ECLI:NL:GHAMS:2023:1514

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
1 juli 2023
Zaaknummer
200.311.794/01 & 200.311.795/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag statutair bestuurder en toekenning billijke vergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van het ontslag van een statutair bestuurder door de rechtbank. De appellante, een vennootschap, had haar bestuurder ontslagen, maar deze stelde dat het ontslag onterecht was vanwege een ontijdige oproeping voor de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA), een opzegverbod tijdens ziekte en onvoldoende voorbereidingstijd voor de AVA. Het hof bevestigde de vernietiging van het ontslag door de rechtbank en oordeelde dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een ernstig en duurzaam verstoorde verstandhouding in stand bleef. Het hof oordeelde dat de appellante ernstig verwijtbaar had gehandeld en kende een billijke vergoeding toe van € 100.000,- aan de bestuurder. Tevens werd de gevorderde integrale vergoeding van rechtsbijstand afgewezen. Het hof wijzigde het dictum van de rechtbank op enkele ondergeschikte punten, maar bevestigde de kern van de uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummers hof : 200.311.794/01 & 200.311.795/01
zaaknummers rechtbank Noord-Holland (Haarlem) : C/15/323621 HA RK 21-245 & C/15/325925 HA RK 22-46
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 mei 2023
inzake
[appellante] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mrs. G.A. Tsiris te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellant,
advocaat: mr. J.L.F. van der Kamp te Beekbergen.
Partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

[appellante] heeft haar (statutair) bestuurder ontslagen. Deze beroept zich daarna op ontijdige oproeping voor de AVA, het opzegverbod tijdens ziekte en onvoldoende voorbereidingstijd voor de AVA.
Het hof bevestigt de vernietiging van het vennootschapsrechtelijke ontslag door de rechtbank. De (onvoorwaardelijk uitgesproken) ontbinding op grond van een ernstig en duurzaam verstoorde verstandhouding blijft in stand.
Het hof bekrachtigt de oordelen van de rechtbank ook ten aanzien van de ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [appellante] en de hoogte van de toegekende billijke vergoeding. Het hof wijst de gevorderde integrale kosten van rechtsbijstand af.
Het hof wijzigt het dictum van de rechtbank op enkele (ondergeschikte) punten.

2.Het geding in hoger beroep

[appellante] heeft bij beroepschrift, ontvangen ter griffie op 13 juni 2022, hoger beroep ingesteld van twee beschikkingen van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, hierna: de rechtbank van 14 maart 2022:
1. beschikking A, gegeven tussen [appellante] als verzoekster en [geïntimeerde] als verweerder en onvoorwaardelijk tegenverzoeker (met zaaknummer C/15/323621 HA RK 21-245);
2. beschikking V, gegeven tussen [geïntimeerde] als verzoeker en [appellante] als verweerster met zaaknummer C/15/325925 HA RK 22-46.
(De afkortingen A en V staan voor 'arbeidsrechtelijk' en 'vennootschapsrechtelijk', dit omdat partijen niet telkens dezelfde nummering hebben aangehouden.)
Partijen hebben de volgende stukken ingediend:
- beroepschrift, met producties;
- verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel, met producties;
- verweerschrift in incidenteel appel, tevens vermindering van eis in principaal appel, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 5 april 2023 doen bepleiten, [appellante] door mrs. Tsiris en M.F. Tan, advocaat te Amsterdam en [geïntimeerde] door mr. van der Kamp, ieder aan de hand van pleitnotities, die zijn overgelegd. Partijen zijn verschenen, [appellante] fysiek door [naam 1] en via Teams door [naam 2] (CEO van [bedrijf] Inc.) en [naam 3] (Legal Counsel van [bedrijf] Inc.). Partijen hebben om een beschikking gevraagd.
[appellante] heeft in haar laatste processtuk haar verzoek in het principaal hoger beroep gewijzigd. Hoewel zij haar primaire verzoek (i en ii in het beroepschrift) in de herformulering van haar petitum niet heeft herhaald, gaat het hof ervan uit dat zij haar primaire verzoek niet heeft willen intrekken, maar dat zij slechts haar verzoek onder vi in het beroepschrift (ten aanzien van de transitievergoeding) heeft willen verminderen tot een bedrag van € 8.051,39 bruto in plaats van het in het beroepschrift genoemde bedrag van € 8.169,45 bruto. Niet is gesteld of gebleken dat [geïntimeerde] de vermindering anders heeft begrepen.
[appellante] verzoekt in het principaal hoger beroep primair:
dat de beschikkingen waarvan beroep worden vernietigd;
dat voor recht wordt verklaard dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 1 december 2021 is geëindigd;
dat de billijke vergoeding op nihil wordt gesteld;
dat de transitievergoeding wordt bepaald op € 8.051,39 bruto;
dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot terugbetaling, met rente, van al hetgeen [appellante] onverschuldigd heeft betaald;
dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld in de volledige advocaatkosten, althans de proceskosten in beide instanties, met rente en nakosten;
en subsidiair:
te bepalen dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 mei 2022 voorwaardelijk is ontbonden op één van de aangevoerde gronden;
voor recht te verklaren dat [appellante] niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
[geïntimeerde] verzoekt in het principaal appel dat het hof de verzoeken van [appellante] zal afwijzen, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
[geïntimeerde] verzoekt in het incidenteel appel dat het hof:
  • de beschikkingen van de rechtbank zal vernietigen;
  • [appellante] zal veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde] van een billijke vergoeding van € 350.000,00 bruto, dan wel een door het hof te bepalen bedrag,
  • voor recht zal verklaren dat [geïntimeerde] recht heeft op de 18.333 opties,
  • [appellante] zal veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 11.097,60 bruto,
  • [appellante] zal veroordelen tot betaling van de volledige juridische kosten aan de zijde van [geïntimeerde] ten bedrage van € 75.161,34, dan wel tot betaling van een schadevergoeding in verband met gemaakte kosten van rechtsbijstand, dan wel tot betaling van de proceskosten in beide instanties, met rente en nakosten.
