ECLI:NL:GHAMS:2023:1515

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
23-002608-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in vereniging namaken, opslaan, vervoeren en uitvoeren van valse Britse 1 pond muntstukken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, [verdachte 1], is veroordeeld voor het in vereniging namaken, opslaan, vervoeren en uitvoeren van valse Britse 1 pond muntstukken. De zaak is voortgekomen uit het opsporingsonderzoek 'Monte Leone', waarbij meerdere verdachten betrokken zijn. De verdachte heeft in de periode van 1 januari 2012 tot en met 5 november 2013, samen met mededaders, ongeveer 690.969, 450.000 en 7.450 valse Britse 1 pond muntstukken nagemaakt met de intentie deze als echt uit te geven. Daarnaast is de verdachte op 5 november 2013 in het bezit geweest van een vuurwapen en munitie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten betrokken was bij de productie en distributie van de valse munten, en dat hij op de hoogte was van de illegale activiteiten die in zijn bedrijf plaatsvonden. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend, maar het hof heeft op basis van de verzamelde bewijsstukken en verklaringen van getuigen en medeverdachten geoordeeld dat de betrokkenheid van de verdachte bij de valsemunterij en het voorhanden hebben van een vuurwapen wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 589 dagen opgelegd, waarvan 180 dagen voorwaardelijk. Het hof heeft de straf verhoogd naar 27 maanden, met een voorwaardelijk deel van 9 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002608-18
Datum uitspraak: 30 juni 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-728065-13 tegen
[verdachte 1],
geboren te Amsterdam op [geboortedatum] ,
adres: [adres verdachte 1]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3, 4, 6, 21 en 28 april 2023 en 16 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.
Deze strafzaak komt voort uit het opsporingsonderzoek dat bekend is onder de naam ‘Monte Leone’. In dit onderzoek is sprake van meer verdachten. Ten aanzien van vijf verdachten, onder wie [verdachte 1] , wordt gelijktijdig arrest gewezen. De verdachte wordt hierna aangeduid als ‘de verdachte’ dan wel [verdachte 1] ’. De medeverdachten worden hierna aangeduid als [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 5] en [verdachte 6] .

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 5 november 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk een of meer hoeveelhe(i)d(en) van ongeveer 690.969 en/of 450.000 en/of 7.450 Britse 1 pond muntstukken heeft nagemaakt en/of heeft vervalst, met het oogmerk om die Britse 1 pond muntstukken als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 05 november 2013 te Amsterdam en/of Aalsmeer, in elk geval in Nederland, en/of te Dover en/of Newcastle, in elk geval in Groot Brittanië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk als echt en onvervalst heeft uitgegeven een of meer hoeveelhe(i)d(en) van (ongeveer) 690.969 en/of 450.000 en/of 7.450 Britse 1 pond muntstukken, die verdachte en/of zijn mededaders zelf had(den) nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of de vervalsing hem, toen hij, verdachte en/of zijn mededader(s) deze ontving(en), bekend was of deze Britse 1 Pond muntstukken met het oogmerk om ze als echt en onvervals uit te geven of te doen uitgeven, heeft ontvangen en/of heeft verschaft en/of in voorraad heeft gehad en/of heeft vervoerd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd;
2.
hij op of omstreeks 05 november 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer vuurwapens van categorie III, te weten een pistool (Merk CZ, Model 75 BS, Kaliber 9mm para (9 mm luger / 9x19mm), en/of munitie van categorie III, te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 15 patronen (Kaliber 9x19 mm, Model volmantel rondneus, Bodemstempel S&B 9mm luger) en/of munitie van categorie III te weten een hoeveelheid (van ongeveer) 40 gas/knal patronen (Kaliber 9x19 mm, Model volmantel flatnose, Bodemstempel S&B 9 mm luger), voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof op onderdelen anders overweegt en tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Feit 1 (Valse munten)

1.1
Inleiding [1]
De Belastingdienst heeft sinds begin 2012 onderzoek gedaan naar de activiteiten van [verdachte 1] en zijn vennootschappen. [verdachte 1] was in de ten laste gelegde periode enig aandeelhouder van [BV1] Deze vennootschap was op haar beurt enig aandeelhouder van [BV2] ( [BV2] ). [BV2] is een muntfabriek, gevestigd op de [adres loods 1] . [2]
Op basis van het onderzoek door de Belastingdienst ontstond het vermoeden dat in de muntfabriek valse Britse 1 pondmuntstukken werden gemaakt, die via Aalsmeer en/of Maasbracht in Urmond terechtkwamen en van daaruit werden uitgevoerd naar het in Engeland gevestigde bedrijf [bedrijf1] ( [bedrijf1] ). Uit het onderzoek kwam voorts een aantal andere verdachten in beeld, onder wie [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 4] , [verdachte 6] en [verdachte 5] .
1.2
Standpunten van partijen
De advocaat-generaal heeft tot bewezenverklaring gerekwireerd.
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken. Daartoe is aangevoerd dat bij de verdachte geen wetenschap bestond van het slaan van valse munten en hij ook geen handelingen heeft verricht ter zake het slaan, voorhanden hebben en/of uitvoeren van munten die als medeplegen kunnen worden geduid. Ook was geen sprake van opzet. De verdachte ging er van uit dat medeverdachte [verdachte 2] in loods 6 bezig was met het slaan van casinomunten. Het door de verdachte op naam van zijn eigen bedrijf bestellen van materiaal in Turkije, het door hemzelf betalen van BTW/invoerrechten en het op eigen naam corresponderen met Turkije, vormen een contra-indicatie voor zijn betrokkenheid.
In het geval het hof tot een veroordeling komt, kan niet van alle aangetroffen munten worden vastgesteld dat deze vals waren, omdat slechts een deel daarvan is onderzocht. Verder moet de bewezenverklaring van de tenlastegelegde periode worden verkort tot het moment van de eerste order door [verdachte 1] in Turkije, op 20 augustus 2012. Er is geen bewijs dat de verdachte vóór die datum betrokkenheid had. Ten slotte dient partiële vrijspraak te volgen voor de 7.450 munten die in Dover onder [getuige 7] en [getuige 8] in beslag zijn genomen.
