ECLI:NL:GHAMS:2023:1169

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
200.321.216/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewind en mentorschap; verzoek tot opheffing en ontslag bewindvoerder en mentor

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bewindvoering en het mentorschap van de betrokkene, geboren in 1978. De kantonrechter had eerder op 11 april 2022 bewind en mentorschap ingesteld, met Goedhart Amsterdam B.V. als bewindvoerder en mentor. De betrokkene verzocht in hoger beroep om opheffing van het beschermingsbewind en het mentorschap, en om ontslag van Goedhart als bewindvoerder en mentor. Het hof heeft de verzoeken van de betrokkene afgewezen, omdat de noodzaak voor het bewind en het mentorschap nog steeds aanwezig was. De betrokkene had niet aangetoond dat zij in staat was haar belangen zelfstandig waar te nemen, ondanks haar eerdere aanmelding voor schuldhulpverlening. Het hof oordeelde dat de betrokkene niet in staat was om haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, en dat de beschermingsmaatregelen noodzakelijk bleven. Het verzoek tot ontslag van Goedhart werd eveneens afgewezen, omdat er geen gewichtige redenen voor ontslag waren aangetoond. De beslissing van de kantonrechter werd bekrachtigd, en het hof wees het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.321.216/01
zaaknummer rechtbank: 9953553 EB VERZ 22-9532
beschikking van de meervoudige kamer van 23 mei 2023 in de zaak van
[de betrokkene] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. S. Ouald Chaib te Amsterdam,
Het hof heeft als belanghebbende in deze zaak aangemerkt:
Goedhart Amsterdam B.V., gevestigd te Amsterdam (hierna te noemen: Goedhart).
Het hof heeft als informant aangemerkt:
Leger des Heils Goodwillcentra [plaats A] (hierna: het Leger des Heils), gevestigd te [plaats A] .

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 7 oktober 2022 in deze zaak (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De betrokkene is op 3 januari 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Het hof heeft daarnaast een brief van Goedhart van 3 februari 2023 ontvangen.
2.3
De mondelinge behandeling (hierna ook: de zitting) heeft op 12 april 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- Goedhart, vertegenwoordigd door [X] en [Y] , en
- het Leger des Heils, vertegenwoordigd door [Z] .
De advocaat van de betrokkene, mr. Ouald Chaib, was via een videoverbinding aanwezig.
De betrokkene was niet aanwezig. Haar advocaat heeft op de zitting meegedeeld dat het de betrokkene niet was gelukt om op de zitting aanwezig te zijn, maar dat zij in staat was om namens de betrokkene op te treden en dat er daarom geen reden was om de mondelinge behandeling aan te houden tot een ander moment.