[appellante] verzoekt in het incidenteel hoger beroep bij wijze van tegenverzoeken:
  • primair: dat de verzoeken van [geïntimeerde] zullen worden afgewezen en
  • subsidiair: dat het hof de verzoeken van [geïntimeerde] beperkt (en ten aanzien van de billijke vergoeding: voorwaardelijk) zal toewijzen en (indien, al dan niet voorwaardelijk, is ontbonden) de transitievergoeding zal vaststellen op € 10.176,39 bruto, dan wel € 10.310,74 bruto en (indien, al dan niet voorwaardelijk, met rechtsgevolg is ontbonden) het aantal aan [geïntimeerde] toekomende opties te bepalen op 17.500;
  • met veroordeling van [geïntimeerde] is de proceskosten, met rente en nakosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in de bestreden beschikking A onder 2.1 tot en met 2.24 en in de bestreden beschikking V onder 2.1 tot en met 2.17 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1
[appellante] is een op 16 juni 2020 opgerichte onderneming die zich wereldwijd toelegt op dienstverlening op het gebied van transport, luchtvracht en tijd-kritische logistiek. De enig aandeelhouder van [appellante] is [bedrijf] Inc. (hierna: [appellante] Inc.), gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika. [naam 2] (hierna: [naam 2] ) is de CEO van [appellante] Inc. en tevens statutair bestuurder van [appellante] .
3.2
[geïntimeerde] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 juli 2020 in dienst getreden bij [appellante] als Managing Director voor een salaris van € 14.166,- bruto per maand exclusief emolumenten waaronder een bonus en deelname aan het aandelenschema van [appellante] . In de arbeidsovereenkomst zijn een geheimhoudingsbeding (artikel 10), een beding voor het inleveren van bedrijfseigendommen (artikel 11) en een concurrentie- en relatiebeding (artikel 13) opgenomen.
3.3
In de bonusregeling van [appellante] staat dat [geïntimeerde] aanspraak heeft op een bonus als [appellante] de gebudgetteerde dan wel begrote financiële prestaties (grotendeels) behaalt. Voorwaarden voor uitbetaling van de bonus zijn dat [geïntimeerde] aan het einde van de meetperiode (een kwartaal) en op de uitbetalingsdatum (75 dagen na het einde van ieder kwartaal) in dienst is bij [appellante] en op de uitbetalingsdatum geen opzegging heeft gegeven of ontvangen.
3.4
In het optieplan staat dat [geïntimeerde] in een periode van in totaal vier jaar 40.000 opties verwerft die hij kan kopen tegen een vooraf afgesproken prijs van $ 0,61 per aandeel.
3.5
Tijdens het dienstverband van [geïntimeerde] hebben zich enkele gebeurtenissen voorgedaan, zoals door de rechtbank in de beschikkingen opgenomen. Deze gebeurtenissen zijn door de rechtbank als volgt omschreven en toegelicht. Hiertegen zijn geen grieven gericht.
3.6
[appellante] heeft een anonieme en ongedateerde verklaring van een van haar werknemers overgelegd waarin het volgende staat:

Op donderdag 20 mei 2021, tijdens de ‘borrel’ aan het einde van de vierde dag vergadering, stonden we met meerdere mensen achterin de zaal met een drankje (…) [geïntimeerde] , met daarnaast nog een ander klein cirkeltje met andere collega’s). Er werd gesproken over de presentaties van die middag en zo kwam ook [naam 4] (destijds in de rol van Customer Success) ter sprake. Haar presentatie vond plaats in digitale vorm gezien het feit dat ze in Amerika zat. [geïntimeerde]maakte vervolgens de opmerking “I wonder what her body looks like? 1f she has a good body?”
Toen hij hierop raar werd aangekeken door de groep, ging hij verder met “Yeah, you know, because you can only see her face and up to her breasts on the screen.” De groep viel volledig stil en [naam 5] sprong hier direct op in om het gesprek af te kappen: “Stop, someone ‘s body is not something to discuss, ever.” De sfeer was vervolgens erg ongemakkelijk. [geïntimeerde] probeerde het weg te lachen en vervolgde: “But that’s a logical thing to wonder about right? Because we can only see a part of her.” Hierop sloot [naam 5] het onderwerp van gesprek snel af met: “We are not discussing [naam 4] or [naam 4] body. (…)”.
3.7
In een brief aan [geïntimeerde] van 1 juli 2021 heeft een medewerker van [appellante] ( [naam 6] ) zijn ongenoegen geuit over het besluit van [geïntimeerde] om hem vanwege onvoldoende persoonlijke groei en progressie in de ‘sales pipeline’ te demoveren van VP Sales Europe naar Sales Director Europe.
3.8
In juli 2021 heeft een sollicitante een aanbod voor indiensttreding bij [appellante] afgeslagen, omdat [geïntimeerde] er niet mee akkoord ging dat zij 60% vanuit huis zou werken.
3.9
In een e-mail van 12 augustus 2021 heeft [geïntimeerde] de VP of Operations van [appellante] ( [naam 7] ) erop aangesproken dat hij zonder overleg, zonder overlegging van een juiste declaratie en zonder opname van verlofdagen met zijn partner (tevens collega) een privé-trip naar Spanje aan een businesstrip heeft gekoppeld. [naam 7] heeft daarop per e-mail laten weten dat en waarom de verwijten van [geïntimeerde] onterecht zijn en dat zijn reactie overtrokken en ongepast is.
3.1
In een e-mail van 14 augustus 2021 heeft [naam 2] aan [geïntimeerde] geschreven:
‘Thanks for chatting yesterday. I am sending a recap of our conversation to make sure we are fully aligned.
Here are the main points we discussed:
  • Your role and where I want you to focus, and where you and I feel you would add the most value – as promised, please see attached outline of your key responsibilities moving forward (let's discuss on our next one on one)
  • Europe/ [appellante] Org Structure - Reporting going forward will be a direct line to functional leaders in the US with a dotted line to you (This is how it started but want to make sure I am crystal clear here)
o
[naam 8] reports to [naam 9] for Ops
o
[naam 8] (temporarily) also reports to [naam 10] for Sales - We will be replacing [naam 8] with new VP of Sales by end of year
o
[naam 11] reports to [naam 12] for Product
o
[naam 13] reports to [naam 14] for Engineering
o
[naam 15] reports to [naam 16] for People
o
New Accounting hire reports to [naam 17]

My expectations going forward
o
Breaking down barriers to help everyone in Europe/US move quickly - Some examples include 1) ST Micro and other major contracts - working with [naam 10] / [naam 18] / [naam 17] to push those through quickly 2) Hiring- Helping but letting [naam 17] / [naam 18] take the lead on finding the right accounting manager ( [naam 19] is not the right fit) 3) HR/People decisions – Let [naam 16] and the People Team handle all issues
o
If there is an issue/question please reach out tot the functional leader first and let them handle it. You can always come to me as well.
o
[appellante] Culture - make sure you are living our 5 core values each and every day. As a leader, people look up to you and watch your every move, and there has been too much talking/aggression in the past. We discussed these examples already – 1) talking about [naam 20] in front of everyone when I was visiting, 2) Your email to [naam 8] about his trip – as I mentioned I heard that from 4 different folks and it is a complete waste of time. We need to be laser focused on growing the company, not dealing with any drama.
o
Focus the fast majority of your time on things that move the company forward including building relationships with strategic customers and bringing in revenue!