1.3
Redengevende feiten en omstandigheden
Bij de beoordeling gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.3.1
Omschrijving loods [adres loods 1] te Amsterdam
In de muntfabriek is een productiestraat voor het fabriceren van munten opgezet. De productiestraat stond in het hele pand. Het pand was gescheiden door een muur. De perceelnummers 2 en 4 vormden één geheel en nummer 6 zat achter de muur. In nummer 6 stonden muntbakken. Ook stonden daar bakken voor rondellen en twee trommelmachines (in onderdelen) om munten glimmend te maken. Je kon van de ene ruimte naar de andere via een deur. Je hoefde niet buitenom; een deel van de apparatuur en machines stond in nummer 6. [3]
1.3.2
Observaties Amsterdam, Aalsmeer, Maasbracht en Urmond en verklaringen naar aanleiding van observaties
De [adres loods 1] is in de periode juni-november 2013 geobserveerd met behulp van camera’s. Bij het uitkijken van de beelden werd gezien dat [verdachte 1] geregeld bij [BV2] op de [adres loods 1] aanwezig was, ook op momenten dat [verdachte 3] daar bezig was met het laden en/of lossen van de door hem bestuurde vrachtauto met het kenteken [kenteken1] , dan wel een (huur) vrachtauto met ander kenteken of een trailer. Op 26 juni 2013, 31 juli 2013 en 21 augustus 2013 in het bijzonder is gezien dat [verdachte 1] samen met [verdachte 3] dan wel [verdachte 2] werkzaamheden verrichtte, zoals het bedienen van de laadklep van de vrachtauto met kenteken [kenteken1] , het rijden met een palletwagen uit loods 6 [4] , het uitladen van palletkisten en het sjouwen met dozen. [5]
Op
26 juni 2013, de dag dat de Belastingdienst een bezoek bracht aan [BV2] , is door de ambtenaren gezien dat de loopdeur tussen loods 2-4 en loods 6, die op een eerdere datum zichtbaar was, aan het zicht was onttrokken door een container, een machine en verpakkingsmaterialen. Op die dag is verder geobserveerd dat [verdachte 1] samen met een man ’s morgens vroeg vanuit loods 6 met een heftruck pallets met vaten en opvangbakken in een schuin tegenover de loods geparkeerde trailer heeft geplaatst. ’s Avonds hebben de mannen gezamenlijk alle eerder uit de loods gehaalde goederen weer terug het bedrijf ingebracht. [6]
Op
10 september 2013arriveerde de auto van [verdachte 1] om 11.05 uur bij het kantoor van de loods aan de [adres loods 1] . Een klein halfuur later kwam een vrachtwagentje van Drive Yourself met kenteken
[kenteken1] aanrijden met [verdachte 3] als chauffeur en een NN-man als passagier. NN-man is al vaker gezien op de [adres loods 1] en [verdachte 3] is al vaker in gezelschap van NN-man gezien in en nabij loods 6. NN-man liep naar het kantoor. [verdachte 3] reed de vrachtauto met de achterkant tot vlak bij de deur van loods 6. Hij haalde een steekwagentje uit de loods en zette dat op de laadklep van de vrachtauto.
Enige minuten later kwam NN-man met een heftruck loods 6 uitrijden, met daarop een pallet met zilverkleurige vaten. Deze werden in de laadruimte van de vrachtwagen geplaatst. Daarna werden door hem ook nog blauwe vaten in de laadruimte gezet. NN-man ging loods 6 weer in en [verdachte 3] reed om 11.49 uur met de vrachtauto weg. [7]
Gelet op de verklaring van [verdachte 3] dat hij nooit zonder [bijnaam verdachte2] in of bij de loods aan de [adres loods 1] is geweest, dat hij altijd in opdracht van [bijnaam verdachte2] kwam [8] en dat [bijnaam verdachte2] een sleutel van de loods had, gaat het hof ervan uit dat deze NN-man [verdachte 2] betreft (door [verdachte 3] herkend op een foto als ‘ [bijnaam verdachte2] ’). [9]
Door het observatieteam is vervolgens waargenomen, dat [verdachte 3] te 12.24 uur met deze vrachtauto het terrein van een loods aan de [adres loods 2] te Aalsmeer opreed.
[verdachte 3] parkeerde de vrachtwagen in de loods, waar de vaten kennelijk door hem werden gelost. Links naast de vrachtauto stonden vijf grote kartonnen dozen, twee grote blauwe vaten en zes kleine grijze vaten. Vervolgens reed [verdachte 3] met de vrachtwagen naar een parkeerterrein in Aalsmeer, waar een ‘snackcar’ genaamd Snackhouse Aalsmeer stond geparkeerd. Door tussenkomst van een onbekende man maakte [verdachte 3] contact met een man en een vrouw (NN3 en NN4). NN3 en NN4 reden vervolgens in een Renault bestelwagen met kenteken [kenteken 2] achter de vrachtwagen van [verdachte 3] aan, terug naar de loods aan de [adres loods 2] te Aalsmeer. De Renault bestelwagen werd achteruit de loods ingereden. Gezien werd dat [verdachte 3] in de loods een steekwagen pakte en naar de Renault liep. NN3 stond in de laadruimte van deze auto.
NN3 en NN4 vertrokken te 13.58 uur met de Renault bestelauto naar een café in Maasbracht. Daar vond om 16.02 uur een ontmoeting plaats met een man, NN5. NN3 overhandigde hem de sleutels van de Renault bestelauto. NN5 reed vervolgens met de Renault bestelwagen naar het adres [adres verdachte 6] te Urmond. Nadat NN5 de zijdeur van de bestelwagen had geopend, kwam een andere man, NN6, met een heftruck aanrijden. Door hem werd een pallet met twee grote blauwe vaten en een krat met grijze emmers vanuit de bestelwagen in de schuur geplaatst. [10]
[verdachte 6] heeft verklaard dat hij de persoon is die op 10 september 2013 bij zijn woning op het adres [adres verdachte 6] te Urmond met een heftruck vaten heeft uitgeladen. [11] Hij is aangeduid als NN6.
[verdachte 4] heeft verklaard dat hij acht of tien keer vrachten met munten heeft vervoerd en heeft afgeleverd bij de woning van [verdachte 6] . De munten werden meestal afgegeven in Maasbracht, waarna hij de reeds geladen wagen overnam en ermee naar [verdachte 6] reed. [12] Hij is aangeduid als NN5.
