Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
appellante,
1.Het geding in hoger beroep
[appellante] heeft vervolgens een memorie van grieven met producties genomen.
Op de rolzitting van 15 maart 2022 is het verstek gezuiverd en heeft mr. Heijsteeg voornoemd zich namens IFN gesteld als advocaat. Hierna is aan IFN een termijn verleend voor het indienen van een memorie van antwoord. Op de rolzitting van 24 mei 2022 heeft mr. Heijsteeg zich onttrokken, en op de rolzitting van 7 juni 2022 is, nadat niet was gediend van antwoord, verval van instantie verleend. Hierna is een datum bepaald voor arrest.
2.Feiten
“ [naam](de huurder, hof)
is niet van plan om de vordering uit eigen beweging aan te zuiveren, hij stelt zich op het standpunt nog geen bewijs gezien te hebben. Wij adviseren u om door te gaan tot dagvaarden. [naam] denkt onder zijn betalingsverplichting uit te kunnen komen. Voor wat betreft de huurpenningen is het een zuivere incasso. Voor de overige zaken zal uw zaak middels bewijzen daartoe gewonnen moeten worden. (…)”In de brief is voorts vermeld dat het uurtarief van IFN € 120,-- per uur bedraagt, en is een ‘Tabel kosten dagvaarding’ opgenomen waarin een aantal kosten tot een totaalbedrag van € 1.268,88 is opgenomen. De genoemde kosten betreffen onder meer het vervaardigen van een dagvaarding, een exploot, griffierecht en salaris gemachtigde. Vervolgens is in de brief onder meer het volgende vermeld:
“(…)U wordt erop geattendeerd dat wij er in bovenstaand voorbeeld vanuit gaan dat er géén verweer wordt gevoerd en er een VERSTEK VONNIS wordt uitgesproken. (…)”
€ 1.161,60 (op 17 december 2020) voldaan, derhalve in totaal een bedrag van
-€ 210, -- ‘salaris gemachtigde’,
-€ 480,-- ‘honorarium vervaardigen aktes’,
-€ 630,-- ‘3 punten salaris gemachtigde: vervaardigen conclusie van repliek in conventie/conclusie van antwoord in reconventie/pleitnota/bijwonen zitting’
-€ 1.740,-- ‘honorarium aanvullende dossierwerkzaamheden’.
3.3. Beoordeling
€ 3.154,47, de wettelijke rente van € 7,20 en buitengerechtelijke incassokosten van
€ 440,45, verminderd met de deelbetaling van € 500,-.
grief 1betoogt [appellante] - samengevat - dat sprake is van een transactie tussen haar als consument en IFN als zakelijk handelende partij, en dat IFN niet heeft voldaan aan haar informatieverplichting op grond van artikel 6:230m BW. Met
grief 2komt [appellante] op tegen de (redelijkheid van) de beloning die door IFN voor haar diensten in rekening is gebracht.
Grief 3behelst een beroep op een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verbintenis die (algehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. De grieven
4, 5 en 6betreffen respectievelijk de bij het bestreden vonnis ten laste van [appellante] toegewezen buitengerechtelijke kosten, rente en proceskosten.