[naam 15] will handle [naam 21] and any future office manager. And we will hold off on the EA role for now (We did not discuss this bullet so let me know if you have any questions).
I heard from [naam 16] that you have still not been approved to come over for our Sept offsite - I really hope that gets approved, so we can all get together and be fully aligned as a global team. I know start-up life is all about constant changes as we learn what works and what doesn't so appreciate your understanding as we move quickly to figure out the best path forward for Europa and beyond. (…)’
3.11
Op 1 september 2021 heeft [naam 2] [geïntimeerde] verzocht een post over het nieuwe kantoor in [land] te verwijderen van zijn LinkedIn account. Dit verzoek kwam na een eerder verzoek aan het executive team om niets te posten op social media over het nieuwe kantoor in [land].
3.12
Op 10 september 2021 heeft [geïntimeerde] aan een externe partij die het Sinterklaasfeest voor [appellante] zou organiseren desgevraagd laten weten dat hij originele zwarte pieten in plaats van roetveegpieten wilde.
3.13
In september 2021 heeft [geïntimeerde] een discussie gehad met een opdrachtneemster (ingehuurde Head of Marketing – Europe) over de (overeengekomen) betalingstermijn voor de factuur van deze arbeidskracht.
3.14
In e-mails van 5, 6 en 7 oktober 2021 heeft de People Operations Manager Europe [geïntimeerde] om informatie gevraagd over de verzekeringen van [appellante] voor het personeel. [geïntimeerde] heeft hierop gereageerd op 5 en 7 oktober 2021.
3.15
Op 6 oktober 2021 heeft de People Operations Manager Europe zich bij [naam 22] beklaagd dat ze door [geïntimeerde] lang op haar [appellante] bankpas moet wachten en ondertussen van haar eigen rekening zakelijke kosten voorschoot.
3.16
[appellante] heeft screenshots overgelegd van posts op de LinkedIn-pagina van [geïntimeerde] waarop is te zien dat hij sympathiseert met de militaire cultuur.
3.17
Op 21 oktober 2021 heeft [geïntimeerde] zich in het digitale systeem van [appellante] ziek gemeld. Partijen twisten over het tijdstip waarop dit is gebeurd ( [geïntimeerde] : 14:56 uur, [appellante] : 16:56 uur Nederlandse tijd).
3.18
Op 21 oktober 2021 (einde middag) heeft [naam 2] telefonisch contact met [geïntimeerde] gezocht. [appellante] heeft een transcript van dit (heimelijk opgenomen) gesprek overgelegd, waarvan de inhoud door [geïntimeerde] wordt betwist. In dat transcript staat onder andere:
‘(…). Before I get into the reason why I am taking this call even during vacation I wanted to take time and thank you for everything that you have done at [appellante] . You have helped us built up the office and establish our presents in Europe. I just want to say thank you, but we have made a decision that today would be your last day of employment at [appellante] . I know [naam 16] and [naam 15] and everybody, okay not everybody, the two of them looked into the legal aspects and this is obviously the first for me having a person of your level leave the company outside of the US and so I guess initially they had said we need to send this letter, this termination letter and then he needs to get his legal and we need get our legal and all of that kind of stuff and I said hey can I talk to the attorneys because I am the one who flown out and hired [geïntimeerde] and you know like I want to talk to him as close as face-to-face as possible to see if there is something that we can do in terms of a settlement without having to go through all of the official legal process and so although you will receive the termination invitation or whatever it's called, later today or shortly after this call. That is literally just for legal compliance not because of any of the ways that I would like to do things. Like I said, I fought for having this conversation prior to you receiving that letter and the attorney finally said that that was okay. Anyway, I know it is a lot to take in I would like to figure out if there is way for me to be able to just say thank you for everything you have done up to this point and make sure that you leave gracefully rather than have go through a legal process that I am obviously unfamiliar with but would rather it will be between you and me rather than attorneys getting involved but obviously it's up to you but I wanted to have this initial conversation with you today and give you some time to think about it. (…)
I want to ending the conversation with thanking you I know that doesn't mean much coming from this e conversation but you done a lot of good for [appellante] and I want to make sure that you know you leave in way that you know you happy with.. I know happy is probably a wrong term to use but maybe satisfied with and shows that we really appreciated what you have done over the last many months (…)’
3.19
In artikel 15 van de statuten van [appellante] staat:
5. De bijeenroeping van Vergadergerechtigden geschiedt, onverminderd het in lid 3 van dit artikel bepaalde, Schriftelijk door of namens het Bestuur aan de adressen van de Vergadergerechtigden, zoals deze zijn vermeld in het register van aandeelhouders, niet later dan op de achtste dag vóór die van de vergadering.
(…)
7. Indien de door de wet of de statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en agenderen van vergaderingen en het ter inzage leggen van te behandelen onderwerpen niet in acht zijn genomen, kunnen desondanks rechtsgeldige besluiten worden genomen mits alle Vergadergerechtigden er Schriftelijk mee hebben ingestemd dat de besluitvorming over die onderwerpen plaatsvindt en de bestuurders voorafgaand aan de besluitvorming in de gelegenheid zijn gesteld om advies uit te brengen.(…)’
3.2
Bij e-mail van 21 oktober 2021 van 17:16 uur heeft [geïntimeerde] van [appellante] een uitnodiging ontvangen voor een algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: AVA) op 26 oktober 2021, waarin als agendapunt het ontslag van [geïntimeerde] als statutair directeur was opgenomen. Het voorgenomen ontslag wordt daarin als volgt gemotiveerd:
‘The facts and circumstances that support the rationale are listed below.
[geïntimeerde] is not a team player; he often acts on his own without gathering sufficient support from the business or his team for his actions.
[geïntimeerde] has failed to meet the expectations set out by Nick [naam 2] in August 2021.
[geïntimeerde] 's perspective on the Company's general business is outdated and his office leadership is not aligned with the Company's business practices.
Despite the request of the executive team, [geïntimeerde] refuses to provide access to the necessary software licensing, business relationships, and company-owned intelligence and information to move the business forward.