Op
5 november 2013opende een onbekende man, NN1, de deur van de loods aan de [adres loods 1] . Een vrachtbusje reed vervolgens achteruit de loods in. Een man die is herkend als [verdachte 3] deed iets bij de laadklep van de vrachtauto en liep daarna de loods uit. Kort daarna ging [verdachte 3] via de laadklep met een steekwagen de vrachtauto in. NN1 laadde met behulp van een heftruck vier vaten in de vrachtwagen. De vrachtwagen reed vervolgens om 09.09 uur de loods uit, die door NN1 werd gesloten. [13]
[verdachte 3] heeft verklaard dat [verdachte 2] degene is die op 5 november 2013 de vrachtwagen heeft geladen met de heftruck; hij heeft twee pallets met vier vaten in de auto gezet en hij heeft [verdachte 3] een vrachtbrief meegegeven. [14] NN1 betreft derhalve [verdachte 2] .
1.3.3
Levering rollen metaallegering CuNi6Zn24 door [bedrijf2]
Het Turkse bedrijf [bedrijf2] (hierna: [bedrijf2] of [bedrijf2] ) heeft vijf partijen metaal geleverd aan [BV2] . Blijkens de Turkse douaneverklaringen zijn deze leveringen op 22 november 2012, 29 mei 2013, 25 juni 2013 en tweemaal op 27 september 2013 op het douanekantoor aan de Turkse grens verwerkt. Het geleverde metaal had een nettogewicht van respectievelijk 14.449, 13.960, 10.060, 14.012 en 16.810 kilogram en een verkoopwaarde van in totaal € 420.761,22. [15]
De directeur van [bedrijf2] , [getuige3] , heeft verklaard dat deze vijf leveringen hebben plaatsgevonden op basis van drie bestellingen. Het ging om rollen metaal met de legering CuNi6Zn24 en de afmetingen 2.88*193mm. Voorafgaande aan de eerste bestelling is [verdachte 1] , als vertegenwoordiger van het bedrijf dat de bestelling wilde plaatsen, bij de fabriek in Turkije geweest. [16] Ter terechtzitting in hoger beroep op 3 april 2023 heeft [verdachte 1] verklaard dat hij op eigen kosten naar het bedrijf in Turkije is gereisd. [17]
[getuige3] heeft een aantal werk-gerelateerde gesprekken met [verdachte 1] gevoerd. [18] In het dossier bevindt zich correspondentie tussen [verdachte 1] en een medewerker van [bedrijf2] , [getuige4] . Op 20 augustus 2012 heeft [verdachte 1] namens [BV2] per e-mailbericht een (test)order bevestigd van het materiaal, waarna [getuige4] op
28 augustus 2012 heeft laten weten dat deze (test)order de ‘first business’ is tussen [BV2] en [bedrijf2] [19]
In een e-mailbericht van 10 september 2013 heeft [getuige4] [verdachte 1] benaderd in verband met betalingen door [BV3] , [BV4] en het Britse bedrijf [bedrijf1] voor de levering van het materiaal. Genoemde bedrijven moesten bevestigen dat hun betaling was verricht ten gunste van de rekening van [BV2] . [20] In zijn antwoord daarop mailde [verdachte 1] dat de gevraagde informatie zal worden verstuurd. Vervolgens vraagt hij om een financieel overzicht, ‘so I know the balance and how much I still owe you’. [21]
De zendingen van [bedrijf2] zijn na aankomst in Nederland in een douaneloods van het bedrijf [BV5] te Venlo opgeslagen, in afwachting van betaling van de BTW en invoerrechten door [BV2] . [22] Een medewerker van [BV5] , [getuige5] , heeft verklaard dat [verdachte 1] het bedrag van de tweede zending, € 19.500,00 contant op de bankrekening van het bedrijf heeft gestort. [23] Met betrekking tot de volgende zending is volgens dezelfde medewerker op 5 juli 2013 door [verdachte 1] een bedrag van
€ 13.762,78 gestort op de rekening van [BV5] . Het betrof de kosten BTW en de inklaring van 7 pallets met in totaal 10.000 kilogram rollen van metaal. [24] Dit bedrag was op 4 juli 2013 overgeboekt vanaf de bankrekening van [partner verdachte 1] , de partner van [verdachte 1] . [25]
Op 8 juli 2013 is gezien dat bij de [adres loods 1] uit een Turkse vrachtauto 7 pallets met goederen werden gelost en loods 6 werden binnengebracht. [26]
[getuige 6] , Manager Operations bij de Koninklijke Nederlandse Munt, heeft het vermoeden geuit dat de geleverde legering CuNi6Zn24 met de afmetingen 2.88*193mm kan worden gebruikt voor het slaan van Britse 1 pondmuntstukken. Het nikkel gehalte in de legering kan volgens [getuige 6] bewust verlaagd zijn om zo goedkoop mogelijk te zijn en toch te voldoen aan de specificaties van de munt. Ook de samenstelling en dikte van het materiaal komt volgens [getuige 6] redelijk in de buurt van het Britse pond. [27]
1.3.4
Doorzoekingen en inbeslagname
Vrachtwagen met kenteken [kenteken 3]
[verdachte 3] , bestuurder van de vrachtwagen met kenteken [kenteken 3] , is op 5 november 2013 omstreeks 09.10 uur op de Ruijgoordweg te Amsterdam aangehouden. [28] In deze vrachtwagen werden vier vaten aangetroffen die waren gevuld met in totaal ongeveer
99.551 Britse 1 pondmuntstukken. Deze zijn in beslag genomen. Bovenop de munten lag steeds een compacte hoeveelheid metalen carrosserieringen, die de munten aan het zicht onttrok. [29]
Loods [adres loods 1] te Amsterdam
Van 5 tot en met 11 november 2013 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de loods aan de [adres loods 1] . [30] In een ruimte, door de FIOD genummerd VIII, werd een grote hoeveelheid Britse 1 pond muntstukken aangetroffen. Een deel van deze munten bevond zich in vaten en dozen. Ook op de munten in deze vaten en in de bovenste dozen lag steeds een dikke laag met metalen carrosserieringen die het zicht op de onderliggende ponden wegnam. Tevens stonden in de loods drie op elkaar gestapelde vultrechterbakken en twee plastic emmers met Britse 1 pondmuntstukken. Ook was een vulbak aanwezig met geheel onbewerkte rondellen (rondellen zijn munten zonder muntafbeelding op de zijden, soms wel met een bewerkte rand) en een vultrechterbak met rondellen waarbij de randen al waren bewerkt. In totaal werden in de betreffende ruimte ongeveer 570.395 Britse 1 pond muntstukken en 331.452 rondellen in beslag genomen. [31] In een andere ruimte, genummerd I, zaten in vulbakken die deel uitmaakten van een machine en in de machine zelf, rondellen. In een vulbak die naast deze machine stond zaten ongeveer 9.328 Britse 1 pond muntstukken. [32] Aldus waren in de loods aan de [adres loods 1] in totaal ongeveer