3.De feiten

3.1
De betrokkene is geboren [in] 1978.
3.2
De kantonrechter heeft op 11 april 2022 over de goederen die de betrokkene toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld als gevolg van haar lichamelijke/geestelijke toestand met benoeming van Goedhart tot bewindvoerder. Op diezelfde datum heeft de kantonrechter ten behoeve van de betrokkene een mentorschap ingesteld, met benoeming van Goedhart tot mentor.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene om Goedhart te ontslaan als bewindvoerder en mentor afgewezen.
4.2
De betrokkene verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, primair om opheffing van het beschermingsbewind en – zo begrijpt het hof – het mentorschap. Subsidiair verzoekt de betrokkene dat het hof een deskundigenonderzoek gelast ten aanzien van de betrokkene. Meer subsidiair verzoekt de betrokkene dat Bewindvoeringskantoor S.R. Dayala tot nieuwe bewindvoerder wordt benoemd en - zo begrijpt het hof - Goedhart wordt ontslagen als bewindvoerder en mentor.
4.3
Goedhart heeft mondeling verweer gevoerd en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoeken van de betrokkene af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Vermeerdering verzoek
5.1
De betrokkene heeft haar verzoek in hoger beroep vermeerderd, nu zij in hoger beroep voor het eerst om opheffing van het beschermingsbewind en het mentorschap (hierna ook: de beschermingsmaatregelen) heeft verzocht. Die vermeerdering acht het hof toelaatbaar. Het heeft betrekking op hetzelfde onderwerp, namelijk de beschermingsmaatregelen, als het verzoek dat de betrokkene in eerste aanleg heeft gedaan. Het aanvullende verzoek is in het beroepschrift naar voren gebracht, zodat Goedhart voldoende gelegenheid heeft gehad om daarop te reageren. De vermeerdering is daarom niet in strijd met de eisen van de goede procesorde.
Verzoek tot opheffing bewind en mentorschap
Wettelijk kader
5.2
Op grond van artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter het bewind opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken. Artikel 1:462 lid 2 BW bevat een overeenkomstige bepaling over het mentorschap: de rechter kan het mentorschap opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het mentorschap niet zinvol is gebleken.
5.3
De gronden voor het bewind volgen uit artikel 1:431 lid 1 BW: de rechter kan een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren indien, voor zover hier van belang, de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand.
5.4
De gronden voor het mentorschap volgen uit artikel 1:450 lid 1 BW: de rechter kan ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
Standpunten
5.5
De betrokkene stelt dat er geen gronden zijn voor het bewind en het mentorschap. Uit niets blijkt dat de betrokkene enige diagnose heeft. Zij is wel degelijk in staat haar belangen zelfstandig waar te nemen. Zij was vóór het bewind al bezig met een aanvraag voor schuldhulpverlening en had al betalingsregelingen getroffen.
5.6
Goedhart stelt dat de beschermingsmaatregelen noodzakelijk zijn, omdat de betrokkene haar belangen niet goed kan behartigen. De betrokkene wil bijvoorbeeld meer leefgeld dan financieel haalbaar is en zij zegt veelvuldig het huurcontract van haar woning op, maar weigert vervolgens daadwerkelijk te vertrekken.
5.7
Het Leger des Heils heeft naar voren gebracht dat de betrokkene naar zijn inschatting niet zonder beschermingsmaatregelen zou kunnen, omdat de schulden dan zouden oplopen en de betrokkene in situaties zou komen waarin mensen misbruik van haar maken.
Beoordeling door het hof
5.8
De betrokkene heeft niet aannemelijk gemaakt dat er een grond is om de beschermingsmaatregelen op te heffen. Uit het dossier en uit wat Goedhart en het Leger des Heils op zitting naar voren hebben gebracht, blijkt dat de noodzaak van het bewind en het mentorschap nog steeds bestaat en dat voortzetting daarvan zinvol is. Het hof baseert dat op het volgende.
5.9
De betrokkene heeft zich weliswaar eerder aangemeld voor schuldhulpverlening, maar omdat zij haar afspraken niet nakwam, heeft dat niet geleid tot een verbetering van haar financiële situatie. De betrokkene had bij aanvang van het bewind ongeveer € 25.000,- aan schulden. Het is noodzakelijk om de schuldenlast te saneren. De sanering kon tot nog toe nog niet in gang worden gezet, omdat de betrokkene een tijdlang dubbele woonlasten heeft gehad en haar financiële situatie daarom nog niet lang genoeg stabiel is.
5.1