Despite the request of the executive team, [geïntimeerde] has refused and/or to:
• pay business-critical vendor invoices,
• sign new hire employment agreements and
• reimburse valid business expenses.
Despite the request of the executive team, [geïntimeerde] does not include the leadership team or functional stakeholders in decisions affecting their direct responsibilities.
When [geïntimeerde] 's team members follow up with [geïntimeerde] on items, he often simply does not reply leaving the team in despair.
[geïntimeerde] does not take advice from his colleagues regarding social media posts’
3.21
Bij e-mail van 21 oktober 2021 van 20:00 uur heeft [appellante] [geïntimeerde] gevraagd om per die datum thuis te werken en niet meer naar kantoor te komen, geen contact op te nemen met collega’s, niet meer deel te nemen aan vergaderingen met klanten en zich te houden aan het geheimhoudingsbeding uit de arbeidsovereenkomst.
3.22
[appellante] heeft een uitdraai overgelegd waaruit blijkt dat [geïntimeerde] op 22 oktober 2021 een groot aantal bestanden van [appellante] heeft gedownload.
3.23
Bij e-mail van 25 oktober 2021 heeft [geïntimeerde] [appellante] bericht dat hij vanwege ziekte niet in staat was aanwezig te zijn bij de AVA en dat zijn advocaat op deze korte termijn ook verhinderd was.
3.24
De AVA is ingevolge dat verzoek van [geïntimeerde] op 26 oktober 2021 uitgesteld tot 27 oktober 2021. Een langer uitstel, zoals door [geïntimeerde] verzocht vanwege zijn arbeidsongeschiktheid en de agenda van zijn advocaat, is niet gehonoreerd. [geïntimeerde] is voor deze AVA uitgenodigd.
3.25
Bij e-mail van 27 oktober 2021 om 13:32 uur heeft de advocaat van [geïntimeerde] [appellante] laten weten dat het door [appellante] verleende uitstel te kort is, omdat haar agenda het niet toelaat om 27 oktober 2021 de AVA bij te wonen en dat [geïntimeerde] zelf ook niet kan komen vanwege zijn arbeidsongeschiktheid. De advocaat van [geïntimeerde] heeft verder laten weten dat zij op 28 oktober 2021 om 16:00 uur en op 29 oktober 2021 om 11.00 uur bereikbaar is voor overleg. De advocaat is in dit bericht niet inhoudelijk ingegaan op de verwijten die door [appellante] aan het voorgenomen ontslagbesluit ten grondslag waren gelegd (opgenomen in Annex I bij de uitnodiging voor de AVA).
3.26
Bij e-mail van 27 oktober 2021 om 13:51 uur heeft [appellante] [geïntimeerde] laten weten dat de AVA die dag (om 15:00 uur) zou doorgaan en dat het bericht van de advocaat van [geïntimeerde] zal worden ingebracht als het advies van [geïntimeerde] over het (voorgenomen) ontslag. De advocaat van [geïntimeerde] heeft in reactie hierop laten weten dat haar voorgaande e-mail niet als het advies van [geïntimeerde] mocht worden aangemerkt.
3.27
Op 27 oktober 2021 is [geïntimeerde] , buiten zijn aanwezigheid, in de AVA per direct als statutair bestuurder ontslagen.
3.28
Bij e-mail van 27 oktober 2021 is het ontslagbesluit aan [geïntimeerde] meegedeeld. Ook is medegedeeld dat zijn arbeidsovereenkomst als gevolg van dat besluit per 1 december 2021 zal eindigen.
3.29
Bij e-mail van 26 oktober 2021 is [geïntimeerde] verzocht om de bedrijfseigendommen (waaronder accountgegevens) in te leveren. [geïntimeerde] heeft op 29 oktober 2021 een aantal zaken aan [appellante] verstrekt. Op 3 november 2021 is [geïntimeerde] verzocht ook zijn laptop in te leveren. De advocaat van [geïntimeerde] heeft zich in een e-mail van 5 november 2021 op het standpunt gesteld dat de laptop pas op 1 december 2021 opeisbaar is. Zij heeft tevens verzocht [geïntimeerde] (met het oog op het voeren van verweer tegen het ontslag) niet van de bedrijfssystemen af te sluiten. Aan dit verzoek heeft [appellante] geen gehoor gegeven. Op 7 december 2021 heeft [appellante] conservatoir beslag laten leggen op de laptop van [geïntimeerde] . Omdat [geïntimeerde] niet thuis was toen de deurwaarder de laptop kwam ophalen, zijn de sloten van zijn woning (door de politie in opdracht van [appellante] ) opengebroken en vervangen. [geïntimeerde] heeft de laptop vervolgens zelf ingeleverd.
3.3
Bij e-mail van 5 november 2021 heeft de advocaat van [geïntimeerde] [appellante] onder andere gevraagd om de oproepingsbrieven voor de AVA inclusief ontvangstbevestigingen te verstrekken. Aan dit verzoek heeft [appellante] geen gehoor gegeven.
3.31
[appellante] heeft de loonbetaling aan [geïntimeerde] per 1 december 2021 gestaakt.
3.32
Op 9 november en 13 december 2021 heeft de Arbo-arts geoordeeld dat [geïntimeerde] door een medische oorzaak arbeidsongeschikt is voor (eigen of ander) werk. Ter zitting bij de rechtbank is meegedeeld dat dit oordeel is bevestigd door het UWV. Als eerste ziektedag staat 21 oktober 2021 vermeld.
3.33
Bij beschikking (V) van 14 maart 2022 met zaaknummer C/15/325925 HA RK 22-46 is het vennootschapsrechtelijke ontslagbesluit van 27 oktober 2021 vernietigd. [appellante] is daarbij veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 14.166 bruto per maand vanaf 1 december 2021, tot verstrekking van loonstroken, tot nakoming van de op haar rustende re-integratieverplichtingen, tot betaling van € 25.500,- bruto als bonus en € 2.103,34 wegens buitengerechtelijke incassokosten en tot slot is voor recht verklaard dat [geïntimeerde] recht heeft op aankoop van 14.166 opties voor de tussen partijen overeengekomen prijs. [appellante] is in de proceskosten veroordeeld.