579.723 Britse 1 pond muntstukkenaanwezig, zowel verpakt als onverpakt, zowel zichtbaar als verhuld.
De in de loods aanwezige machines, stempels, vaten en andere voorwerpen zijn door de FIOD beschreven. Twee deskundigen van de Koninklijke Nederlandse Munt hebben een groot aantal machines, gereedschappen en materialen aangewezen die vermoedelijk gebruikt of geschikt zijn voor het vervaardigen van Britse 1 pond muntstukken. Tevens hebben zij enkele machines die vermoedelijk gebruikt zijn bij het vervaardigen van valse Britse 1 pond muntstukken in werking gesteld. In ruimte VIII stond een machine die rondellen voorziet van een randinscriptie. In ruimte I stond een muntslagmachine (machine 15) die rondellen voorziet van een kop- en muntinscriptie. In de trechterbak bij deze machine zaten rondellen met randschrift, terwijl zich in de machine kop- en muntstempels bevonden. Na het aanzetten van de machine kwamen er geslagen munten uit. Deze munten zijn veiliggesteld. Het betreft Britse 1 pondmuntstukken met het jaartal 2006. [33]
[adres verdachte 3] te Amsterdam
Op 5 november 2013 is de woning van [verdachte 3] , [adres verdachte 3] te Amsterdam, doorzocht. Daarbij werden onder meer een Birkenstock schoenendoos met persstempels, een Albert Heijn tas met schriftelijke bescheiden en telefoons, een emmer met munten en een bak met metalen ringen in beslag genomen. In totaal is in de woning een hoeveelheid van
2123 Britse pondenaangetroffen. [34] Op de slagstempels in de schoenendoos was de beeltenis van koningin Elisabeth en de woorden ‘one pound’ zichtbaar. [35] Van de 21 stempels hadden 4 een negatieve afbeelding (zogenaamde matrijzen) en 17 een positieve afbeelding (zogenaamde poincoenen). [36]
Loods [adres loods 2] te Aalsmeer
Op 11 november 2013 is de loods aan de [adres loods 2] te Aalsmeer doorzocht. Daar werden onder meer 8 blauwe en 24 grijze vaten aangetroffen. In deze vaten zaten in totaal ongeveer
11.695 Britse 1 pondmuntstukkenen 4.157 rondellen. Deze zijn in beslag genomen. [37]
[adres verdachte 6] te Urmond
Op 23 april 2014 is de woning van [verdachte 6] , [adres verdachte 6] te Urmond, doorzocht. Daarbij werden onder meer 30 carrosserieringen en vier Britse 1 pondmuntstukken in beslag genomen. De ringen en munten werden aangetroffen op en tussen de betontegels in de garage bij de woning. Het betreft twee Britse 1 pondmuntstukken met het jaartal 2005, één met het jaartal 2006 en één met het jaartal 2007. [38]
1.3.5
Eerdere inbeslagname Britse 1 pond muntstukken in het Verenigd Koninkrijk op 13 december 2012 en 30 juli 2013
Vrachtwagen [getuige 9] Newcastle, Verenigd Koninkrijk
Uit informatie van de Britse opsporingsautoriteiten blijkt dat op 13 december 2012 in Newcastle, Verenigd Koninkrijk, in een door [getuige 9] bestuurde vrachtauto een partij met
450.000 valse Britse 1-pondmuntstukkenin beslag is genomen. De munten zaten in 18 vaten, geplaatst op drie pallets. Bovenop de munten zat steeds een 5 centimeter dikke laag van metalen ringen. [39]
Op of omstreeks 5 december 2012 is [getuige 9] benaderd door een zakencontact, een persoon die werkt voor [BV2] . Deze persoon vroeg hem de volgende week een lading op te halen in Amsterdam. Op
12 december 2012 is [getuige 9] naar aanleiding van via sms ontvangen aanwijzingen naar het Shell service station op het adres Galwin 6 te Amsterdam gereden. Daar heeft hij een man ontmoet, die bij hem in de vrachtwagen heeft plaatsgenomen. Vanaf het Shell service station is de auto ongeveer 5 kilometer noordwest gereden in de richting van de Ruijgoordweg. De vrachtwagen heeft op 12 december 2012 van 10:25 uur tot 12:40 uur stilgestaan in de buurt van de Ruijgoordweg.
Bij een loods op een bedrijventerrein, in de buurt van een fabriek, laadde de man die bij hem in de vrachtwagen was ingestapt, met een vorkheftruck drie pallets in de trailer van [getuige 9] . Uit onderzoek van de FIOD volgt dat de [adres loods 1] naast de Ruijgoordweg ligt en dat de afstand tussen Galwin 6 te Amsterdam en de loods waarin [BV2] is gevestigd 4,5 kilometer is. [40]
Onder de goederen die [verdachte 3] voor [verdachte 2] bewaarde, bevonden zich in een boodschappentas 14 mobiele telefoons ( [verdachte 3] heeft verklaard dat de zaken die bij hem zijn aangetroffen, aan [verdachte 2] toebehoren [41] en [verdachte 2] heeft dit ter zitting in hoger beroep op 21 april 2023 bevestigd). [42] In één van deze telefoons (met imei-nummer eindigend op 6729) is een sms-conversatie aangetroffen, waarin op 11 december 2012 door een Engels telefoonnummer het telefoonnummer van [getuige 9] is gegeven. Op 14 december 2012 heeft het toestel met imei-nummer eindigend op 6729 een bericht ontvangen waarin wordt gesproken over problemen op de dag ervoor. Dat de douane zijn computer en telefoons heeft en dat ze gaan onderzoeken waar hij heeft geladen. Voorgesteld wordt om alles te wissen. [43]
Op de beschreven notitieblaadjes die [verdachte 2] in de woning van [verdachte 3] heeft achtergelaten wordt het getal 450.000 genoemd en ook een datum in december 2012. [44]
[getuige 7] en [getuige 8] , Dover, Verenigd Koninkrijk
Op 30 juli 2013 zijn [getuige 7] en [getuige 8] in Dover, Verenigd Koninkrijk, aangehouden met in totaal
7.450 valse Britse 1 pondmuntstukkenin de koffer van [getuige 7] . Zij kwamen met de Eurolines-bus vanuit Amsterdam. [45]
1.3.6
Onderzoek in beslag genomen Britse 1 pond muntstukken
Een deel van de Britse 1 pond muntstukken en stempels die op de genoemde locaties in beslag zijn genomen is door de FIOD voorzien van een SIN nummer [46] en aangeleverd bij het NFI.
