ECLI:NL:GHAMS:2023:128

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
23-001233-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling van ex-vriendin met bewijsbeoordeling en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling voor mishandeling. De verdachte, geboren in 1993, had zijn ex-vriendin op 28 januari 2022 in Amsterdam mishandeld door haar te slaan en te schoppen. De politierechter had eerder een gevangenisstraf van 1 dag en een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 januari 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de mishandeling en dat de aangeefster niet als 'levensgezel' in de zin van artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht kon worden aangemerkt. Het hof heeft echter geoordeeld dat de overige bewijsmiddelen de verklaring van de aangeefster voldoende ondersteunen, ondanks de verdediging's argumenten over het gebrek aan letsel.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 dag, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de recidive van de verdachte. De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het bestanddeel 'levensgezel' in de tenlastelegging, maar heeft de mishandeling als strafbaar gekwalificeerd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001233-22
datum uitspraak: 25 januari 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 mei 2022 in de strafzaak onder parketnummer
13-024412-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1993,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 januari 2022 te Amsterdam, zijn levensgezel, [aangever01] , heeft mishandeld door te slaan en/of schoppen op/tegen het lichaam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Zo past het (gebrek aan) waargenomen letsel niet bij de toedracht waarover de aangeefster heeft verklaard. De lichte zwelling onder haar ogen kan veroorzaakt zijn doordat zij enige tijd heeft gehuild. Als haar aangifte klopt, zou zij daarnaast aanzienlijk meer letsel moeten hebben. Ook verder is er te weinig ondersteuning voor de aangifte: de verklaring van de huisarts is geen geneeskundige verklaring die vaststelt of het letsel is veroorzaakt door een misdrijf en ook het feit dat de aangeefster door de politie overstuur en huilend is aangetroffen in de woning van de verdachte vormt geen ondersteunend bewijs, nu zij overstuur was omdat de verdachte de relatie met de aangeefster net had beëindigd. Subsidiair kan de aangeefster niet als ‘levensgezel’ in de zin van artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) worden aangemerkt, waardoor de verdachte van dat bestanddeel dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Nadat de aangeefster [aangever01] op 28 januari 2022 de politie had gebeld, namen de verbalisanten die in de woning van de verdachte ter plaatse kwamen waar dat de aangeefster huilde en overstuur was. Zij verklaarde hun meteen dat zij was geslagen en geschopt door de verdachte. Uit de letselverklaring van de huisarts, die dezelfde dag is opgemaakt, blijkt dat de huisarts heeft waargenomen dat zij een zwelling onder haar linkeroog en een hematoom op haar schouder had en dat zij een bloedneus had gehad. De verdachte heeft verklaard dat sprake was van een ruzie tussen de aangeefster en hem. Het hof is van oordeel dat de hiervoor genoemde overige bewijsmiddelen de verklaring van de aangeefster in voldoende mate ondersteunen. Dat in de letselverklaring niet is opgenomen of het letsel al dan niet past bij de door de aangeefster opgegeven oorzaak, doet aan de bewijswaarde daarvan niets af. De door de verdediging geopperde wijze waarop de aangeefster de zwelling onder haar oog zou kunnen hebben opgelopen, acht het hof tot slot niet aannemelijk.
Het primair gevoerde verweer wordt verworpen.
Overeenkomstig het standpunt van de verdediging is het hof van oordeel dat er onvoldoende bewijs is om de aangeefster aan te merken als ‘levensgezel’ als bedoeld in artikel 304 Sr, zodat de verdachte van dit bestanddeel zal worden vrijgesproken. Het hof merkt nog wel op, in het kader van de strafmaat, dat dit niet wegneemt dat sprake is geweest van geweld dat als huiselijk geweld moet worden aangemerkt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 januari 2022 te Amsterdam [aangever01] heeft mishandeld door haar te slaan en schoppen tegen het lichaam.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 dag, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn toenmalige vriendin, door haar te slaan en te schoppen. Daarmee heeft hij bij haar pijn en letsel veroorzaakt en aldus een inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Bekend is dat dergelijke feiten nog voor langere tijd angst kunnen veroorzaken bij het slachtoffer. Bovendien vond het feit plaats in de woning van de verdachte, terwijl het slachtoffer ervan uit mocht gaan dat zij in die woning en bij haar toenmalige vriend veilig was.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 december 2022 is hij eerder voor mishandeling onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt het hof in het nadeel van de verdachte mee.
De door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straffen doen volgens het hof onvoldoende recht aan de ernst van het feit en aan de recidive. Met name dat laatste weerhoudt het hof ervan een straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Het hof zal hier dan ook in het nadeel van de verdachte van afwijken en zal hem een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen. Daarnaast zal het hof, in verband met de toepassing van het taakstrafverbod als bedoeld in artikel 22b Sr, de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 1 dag, met aftrek van de tijd (1 dag) die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof geen aanleiding om de op te leggen straffen te verminderen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 20 uren en een gevangenisstraf van 1 dag, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) dag.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. L.F. Roseval, mr. F.A. Hartsuiker en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 januari 2023.