3.34
Bij beschikking (A) van 14 maart 2022 met zaaknummer C/15/323621 HA RK 21-245 is de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde] , op het verzoek van [appellante] tot voorwaardelijke ontbinding, met ingang van 1 mei 2022 onvoorwaardelijk ontbonden wegens een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. In deze beschikking (A) is [appellante] veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van € 10.593,92 bruto als transitievergoeding en van € 100.000,- bruto als billijke vergoeding. In deze beschikking (A) is voor recht verklaard dat [appellante] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, is [appellante] veroordeeld tot opstellen en voldoen van de eindafrekening met betaling van vakantiedagen en -geld, met rente. Tevens is bepaald dat [appellante] geen rechten kan ontlenen aan het concurrentie-/relatie-/anti-ronselbeding uit de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] . [appellante] is veroordeeld in de proceskosten.

4.Beoordeling

Formele aspecten
4.1
Beide partijen hebben om vernietiging van beide beschikkingen verzocht. Voor zover deze verzoeken (zouden) strekken tot vernietiging van de beschikking (A) met betrekking tot het bepaalde onder 6.2 van het dictum (‘ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2022’) kunnen zij hierin niet worden ontvangen, dan wel dienen deze verzoeken te worden afgewezen, omdat het bepaalde in artikel 7:683, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zich daartegen verzet. De bedoeling van de wetgever is geweest om de ontbindingsbeschikking in hoger beroep niet te laten vernietigen, maar – bij door het hof gegrond bevonden bezwaren tegen die beslissing – het hof, desgevraagd, te laten beslissen tot herstel van de arbeidsovereenkomst, dan wel een daarvoor in de plaats tredende billijke vergoeding. Dergelijke beslissingen zijn echter door geen van partijen verzocht. Ook is niet gesteld dat de rechtbank door op het verzoek tot voorwaardelijke ontbinding onvoorwaardelijk te ontbinden buiten het toepassingsgebied is getreden, dan wel dat enige andere doorbrekingsgrond aan de orde is. Het hof zal om die reden de door beide partijen gevraagde vernietiging van het dictum van de A-beschikking onder 6.2 afwijzen.
4.2
Het hof zal het principaal en het incidenteel appel gezamenlijk behandelen, gelet op de samenhang. [appellante] heeft haar grieven genummerd 1 tot en met 11. [geïntimeerde] heeft geen expliciet genummerde grieven naar voren gebracht. De hierna met een nummer aangeduide grieven zijn dus de grieven van [appellante] . Het hof zal allereerst grief 1 van [appellante] behandelen, die ziet op onjuiste toepassing door de rechtbank van het bepaalde in artikel 21, respectievelijk 69 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). [appellante] heeft haar beroep op (onjuiste toepassing van) artikel 21 Rv gebaseerd op de – bestreden – stelling dat [geïntimeerde] in rechte niet de waarheid heeft gesproken. Met het verwijt aan de rechtbank dat zij geen toepassing aan het bepaalde in genoemd artikel heeft verbonden miskent [appellante] dat dienaangaande aan de rechter een grote mate van discretionaire vrijheid toekomt. In dit geval heeft de rechtbank naar het oordeel van het hof in redelijkheid kunnen beslissen geen toepassing te geven aan het bepaalde in genoemd artikel. Door [appellante] zijn geen feiten en omstandigheden gesteld, laat staan voldoende aannemelijk gemaakt, die tot een andere beoordeling kunnen leiden. Grief 1 voor zover betrekking hebbend op artikel 21 Rv faalt.
4.3
Grief 1 van [appellante] ziet voorts op het volgens [appellante] ten onrechte buiten toepassing laten door de rechtbank van het bepaalde in artikel 69 Rv, omdat de rechtbank van oordeel was dat de vordering van [geïntimeerde] tot vernietiging van het ontslagbesluit van de AVA op grond van het bepaalde in artikel 7:686a lid 3 BW mocht worden ingediend bij verzoekschrift. Dit verweer is door [appellante] ook al bij de kantonrechter gevoerd (zoals blijkt uit randnummer 4.2 van de spreekaantekeningen in eerste aanleg), zodat de beschikking van de kantonrechter geacht moet worden een beslissing tot (niet-) toepassing van artikel 69 Rv te zijn. Deze beslissing is naar het oordeel van het hof onjuist, omdat een vordering tot vernietiging van een vennootschapsrechtelijk ontslagbesluit niet valt onder de werking van artikel 7:686a lid 3 BW wegens het ontbreken van, dan wel te ver verwijderde verband met de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter, dan wel nadien de rechtbank, had daarom weliswaar tot afsplitsing van dit verzoek uit de verzoekschriftprocedure moeten beslissen, maar heeft dit, ondanks het daartoe strekkende verzoek van [appellante] , niet gedaan. Tegen die beslissing, genomen in het kader van artikel 69 Rv, staat blijkens het bepaalde in lid 5 van dat artikel evenwel geen hogere voorziening open. De strekking daarvan is, anders dan door [appellante] betoogd, dat bij een verkeerde toepassing van dit artikel geen hoger beroep open staat. Er doet zich, anders dan door [appellante] betoogd, bij een verkeerde toepassing dan ook geen doorbrekingsgrond voor. Grief 1 voor zover betrekking hebbend op artikel 69 Rv. faalt. (In de literatuur is wel opgemerkt dat hoger beroep wel open zou staan indien artikel 69 Rv ten onrechte niet is toegepast, maar dat doet aan het verbod van lid 5 niet af indien, zoals in casu, de rechter in het kader van dit artikel een zich van dat artikel welbewuste, maar onjuiste beslissing heeft genomen). De strekking van het appelverbod mag ook geacht worden in te houden dat afsplitsing in hoger beroep niet alsnog zal moeten plaatsvinden. Hierom is door partijen ook niet verzocht. Het hof zal dan ook niet ambtshalve toepassing geven aan het bepaalde in artikel 69 Rv, ook al omdat redenen van proceseconomie zich daar tegen verzetten.
Materiële beoordeling
4.4
Het hof zal vervolgens eerst het materieel meest verstrekkende verzoek behandelen, namelijk het verzoek (van [appellante] ), opgenomen in en toegelicht bij grief 2, tot vernietiging van de beschikking (V), voor zover daarin is besloten tot vernietiging van het vennootschapsrechtelijk besluit tot ontslag van [geïntimeerde] als statutair bestuurder (6.1 van het dictum van de V-beschikking.) Weliswaar heeft [geïntimeerde] in het dictum van zijn verzoek in incidenteel appel ook ongeclausuleerd om vernietiging van de V-beschikking verzocht, maar op basis van zijn toelichting en van het partijdebat leest het hof hierin dat dit verzoek slechts betrekking heeft op het aantal in het dictum van die beschikking onder 6.6 genoemde opties.