[getuige 10] , NFI-deskundige, heeft een forensisch onderzoek verricht naar de Britse 1 pond muntstukken en stempels die op de diverse locaties in beslag zijn genomen.
Op de vraag of de aangetroffen munten vals zijn of echt, heeft de deskundige geantwoord, dat er slechts één instantie ter wereld is die (officieel) Britse ponden vervaardigt, te weten de Royal Mint in het Verenigd Koninkrijk. Het gehele productieproces vindt plaats in Cardiff en wordt niet uitbesteed aan derden. Alle Britse ponden die niet geproduceerd zijn in de Royal Mint (Cardiff) zijn per definitie niet echt.
De originele matrijsstempels, moederstempels en werkstempels worden per valuta en jaargang bewaard in kluizen. Gebruikte werkstempels worden uit het productieproces verwijderd en duurzaam vernietigd. Het is dus niet mogelijk dat stempels rouleren buiten het (streng bewaakte) circuit van de Royal Mint. Iedere stempel van de Britse pond die buiten dit circuit wordt aangetroffen, is per definitie niet echt. [47]
Ook overigens bevestigt het rapport de valsheid van de onderzochte munten uit jaargang 2004 en 2006. De onderzoeker heeft geconcludeerd dat de bevindingen van het onderzoek extreem veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1 (de onderzochte munten zijn vals) juist is dan wanneer hypothese 2 (de onderzochte munten zijn echt) juist is, waarbij het onderzoek zich heeft gericht op:
- munten 2004 en 2006 en stempels 2004 en 2006 (waaronder randschriftblokken), in beslag genomen in
de loods [adres loods 1] te Amsterdam;
- munten 2004 en 2006, in beslag genomen in de vrachtwagen [kenteken 3] ;
- munten 2006 in beslag genomen in de loods [adres loods 2] te Aalsmeer;
- munten 2004 en 2006 en een matrijsstempel 2004, in beslag genomen op het adres [adres verdachte 3] te
Amsterdam (woning [verdachte 3] );
- een munt 2006, in beslag genomen op het adres [adres verdachte 6] te Urmond (woning [verdachte 6] );
- munten 2004 en 2006, in beslag genomen onder [getuige 9] (Newcastle) en onder [getuige 7] en [getuige 8] (Dover) (door de UKNCO (UK National Central Office) van de NCA (National Crime Agency) ter beschikking gesteld). [48]
Daarbij blijkt uit het onderzoek nog het volgende.
Uit het onderzoek naar jaargang 2004 blijkt dat de matrijsstempel aangetroffen op de locatie [adres verdachte 3] te herleiden is naar alle onderzochte munten jaargang 2004 die werden aangetroffen:
• in de vrachtauto [kenteken 3] ;
• op de locatie [adres loods 1] ;
• op de locatie [adres verdachte 3] ;
• te Newcastle;
• te Dover.
De onderzochte gebruikte en ongebruikte werkstempels op de [adres loods 1] , kunnen worden herleid naar de matrijsstempel ( [adres verdachte 3] ).
De onderzochte gebruikte werkstempels op de [adres loods 1] kunnen worden herleid naar de onderzochte munten in de vrachtauto [kenteken 3] en naar de onderzochte munten op de [adres loods 1] .
De onderzochte munten [adres loods 1] , vrachtauto [kenteken 3] , [adres verdachte 3] , Newcastle en Dover en de muntstempels op de [adres loods 1] en de matrijsstempel ( [adres verdachte 3] ) zijn niet te herleiden naar de officiële munten of muntstempels. [49]
In het onderzoek naar jaargang 2006 is onder meer te lezen dat in de loods aan de [adres loods 1] aangetroffen werkstempels zijn te herleiden naar de onderzochte munten aangetroffen:
• in de vrachtauto [kenteken 3] ;
• op de locatie [adres loods 1] ;
• op de locatie [adres loods 2] :
• op de locatie [adres verdachte 6] ;
• op de locatie [adres verdachte 3] ;
• te Newcastle;
• te Dover. [50]
De aangetroffen klasse- en individuele kenmerken in de onderzochte gebruikte en ongebruikte werkstempels [adres loods 1] en de onderzochte munten [adres loods 1] , vrachtauto [kenteken 3] , [adres loods 2] , [adres verdachte 3] , [adres verdachte 6] , Newcastle en Dover, zijn niet aangetroffen in de originele munten en stempels van de Royal Mint. [51]
De deskundige [getuige 11] heeft in zijn contra-rapportage van 22 augustus 2017 de door [getuige 10] gevolgde werkwijze en de uitkomsten van het NFI-rapport onderstreept, met de kanttekening dat hij het verrichte onderzoek aan de door de Royal Mint ter beschikking gestelde munten en stempels niet kan beoordelen, omdat hij dit materiaal niet heeft kunnen zien. [52]
Het hof stelt op basis van de bevindingen van de deskundige Pieterman vast dat de onderzochte munten die in beslag zijn genomen in de loods aan de [adres loods 1] te Amsterdam, in de vrachtwagen met kenteken [kenteken 3] , op het adres [adres verdachte 3] te Amsterdam, in de loods [adres loods 2] te Aalsmeer, op het adres [adres verdachte 6] te Urmond, te Newcastle onder [getuige 9] en te Dover onder [getuige 7] en [getuige 8] , vals zijn en zijn te herleiden naar de stempels aangetroffen in de loods aan de [adres loods 1] en/of de matrijsstempel in de woning van [verdachte 3] , waarbij laatstgenoemde mattrijsstempel weer is te herleiden naar de werkstempels op de [adres loods 1] .
Het hof ziet in de enkele stelling van [verdachte 1] , dat de expertise van de deskundige ‘een lachertje betreft’ en dat de contra expert zaken niet zou hebben gezien, geen aanleiding voornoemde bevindingen niet te volgen.
