tot herstel van de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2022, althans enige andere datum, waarbij voor [appellante] de arbeidsvoorwaarden dienen te gelden die zouden gelden indien er niet zou zijn ontbonden, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom;
(ii) [geïntimeerde] zal veroordelen om loon ten bedrage van € 2.569,60 bruto exclusief 8 % vakantietoeslag aan [appellante] door te betalen vanaf 1 maart 2022, althans vanaf de datum dat de arbeidsovereenkomst wordt hersteld;
(iii) indien het herstel plaatsvindt met ingang van een latere datum dan 1 maart 2022, [geïntimeerde] zal veroordelen tot het treffen van een voorziening, inhoudende dat gedurende de periode gelegen tussen 1 maart 2022 en de datum van herstel, aan [appellante] een vergoeding van € 2.569,60 bruto per maand te vermeerderen met 8 % vakantietoeslag wordt betaald alsmede dat de pensioenopbouw van [appellante] wordt voortgezet als ware de arbeidsovereenkomst niet geëindigd op 1 maart 2022;
Subsidiair
(iv) [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van € 250.000,-- bruto bij wijze van billijke vergoeding hetzij op grond van artikel 7:683 lid 3 BW, hetzij op grond van artikel 7:671b lid 9 sub c BW;
Primair en subsidiair
(vi) [geïntimeerde] zal veroordelen in de proceskosten in – naar het hof begrijpt – het hoger beroep.
2.Feiten
grief 2dat de kantonrechter de feiten genoemd onder 1.3, 1.12, 1.22, 1.23, 1.29 en 1.32 onjuist en/of onvolledig heeft weergegeven, waarop het hof hierna – voor zover van belang – zal ingaan. Overigens bestaat ten aanzien van de overige vastgestelde feiten geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Die feiten behelzen, samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist zijn komen vast te staan, het volgende.
“6.4. Visie duurzame inzetbaarheid bij eigen werkgever
of de duurzame inzetbaarheid bij de eigen werkgever geborgd kan worden. reden hiervoor is dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding.Toelichting:Er is sprake van een verstoorde arbeidsrelatie. Op het moment van het onderzoek is er geen concreet zicht dat de arbeidsverhouding genormaliseerd wordt. (…)”
“(…) [geïntimeerde] heeft in deze altijd naar eer en geweten gehandeld, mede op basis van de adviezen van de bedrijfsarts. Natuurlijk kan er achteraf bezien gesteld worden dat bepaalde dingen anders hadden gekund c.q gemoeten. Als voorbeeld geldt het re-integratiedossier. [geïntimeerde] betreurt het dat bepaalde stukken niet tijdig aan jou zijn toegezonden, maar heeft dit getracht te herstellen door de stukken alsnog aan jou toe te zenden. Het was absoluut nimmer mijn intentie om ook maar op welke manier dan ook het stuk te antidateren, maar ik verkeerde in de veronderstelling dat de datum van het document niet meer mocht worden aangepast. Daarom heb ik mijn handtekening onder het document gezet namens [geïntimeerde] als werkgever, zonder verder stil te staan bij het beeld dat dat bij je zou opwekken (…)”
3.Beoordeling
- te bepalen dat [appellante] recht heeft op ten hoogste de transitievergoeding;
- de transitievergoeding;
- 1.005,5 openstaande vakantie uren;
- € 750.000,-- ter zake van een billijke vergoeding;
- het mediationtraject is in november 2020 geëindigd zonder overeenstemming en/of oplossing;
- uit het vervolg van het re-integratietraject zoals hiervoor weergegeven onder 2.23 en verder, blijkt dat de communicatie tussen partijen uiterst moeizaam verliep;
Uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, in combinatie met hetgeen ter zitting in hoger beroep aan de orde is geweest, heeft het hof de overtuiging gekregen dat ten tijde van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst in eerste aanleg sprake was van een duurzaam en ernstig verstoorde verhouding tussen partijen, reden waarom de kantonrechter de arbeidsovereenkomst terecht heeft ontbonden.