4.5
Het hof laat in het midden of, zoals door de rechtbank wel is aangenomen, de oproepingstermijn overeenkomstig de statuten in acht is genomen omdat, zoals de rechtbank heeft vastgesteld maar in hoger beroep is bestreden, niet gebleken was van een schriftelijke instemming van de zijde van alle ‘vergadergerechtigden’. Het hof komt namelijk wel tot een bekrachtiging van de andere door de rechtbank vastgestelde vernietigingsgrond, namelijk de schending van de hoorplicht en/of het adviesrecht in de AVA van [geïntimeerde] als bestuurder. Tussen partijen staat vast dat [geïntimeerde] ten tijde van de AVA door ziekte of gebrek niet in staat was de bedongen arbeid te verrichten, zoals door de arbo-arts, UWV en nadien ook de rechtbank is vastgesteld. Ook staat vast dat [appellante] , naar is gebleken ten onrechte, ervan uitging dat de ziekmelding van [geïntimeerde] (louter) een ‘strategisch karakter’ had. Door [geïntimeerde] is, ook via zijn advocaat, expliciet naar voren gebracht dat hij ten tijde van de AVA niet in staat was ter vergadering te verschijnen om aldaar gehoord te worden en zijn advies te geven. [appellante] heeft niet onderzocht of laten onderzoeken of [geïntimeerde] geacht mocht worden in staat te zijn om in de AVA van zijn rechten ex artikel 2:227 BW gebruik te maken. Ook heeft [appellante] niet willen voldoen aan het op zichzelf gerechtvaardigde verzoek van de advocaat van [geïntimeerde] om een kort uitstel van de AVA, zodat deze advocaat (al dan niet namens [geïntimeerde] ) in de AVA kon verschijnen om gehoord te worden en/of advies te geven. Dit laatste had naar het oordeel van het hof onder de gegeven omstandigheden wel van [appellante] verwacht mogen worden. Het argument van [appellante] dat het voorgenomen ontslag van [geïntimeerde] tot interne onrust binnen [appellante] had geleid en dat om die reden uitstel niet wenselijk was, kan daaraan niet, of althans onvoldoende, afdoen, al was het maar omdat [appellante] deze omstandigheid zelf veroorzaakt heeft. Onweersproken is immers gebleven de stelling van [geïntimeerde] dat veel collega’s in zijn directe werkomgeving, anders dan hijzelf, al eerder door [appellante] op de hoogte waren gebracht van zijn (naderende) ontslag. Juist ook omdat het enige agendapunt van de AVA het voorgestelde ontslagbesluit was dat over hemzelf ging, dient aan de uitoefening van het adviesrecht betekenis te worden gegeven. Dit heeft [appellante] ten onrechte nagelaten, welke omstandigheid aan een geldig ontslagbesluit in de weg staat, althans voldoende grond voor vernietiging oplevert. In het midden kan daarom eveneens blijven of [geïntimeerde] door [appellante] voldoende voorbereidingstijd voor het uitoefenen van het adviesrecht is gegund, aangezien het adviesrecht zelf al niet is gegund, althans niet in de AVA. Daarbij betrekt het hof het vaststaande feit dat de door [geïntimeerde] ingeschakelde advocaat niet de door deze gevraagde gelegenheid (op heel korte termijn) is geboden om gehoord te worden, dan wel advies te geven. Aangezien het adviesrecht niet, althans niet op de juiste wijze, is gegund kan het ontslag niet in stand blijven. Het vernietigingsbesluit zal daarom worden bekrachtigd. Grief 2 faalt.
4.6
Grief 3 van [appellante] richt zich tegen de vernietiging door de rechtbank van het arbeidsrechtelijk ontslagbesluit wegens overtreding van het opzegverbod tijdens ziekte. Deze grief faalt allereerst reeds bij gebreke van een feitelijke grondslag: de rechtbank heeft haar oordeel op dit punt ‘ten overvloede’ gegeven, zoals expliciet is overwogen in rechtsoverweging 5.13 van de V-beschikking. Gelet op het partijdebat hierover zal het hof zich ook – evenzeer ten overvloede – uitlaten over de op dit punt naar voren gebrachte bezwaren. Deze grief van [appellante] stuit ook reeds af op de vernietiging van het vennootschapsrechtelijk ontslagbesluit. Niet is gesteld of gebleken dat er naast het (vernietigde) vennootschapsrechtelijk besluit een zelfstandig, daarmee niet onlosmakelijk samenhangend arbeidsrechtelijk ontslagbesluit is genomen. Daarmee staat vast dat er, na de vernietiging van het vennootschapsrechtelijk ontslagbesluit, er ook geen (arbeidsrechtelijke) opzegging van de arbeidsovereenkomst meer is. De arbeidsovereenkomst is nadien (per 1 mei 2022) ontbonden door de kantonrechter (in de A-beschikking). Ook als het vennootschapsrechtelijk ontslagbesluit niet (terecht) zou zijn vernietigd stuit het arbeidsrechtelijk ontslag af op de vaststelling (door arbo-arts, UWV en kantonrechter) dat [geïntimeerde] op en na 21 oktober 2021 door ziekte en/of gebrek arbeidsongeschikt was, zodat het opzegverbod reeds van toepassing was toen [geïntimeerde] op die dag om 17.15 uur per mail de uitnodiging ontving voor de AVA waarop zijn ontslag als bestuurder geagendeerd was. De wijze van ziekmelding kan in het midden blijven nu vaststaat dat [geïntimeerde] ten tijde van de ontvangst van de uitnodiging ziek was. Er is geen grond om hierbij af te wijken van de bestendige lijn in de jurisprudentie dat bij analoge toepassing van het bepaalde in artikel 7:670 lid 1 aanhef en sub b BW aanknoping gezocht dient te worden bij een objectief bepaalbaar moment, zoals in casu de ontvangst van de uitnodiging voor de AVA. Tussen partijen staat vast dat deze ontvangst dateert van na het moment per welke [geïntimeerde] als arbeidsongeschikt wegens ziekte en/of gebrek is aangemerkt. Er is geen grond gesteld of gebleken voor aanknoping bij een ander objectief bepaalbaar moment, noch voldoende grond om aan te knopen bij een subjectief moment zoals het ‘aanvoelen’ dat een ontslag zou kunnen volgen. In het midden kan daarom blijven of [appellante] deze uitkomst al dan niet terecht als onbillijk ervaart. Grief 3 faalt dus op diverse gronden.