1.3.7
Overige relevante verklaringen
[verdachte 2]
mocht van [verdachte 1] gebruik maken van de machines op de [adres loods 1] en heeft daar ponden geproduceerd. Deze ponden werden met een deklading bedekt. [53]
[verdachte 3]
heeft ongeveer acht keer een ritje met vaten gemaakt; de eerste keer was in december 2012 of januari 2013. [verdachte 3] heeft de vracht met grijze en blauwe vaten vervoerd vanaf de loods aan de [adres loods 1] naar de door hem op verzoek van [verdachte 2] gehuurde loods aan de [adres loods 2] te Aalsmeer. [verdachte 3] wist dat hij munten vervoerde. [verdachte 2] betaalde contant € 1.000,00 voor de huur van de loods in Aalsmeer en gaf hem daarnaast € 250,00 tot € 500,00 per rit. Van dat geld moest [verdachte 3] ook onkosten betalen, zoals de huur van de vrachtauto en afvalverwerking. [54]
[verdachte 2] bestelde geregeld carrosserieringen bij een bedrijf genaamd [bedrijf 3] . Na twee dagen haalde [verdachte 3] de ringen op; ze zaten in doosjes. [verdachte 2] betaalde contant voor de ringen.
Drie maanden voor zijn aanhouding was [verdachte 3] samen met [verdachte 2] bij de snackbar in Aalsmeer. Toen er een busje kwam aanrijden, zwaaiden [verdachte 2] en de bestuurder van het busje naar elkaar. Vervolgens moest [verdachte 3] naar de loods in Aalsmeer rijden en reed het busje achter hem aan. Toen [verdachte 2] daar de deksel van een vat haalde dat retour was gekomen, zag [verdachte 3] dat er munten in zaten. Het was een zelfde vat als de vaten die hij eerder had vervoerd. [verdachte 2] zei ‘dit is niet goed. Dit moet omgesmolten worden’. In de loods in Aalsmeer heeft hij ook vaten met Britse ponden gezien. [55]
Bij de loods aan de [adres loods 2] werden de vaten overgeladen. Wanneer [verdachte 3] in Aalsmeer een vracht overdroeg, kreeg hij de vaten terug die hij daar de vorige keer had gebracht. Hij heeft gezien dat er ringen zaten in de vaten die terugkwamen. [56]
[verdachte 4]
heeft een man ontmoet die hem vroeg of hij Britse munten kon wisselen in groot geld. Na enige tijd is deze man munten gaan leveren, die werden afgeleverd in Maasbracht en één keer bij een hotel in Urmond. Deze man gaf hem een mobiele telefoon om met elkaar in contact te komen.
[verdachte 4] kreeg vooraf een e-mailbericht hoe laat hij daar moest zijn. Ter plaatse kreeg hij van deze man een sleutel van de auto, waarna hij de geladen wagen overnam. Dit is acht of tien keer gebeurd; per rit ontving hij contant € 1.000,00. Iedere vracht munten die [verdachte 4] vervoerde, heeft hij afgeleverd bij de woning van [verdachte 6] in Urmond. Op de munten lag steeds een laagje metalen ringen; [verdachte 4] en [verdachte 6] haalden die er met een magneet uit en pakten vervolgens de munten over in dozen en later in kleine tonnetjes. [verdachte 4] reed de auto terug naar Maasbracht. [57]
[verdachte 6]
heeft verklaard dat [verdachte 4] voor het eerst op 23 december 2012 drie of vier vaten met munten bij hem thuis heeft afgeleverd. [58]
Nadat [verdachte 4] de munten bij [verdachte 6] had gebracht, nam [verdachte 6] contact op met [verdachte 5] . [verdachte 5] vertelde [verdachte 6] dat [bedrijf1] de munten zou afnemen. [59]
Betalingen die werden gedaan door [bedrijf1] hadden betrekking op de levering van munten. [verdachte 6] kreeg de bankrekeningnummers van de begunstigden van [verdachte 4] en stuurde die door naar [verdachte 5] , die deze vervolgens doorstuurde naar [bedrijf1] te Engeland. [60] De rekeningnummers die hij doorkreeg van [verdachte 4] waren steeds verschillende rekeningnummers. [61]
[verdachte 5]
heeft verklaard dat hij regelde dat de munten door het in Engeland gevestigde bedrijf [bedrijf1] werden opgehaald en uitgevoerd naar Engeland. Van [verdachte 6] kreeg hij door op welke rekeningnummers [bedrijf1] voor de ontvangen munten moest betalen; die informatie gaf hij op zijn beurt door aan [bedrijf1] . [62]
Het hof stelt op basis van deze verklaringen, in samenhang bezien met de overige redengevende feiten en omstandigheden, in het bijzonder de observaties, vast dat de valse munten vanaf de loods aan de [adres loods 1] te Amsterdam via de loods aan de [adres loods 2] te Aalsmeer en/of Maasbracht in Urmond terechtkwamen en van daaruit werden uitgevoerd naar het in Engeland gevestigde bedrijf [bedrijf1] ( [bedrijf1] ).
1.3.8
Betalingen door [bedrijf1]
De betaling voor de munten werd door [bedrijf1] gedaan op verschillende bankrekeningnummers, waaronder de rekening van [bedrijf 4] te Amsterdam. Deze laatste betalingen, waarmee in totaal een bedrag van € 529.053,64 was gemoeid, werden verricht ten behoeve van goud dat door de firma [Ltd 1] . werd aangekocht. Huub [verdachte 6] , [verdachte 4] en [verdachte 5] waren betrokkenen van [Ltd 1] . [63] [bedrijf1] betaalde met contant geld, girale geldbedragen, telefoons en goudstaven. De meeste betalingen gingen per bank en werden door [bedrijf1] overgemaakt op de bankrekening van steeds verschillende ondernemingen. [64]
Eén van die ondernemingen was het Turkse bedrijf [bedrijf2] waar [verdachte 1] vanaf november 2012 grote hoeveelheden metaal heeft besteld en geleverd heeft gekregen. Op 22 juli 2013 heeft [bedrijf1] een bedrag van omgerekend € 78.172,14 (£ 67.149,89) betaald op de bankrekening van [bedrijf2] . [65] Gezien een e-mailbericht van [verdachte 5] aan [bedrijf1] van 15 juli 2013 heeft [verdachte 5] op 15 juli 2013 [bedrijf1] daartoe de opdracht gegeven en heeft hij daarbij verzocht de betaling als omschrijving ‘aankoop staal’ mee te geven. [66] Uit de hiervoor vermelde e-mailcorrespondentie tussen [verdachte 1] en [getuige4] van [bedrijf2] op 10 september 2013 volgt dat het Turkse bedrijf voor de aankoop van staal, geleverd aan [BV2] , is betaald door [bedrijf1] .