De betrokkene verblijft in een woning aan de [A-straat] via een begeleidingstraject van het Leger des Heils. Omdat de betrokkene veelvuldig stelde dat zij wilde vertrekken uit die woning, had Goedhart haar bij een andere vorm van begeleid wonen in de [B-straat] aangemeld. De bewindvoerder heeft met toestemming van de kantonrechter de huur van de woning van de betrokkene aan de [A-straat] opgezegd en is een huurcontract aangegaan voor de woning aan de [B-straat] . De betrokkene ging daarmee akkoord en heeft ook zelf het nieuwe huurcontract getekend. De bewindvoerder had de verhuizing voorbereid door de huurtoeslag om te zetten en een energiecontract voor de nieuwe woning te regelen. De betrokkene weigerde uiteindelijk echter te vertrekken uit haar woning aan de [A-straat] en heeft daar vervolgens enkele weken onrechtmatig verbleven. Omdat zij in die periode de deur niet open deed en volledig onbereikbaar was, heeft Goedhart besloten de wijziging terug te draaien en opnieuw een huurcontract via Leger des Heils voor de woning aan de [A-straat] aan te gaan. De betrokkene verblijft dus nog altijd in dezelfde woning. De situatie in de woning is onveranderd: de betrokkene heeft de woning nog steeds niet ingericht met een vloer, gordijnen of bed. De betrokkene heeft door haar weigering te verhuizen wel een periode dubbele woonlasten gehad, waardoor haar financiële situatie is verslechterd. Gebleken is dat dit geen geïsoleerd incident was. De betrokkene heeft de afgelopen vijf jaar zes keer eerder de huur van haar woning formeel opgezegd. Uiteindelijk wilde zij steeds kort daarna toch in de woning blijven. De betrokkene had een jarenlange inschrijving op Woningnet, maar omdat zij - voorafgaand aan het bewind - via Woningnet een woning had gehuurd en na een maand weer had opgezegd, is zij al haar woonduur kwijtgeraakt. Uit het handelen van de betrokkene blijkt dat zij de gevolgen van haar acties niet goed overziet. Zij is nog steeds niet in staat haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen.
Verzoek tot ontslag
Wettelijk kader
5.11
Op grond van artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de bewindvoerder door de rechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden.
Artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW bevat een overeenkomstige bepaling over het mentorschap: de mentor kan door de rechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden.
Standpunten
5.12
De betrokkene stelt dat bij de benoeming van Goedhart geen rekening is gehouden met haar voorkeur. De communicatie met Goedhart verloopt niet goed. Goedhart betaalt diverse rekeningen niet of te laat, waardoor schulden ontstaan. De betrokkene heeft weinig vertrouwen in Goedhart.
5.13
Goedhart stelt dat er geen redenen zijn voor ontslag en dat Goedhart zich altijd inzet om een goede communicatie met de betrokkene in stand te houden.
5.14
Het Leger des Heils heeft naar voren gebracht dat Goedhart zich inzet voor de betrokkene en daar veel tijd aan besteedt. Daarnaast is een vast gezicht belangrijk voor de betrokkene.
Beoordeling door het hof
5.15
Het hof zal het verzoek van de betrokkene om Goedhart te ontslaan en een andere bewindvoerder en mentor te benoemen afwijzen, omdat niet is gebleken van gewichtige redenen voor ontslag of een andere wettelijke ontslaggrond.
5.15
Zoals blijkt uit de bestreden beschikking, heeft de kantonrechter bij eerdere beschikking van 28 februari 2022 het voornemen vermeld om de maatregel van bewind in combinatie met mentorschap uit te spreken en heeft de zaak toen aangehouden en de betrokkene in de gelegenheid gesteld zelf op zoek te gaan naar een bewindvoerder en mentor. De betrokkene heeft vervolgens geen bereidverklaring van een bewindvoerder en mentor van haar keuze overgelegd. De kantonrechter heeft daarna op 11 april 2022 Goedhart benoemd als mentor en bewindvoerder. Voorafgaand aan de benoeming van Goedhart heeft de kantonrechter de betrokkene dus wel de gelegenheid gegeven haar voorkeur te uiten, maar de betrokkene heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
5.16
Goedhart heeft toegelicht dat de betrokkene voor enkele kleinere schulden betalingsregelingen had getroffen, maar dat die ongunstig waren voor haar financiële situatie. Het is namelijk noodzakelijk de hele schuldenlast te saneren, en daarom zijn losse betalingsregelingen onwenselijk. Goedhart heeft die betalingsregelingen daarom stopgezet. Dat Goedhart niet alle rekeningen tijdig betaalt, komt doordat dat vanwege de slechte financiële situatie van de betrokkene niet mogelijk is. Het betekent volgens het hof niet dat Goedhart zijn werk niet goed doet.
Goedhart spant zich in om goed contact te houden met de betrokkene en licht beslissingen in e-mails toe. Doordat de betrokkene niet altijd goed bereikbaar is, verloopt de communicatie soms lastig, maar dat zal niet anders zijn als een andere bewindvoerder en mentor wordt benoemd. Dat de betrokkene het niet altijd eens is met de beslissingen van de bewindvoerder, is onvermijdelijk, aangezien de wensen van de betrokkene niet altijd (financieel) haalbaar zijn. Ook dat zal met een andere bewindvoerder en mentor niet anders zijn.
Deskundigenonderzoek
Het hof ziet geen aanleiding een deskundigenonderzoek te gelasten ten aanzien van de betrokkene. De betrokkene heeft onvoldoende toegelicht waarom dat onderzoek nodig is.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F. Miedema, mr. A.V.T. de Bie en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier en is op 23 mei 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.