4.7
Grief 4 van [appellante] ziet op de door de kantonrechter gekozen ontbindingsgrond. De beslissing tot ontbinding zelf staat in hoger beroep niet meer ter discussie. Om die reden heeft [appellante] dan ook geen belang bij de juistheid van de gekozen ontbindingsgrond, die zij overigens zelf ook niet betwist in grief 4. Zij heeft echter geen enkel belang bij vaststelling of er naast de g-grond nog een of meer andere gronden aanwezig waren die de beslissing tot ontbinding hadden kunnen dragen. Bij gebreke van dat belang faalt grief 4.
4.8
Grief 5 ziet op de beslissing tot toewijzing van de bonus over Q4 van 2021. Het eerste argument van [appellante] ( [geïntimeerde] was bij einde Q4 niet meer in dienst) faalt reeds bij gebreke van een feitelijke grondslag. De arbeidsovereenkomst is immers pas per 1 mei 2022 geëindigd. Het tweede argument (de toekenning van de bonus stond volledig ter discretie van de CEO van [appellante] omdat de lat van 85% van het budget niet gehaald is) kan, in het midden latend of [appellante] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat die lat niet gehaald is, niet tot een andere dan de genomen beslissing leiden op grond van de volgende feiten en omstandigheden. Niet is gesteld of gebleken dat de lat in de eerdere kwartalen wel gehaald is, terwijl de bonus toen wel (aan alle bonusgerechtigden) is uitbetaald. Door [geïntimeerde] is onvoldoende weersproken gesteld dat de bonus over Q4 wel is uitbetaald (dan wel toegekend door de CEO) aan de overige bonusgerechtigden. Het verweer van [appellante] dat de bonus over Q4 niet is toegekend aan één andere (oud-)collega van [geïntimeerde] kan haar niet baten, nu niet is gesteld of gebleken dat deze collega wel aan alle andere voorwaarden voldeed, zoals [geïntimeerde] en de collega’s aan wie de bonus wel is toegekend/uitbetaald. Grief 5 faalt.
4.9
Grief 6 ziet op het aantal opties genoemd in de beschikking: 14.166. Op basis van 1 december 2021 als einddatum komt [appellante] in de toelichting op grief 6 uit op 13.333 opties. Genoemde einddatum is echter niet juist, zodat de grief faalt. [geïntimeerde] heeft in incidenteel appel verzocht om het aantal op 18.333 te stellen, welk aantal zou horen bij 1 mei 2022. [appellante] heeft echter, onvoldoende weersproken, gesteld dat de arbeidsovereenkomst op 1 mei 2022 niet meer bestond, omdat deze immers per 1 mei 2022 was ontbonden. Dit standpunt is juist: de arbeidsovereenkomst eindigde op 30 april 2022, 24.00 uur; zie hiervoor Hoge Raad 5-2-21 (ECLI:NL:HR:2021:188). Bij 30 april 2022 hoort volgens [appellante] een totaal van 17.500 opties (randnummer 3.29 verweerschrift in incidenteel hoger beroep). Het hof zal daarom verstaan dat onder 6.6 van het dictum van de V-beschikking in plaats van 14.333 gelezen dient te worden 17.500. Grief 6 van [appellante] faalt. De impliciete grief van [geïntimeerde] in het incidenteel beroep slaagt gedeeltelijk.
4.1
Grief 7 van [appellante] richt zich tegen de toewijzing door de rechtbank van de vordering tot vergoeding van door [geïntimeerde] gemaakte buitengerechtelijke kosten. Door [geïntimeerde] is gesteld dat hij, naast de op de procedure ziende kosten, ook daarbuiten kosten van rechtsbijstand heeft gemaakt, onder andere ziende op een herhaalde schikkingspoging. Dit laatste is door [appellante] niet of onvoldoende betwist, zodat de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke kosten daarmee vaststaat. Grief 7 faalt.
4.11
Grief 8 van [appellante] ziet op de hoogte van de transitievergoeding. Hiervoor geldt hetzelfde als hiervoor onder 4.7 overwogen: [appellante] gaat hierbij uit van een andere einddatum dan 1 mei 2022. Uitgaande van die datum en de verschuldigdheid van de bonus over Q4 van 2021 is de transitievergoeding door [geïntimeerde] berekend op € 11.097,60 bruto en door [appellante] nader berekend op € 10.310,74 bruto (bijlage 107). Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen en beslist onder 4.7 stelt het hof vast dat [geïntimeerde] is uitgegaan van een verkeerde einddatum (namelijk 1 mei 2022 in plaats van 30 april 2022), waardoor hij de transitievergoeding, zoals ook blijkt uit zijn berekening, over één dag teveel heeft berekend (zie productie 41 van [geïntimeerde] ). Het hof zal om die reden de berekening van [appellante] aanhouden en de bestreden A-beschikking (dictum onder 6.3) in die zin vernietigen dat in plaats van € 10.593,92 gelezen dient te worden € 10.310,74 bruto. De grief van [appellante] slaagt daarom gedeeltelijk. De impliciete grief van [geïntimeerde] in het incidenteel appel faalt.