1.4
Nadere (bewijs)overwegingen van het hof
Nadere conclusies
Het hof stelt op grond van de redengevende feiten en omstandigheden vast dat [verdachte 1] , met zijn bedrijf [BV2] , in de tenlastegelegde periode de beschikking had over verschillende ruimtes in een loods aan de [adres loods 1] te Amsterdam. In die loods waren machines aanwezig voor het fabriceren van munten. [verdachte 2] had toegang tot de loods, had de bedoeling om daar munten te maken en kon over alle machines beschikken. [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3] waren regelmatig aanwezig op deze locatie; uit de observaties volgt dat zij gezamenlijk werkzaamheden hebben verricht. [verdachte 3] heeft vanaf eind december 2012 vaten vervoerd vanuit de [adres loods 1] naar een adres in Aalsmeer.
[verdachte 1] is naar [bedrijf2] in Turkije gereisd voorafgaand aan de bestelling van een aantal leveringen van grote hoeveelheden metaallegeringen voor [BV2] , die werden geleverd op de [adres loods 1] . Mede gelet op de verklaring van [getuige 6] neemt het hof aan dat de samenstelling van deze metaallegering geschikt was om Britse 1 pondmunten te slaan. Het hof gaat ervan uit dat [verdachte 1] , gelet op zijn zelf verklaarde technische kennis over de productie van munten, [67] wist dat met deze metaallegering valse Britse pondmunten konden worden gemaakt. [verdachte 2] en [verdachte 1] konden over dit materiaal beschikken vanaf de eerste levering in november 2012.
[verdachte 1] regelde de betalingen van de leveringen van metaal. Hij ging naar [BV5] in Venlo toen bleek dat er problemen waren met de betaling van BTW en invoerrechten om die ter plekke contant te voldoen. Ook regelde hij een keer de betaling van BTW en inklaring via de rekening van zijn partner. [verdachte 1] wist dat een aantal betalingen is gedaan door derden ( [bedrijf1] , [BV3] , [BV4] ) ten gunste van [BV2] . Uit de betaling voor de levering van metaal door [bedrijf1] leidt het hof af dat [verdachte 1] opdracht heeft gegeven aan [bedrijf1] voor de betaling van metaal aan [bedrijf2] in Turkije. Het hof ziet hierin reden om aan te nemen dat [verdachte 1] wist wie de (uiteindelijke) afnemer van de valse munten was in Engeland.
Voor de lading munten die in december 2012 is onderschept in Newcastle, de lading van [getuige 9] , acht het hof bewezen dat deze afkomstig is van de productie op de [adres loods 1] in Amsterdam, evenals voor de munten die bij [getuige 7] en [getuige 8] zijn aangetroffen in Dover, nu de bij hen aangetroffen munten op basis van onderzoek zijn te herleiden tot de valse stempels die zijn gebruikt op de [adres loods 1] in Amsterdam en alle drie de betrokkenen ook voorafgaand aan hun aankomst in Groot-Brittannië, zijn te plaatsen in Amsterdam. Daarbij is (de levering aan) [getuige 9] bovendien, blijkens de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden, te linken aan [verdachte 2] , gelet op aangetroffen sms-berichten op enkele van de telefoons die door [verdachte 2] aan [verdachte 3] in bewaring zijn gegeven, in welke sms-berichten in de periode rondom het onderschepte transport van [getuige 9] in december 2012 het telefoonnummer van [getuige 9] wordt doorgegeven en wordt gesproken over onderzoek door de douane.
Onderzoek naar de Britse 1 pond munten, die zijn aangetroffen op de [adres loods 1] , in de loods in Aalsmeer, in de vrachtwagen waarin [verdachte 3] reed, in Urmond, in de vrachtwagen van [getuige 9] en bij [getuige 7] en [getuige 8] heeft uitgewezen dat deze munten vals zijn. Het hof gaat er van uit dat de onderzochte munten, afkomstig van de diverse locaties, steeds representatief zijn voor de totale hoeveelheid munten die op deze locaties zijn aangetroffen. Er zijn geen aanwijzingen dat de valse munten mogelijk vermengd zijn met echte Britse 1 pond muntstukken. De onderzochte munten zijn te herleiden naar de valse stempels die zijn gebruikt bij de productie op de [adres loods 1] . De munten die daar zijn geslagen zijn reeds vals omdat ze niet afkomstig zijn van de Royal Mint in het Verenigd Koninkrijk, de enige instantie die bevoegd is Britse 1 pond munten te produceren.
Het hof acht daarom ook bewezen dat, naast de valse munten die zijn aangetroffen in de vrachtwagen van [getuige 9] en bij [getuige 7] en [getuige 8] , in de periode van december 2012 tot 5 november 2013 meerdere malen (acht tot tien keer) valse munten zijn geleverd aan [verdachte 4] , [verdachte 6] en [verdachte 5] . De verklaring van [verdachte 2] , dat de valse munten aan de [adres loods 1] slechts in een korte periode vlak voor de inval van de politie zouden zijn geslagen, dient in het licht van voornoemde redengevende feiten en omstandigheden als ongeloofwaardig terzijde te worden geschoven.
Mede gezien het feit dat [verdachte 1] , voorafgaande aan de gestelde eerste order in Turkije op 20 augustus 2012, reeds handelingen heeft verricht in het kader van de productie van de valse munten, zoals het bezoek aan [bedrijf2] in Turkije, ziet het hof - anders dan de verdediging heeft bepleit - geen reden om de bewezen verklaarde periode te laten aanvangen op het moment van die eerste order.
Betrokkenheid van [verdachte 1]
Uit het voorgaande volgt dat [verdachte 1] in 2012 bezig is geweest met onderzoek naar geschikt materiaal voor het maken van valse Britse 1 pond muntstukken. Hij heeft de bestellingen van metaal gedaan bij [bedrijf2] en de betalingen hiervan geregeld. [verdachte 1] wist dat de valse Britse 1 pond muntstukken onder meer werden afgenomen door [bedrijf1] in Engeland. Hij heeft zijn machines in de loods aan de [adres loods 1] en zijn kennis mede aan [verdachte 2] ter beschikking gesteld, terwijl hij wist dat [BV2] niet bevoegd was om Britse 1 pond muntstukken te maken. Hij was in de loods op momenten dat [verdachte 2] en [verdachte 3] daar aanwezig waren om de valse munten te laden, verrichtte daarbij werkzaamheden en hij heeft geholpen om de productie van de valse munten aan het zicht van belastingambtenaren te onttrekken. Op grond hiervan acht het hof bewezen dat [verdachte 1] wist dat in zijn bedrijf valse Britse 1 pond muntstukken werden geproduceerd en dat hij hieraan een wezenlijke bedrage heeft geleverd.