4.12
Grief 9 van [appellante] keert zich tegen het oordeel van de rechtbank dat zij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld hetgeen toekenning van een billijke vergoeding zou rechtvaardigen, alsmede tegen de hoogte van deze billijke vergoeding (€ 100.000,- bruto). Die dient volgens [appellante] op nihil, althans een lager bedrag te worden gesteld. [geïntimeerde] keert zich daarentegen in het incidenteel appel tegen de hoogte van het toegewezen bedrag, dat hij te laag vindt. Hij verzoekt het bedrag op € 350.000,- bruto te stellen.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de handelwijze van [appellante] leidt tot ernstige verwijtbaarheid in de zin der wet. Het hof zal de feiten toetsen, voor zover zij ten tijde van deze beschikking vaststaan (‘ex nunc’). Het hof komt tot zijn beoordeling van de ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [appellante] op basis van alle vaststaande feiten en omstandigheden van dit geval:
  • de kritiek van [appellante] op het functioneren van [geïntimeerde] is pas bij de onderbouwing van het ontslagbesluit ten volle op papier gekomen;
  • [appellante] heeft [geïntimeerde] geen of nauwelijks tijd voor verbetering gegund;
  • [appellante] heeft medewerkers van [geïntimeerde] eerder dan [geïntimeerde] zelf ingelicht over zijn op handen zijnde ontslag;
  • [appellante] heeft de ziekte van [geïntimeerde] niet, althans niet tijdig noch anderszins adequaat onderzocht, noch haar handelwijze op de uitkomst daarvan afgestemd, noch aan de op haar rustende re-integratieverplichtingen voldaan, zelfs niet nadat zij – uitvoerbaar bij voorraad – daartoe door de rechtbank veroordeeld was;
  • [appellante] heeft [geïntimeerde] desgevraagd geen of althans onvoldoende gelegenheid gegund om al dan niet via zijn advocaat zijn adviesrecht te mogen gebruiken;
  • [appellante] heeft de privacy van [geïntimeerde] ernstig en onnodig geschonden door al zijn mailverkeer te onderzoeken;
  • [appellante] heeft de verhoudingen ernstig en onnodig doen escaleren door een slotenmaker de sloten van de woning van [geïntimeerde] te laten openen, teneinde een laptop te verkrijgen waarop [geïntimeerde] tot aan het einde van het dienstverband nog aanspraak mocht maken, terwijl de toestemming voor het beslag op die laptop was verkregen als gevolg van onjuiste, althans volstrekt onvolledige inlichtingen in het beslagrekest;
  • [appellante] heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat zij na 1 december 2021 niets meer aan [geïntimeerde] verschuldigd was (althans uit zijn arbeidsovereenkomst), wetende (althans moeten wetende) dat dit voor hem tot een ernstige financiële problematiek zou leiden;
  • [appellante] heeft [geïntimeerde] , door te handelen zoals zij heeft gehandeld, op hoge juridische kosten gejaagd, welke kosten niet slechts geacht kunnen worden betrekking te hebben op het ontslag en de gevolgen daarvan, zodat met deze aanloopkosten rekening kan worden gehouden.
Op basis van deze feiten en omstandigheden stelt het hof vast dat [appellante] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld jegens [geïntimeerde] , op welke grondslag zij een door het hof nader vast te stellen billijke vergoeding aan [geïntimeerde] verschuldigd is. Grief 11 van [appellante] faalt.
4.13
Het hof zal met vorenstaande feiten en omstandigheden, die redengevend zijn voor zijn oordeel dat [appellante] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, rekening houden bij de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding. Het hof zal daarbij ook rekening houden met de directe en indirecte inkomensschade van [geïntimeerde] en wel als volgt. Voorop gesteld wordt dat [geïntimeerde] het door hem verzochte bedrag van € 350.000,- bruto op geen enkele manier heeft onderbouwd. Ter zitting is door [geïntimeerde] , desgevraagd en onweersproken, gesteld dat zijn directe inkomensschade is beperkt door indiensttreding elders per 1 september 2022 tegen een salaris van bruto € 10.000,- per maand, met een jaarbonus van 20%. Daarmee komt zijn inkomensschade, uitgaande van de door de kantonrechter genoemde periode van zes maanden tot aan een nieuwe baan, uit op vier maanden. De inkomensschade dient te worden vermeerderd met de door het ontslag ontstane noodzaak om zo snel mogelijk een andere baan aan te nemen, ook al was dat tegen een aanmerkelijk lager salaris. Het hof houdt met deze laatste omstandigheid ook rekening, omdat deze in voldoende rechtstreeks verband staat met de ontijdige beëindiging door [appellante] , mede gelet op de, ook bij [appellante] bekend geachte, persoonlijke situatie van [geïntimeerde] , waarin hij een relatief hoge alimentatie aan zijn ex-echtgenote en twee minderjarige kinderen moest betalen. Als gevolg daarvan kon hij zich, in de positie waarin hij zich als gevolg van het ontijdige ontslag bevond, niet permitteren nog langer te wachten op een andere, mogelijk beter betaalde baan.
Bij gebreke van enige berekening van de zijde van [geïntimeerde] van een hogere billijke vergoeding dan door de rechtbank toegewezen, komt het hof, alle feiten en omstandigheden van dit geval afwegend, tot hetzelfde oordeel als de rechtbank, namelijk dat de billijke vergoeding billijkheidshalve dient te worden vastgesteld op € 100.000,- bruto. De beschikking zal op dit punt dus worden bekrachtigd omdat de van beide zijden tegen het oordeel van de rechtbank ingediende grieven falen.
4.14
Voor een aparte vergoeding voor alle door [geïntimeerde] gemaakte kosten van rechtsbijstand bestaat, gelet op de feiten en omstandigheden, geen of althans onvoldoende grond. Dergelijke kosten komen slechts in uitzonderlijke gevallen voor rekening van de wederpartij. Zodanige omstandigheden doen zich hier niet voor. De concrete, door [geïntimeerde] aangehaalde, feiten houden niet in dat [appellante] tegen beter weten in het ontslag van [geïntimeerde] heeft doorgezet. Dat [appellante] wist dat zij een risico op vernietiging van het ontslagbesluit nam, zoals door [geïntimeerde] gesteld, is daarvoor onvoldoende. De door [geïntimeerde] aangehaalde woorden ‘Dat is hem duur komen te staan’ zien, anders dan [geïntimeerde] kennelijk meent, op het door [appellante] / [naam 2] genomen risico om eerst met [geïntimeerde] te praten vóór de toezending van de uitnodiging voor de AVA. Dat was geen risico dat zich ten nadele van [geïntimeerde] heeft gekeerd.
4.15
Naast vorenstaande zijn door partijen geen feiten gesteld en – bij voldoende weerspreking – ten bewijze aangeboden, dan wel grieven geformuleerd die tot enige andere beslissing kunnen leiden. Het hof zal daarom een eindbeslissing geven.
4.16
In het principaal appel wordt [appellante] voor het overgrote deel in het ongelijk gesteld, zodat zij met de kosten van het principaal appel dient te worden belast. In het incidenteel appel wordt [geïntimeerde] in overwegende mate in het ongelijk gesteld, zodat hij met de kosten van het incidenteel appel zal worden belast.

5.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
bekrachtigt de beschikkingen waarvan beroep, behoudens het navolgende:
in de beschikking C/15/323621 HA RK 21-245 dient in het dictum onder 6.3 gelezen te worden € 10.310,74 in plaats van € 10.593,92;
in de beschikking C/15/325925 HA RK 22-46 dient in het dictum onder 6.6 gelezen te worden 17.500 opties in plaats van 14.166 opties
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 686,00 aan verschotten en € 4.732,00 voor salaris en op € 173,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 90,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellante] begroot op € 2.388,00 voor salaris en op € 173,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 90,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.T. van der Meer, I.A. Haanappel-van der Burg en T.S. Pietersen in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2023.