Dat [verdachte 1] de grote hoeveelheid metaal zou hebben besteld voor [verdachte 2] om (op grote schaal) casinomunten te produceren in de loods aan de [adres loods 1] acht het hof geenszins aannemelijk geworden, noch is dat af te leiden uit hetgeen door de FIOD is aangetroffen in de bedrijfsruimten aan de [adres loods 1] . Niet gebleken is dat [BV2] in de tenlastegelegde periode in enige omvang andere munten produceerde dan de aangetroffen valse Britse 1 pond muntstukken. Zo is geen administratie aangetroffen waaruit kan blijken voor welke productie de grote hoeveelheden metaal zijn aangewend. De aanwezigheid in de loods van grote hoeveelheden nieuw geslagen Britse pond muntstukken, rondellen en stempels, verspreid over de verschillende ruimtes en deels zichtbaar in trechters en opvangbakken, kan [verdachte 1] ook niet zijn ontgaan.
Het hof is van oordeel dat, anders dan de verdediging stelt, het door de verdachte op naam van zijn eigen bedrijf – een muntfabriek – bestellen van materiaal in Turkije, het door hemzelf betalen van BTW en invoerrechten en het op eigen naam corresponderen met Turkije, geen contra-indicatie vormen voor zijn betrokkenheid, maar juist een dekmantel zijn voor zijn illegale activiteiten.
Medeplegen maken van valse munten
Naar het oordeel van het hof is gelet op het voorgaande bewezen dat [verdachte 1] en [verdachte 2] , tezamen en in vereniging, in de loods aan de [adres loods 1] te Amsterdam Britse 1 pond muntstukken hebben nagemaakt. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op de valsemunterij. De verdachte heeft met zijn handelingen, bestaande uit onder meer het bestellen en betalen van het voor de productie van valse munten benodigde materiaal en het aan [verdachte 2] beschikbaar stellen van zijn kennis, loods en machines voor die productie, een zodanig wezenlijke bijdrage geleverd dat dit als medeplegen moet worden gekwalificeerd, en niet – zoals de verdediging subsidiair heeft betoogd – slechts als medeplichtigheid.
Medeplegen in voorraad hebben en vervoeren van valse munten
De valse munten werden met medeweten van [verdachte 1] in zijn bedrijf aan de [adres loods 1] opgeslagen, in afwachting van verdere verspreiding. Uit observaties blijkt dat [verdachte 1] betrokken is geweest bij de opslag, belading, het vervoer en de distributie van de valse munten. [verdachte 1] is gelijktijdig met [verdachte 3] en diens gehuurde vrachtwagen bij de loods aan de [adres loods 1] gezien en hij verrichtte, samen met [verdachte 3] en/of [verdachte 2] , werkzaamheden, zoals het bedienen van de laadklep van de vrachtauto met kenteken [kenteken1] , het uitladen van palletkisten en het sjouwen met dozen. [68] [verdachte 1] wist dat de vaten met munten stonden opgeslagen in de loods aan de [adres loods 1] en hij wist ook dat daar vandaan de vaten met munten door [verdachte 3] werden vervoerd. [verdachte 1] en [verdachte 2] hebben aldus, tezamen en in vereniging met [verdachte 3] , de door [verdachte 1] en [verdachte 2] nagemaakte Britse 1 pond muntstukken in voorraad gehad en vervoerd.
Medeplegen uitvoer van valse munten
Voor [verdachte 1] en [verdachte 2] moet volstrekt duidelijk zijn geweest dat de grote hoeveelheid door hen geslagen valse Britse l pond muntstukken uiteindelijk buiten Nederland een bestemming zou vinden, omdat Britse pond muntstukken in Nederland geen wettig betaalmiddel zijn. Dat zij daadwerkelijk op de hoogte waren van de uitvoer naar het Verenigd Koninkrijk, blijkt uit de eerder genoemde betaling van [bedrijf1] , de afnemer van de valse munten, op de rekening van [bedrijf2] voor het aan [BV2] geleverde metaal.
Oogmerk
[verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3] hadden de bedoeling om het valse geld feitelijk in omloop te brengen. Uit de redengevende feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat hun oogmerk er op was gericht om de valse munten uit te geven, dan wel te doen uitgeven als echt en onvervalst.
(Overige) verweren
Hetgeen de verdediging in hoger beroep verder naar voren heeft gebracht, vindt zijn weerlegging in de aan de bewijsmiddelen ontleende redengevende feiten en omstandigheden.
Conclusie
Het hof acht het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Feit 2 (vuurwapen en munitie)

2.1
Standpunten van partijen
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De tas is door twee mannen, onder wie [verdachte 2] , bij de verdachte neergezet. De verdachte heeft niet in de tas gekeken en wist derhalve niet wat er in zat.
2.2
Redengevende feiten en omstandigheden
Bij de doorzoeking op 5 november 2013 in de woning van [verdachte 1] op het adres [adres verdachte 1] [69] te Amsterdam, werden een wapen en munitie in beslag genomen. Het wapen is een pistool, merk CZ, model 75 BS, kaliber 9mm para (9mm Luger/ 9 x 19mm). Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3°, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie.
In het patroonmagazijn zaten 15 patronen, kaliber 9x19 mm, volmantel rondneus met bodemstempel S&B 9mm luger. In een doosje zaten 40 gas/knal patronen, kaliber 9x19mm, volmantel flatnose, met bodemstempel S&B 9mm Luger. De patronen zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4°, gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. [70]
2.3
Nadere overwegingen hof
De verdachte heeft verklaard dat de betreffende tas, waarin zich het vuurwapen en de munitie bevonden, door twee mannen, onder wie [verdachte 2] , enkele maanden voor de doorzoeking op 5 november 2013, in de gangkast is neergezet, dat hij de tas niet heeft verplaatst en er niet in heeft gekeken en dat hij niet weet hoe lang de tas al in de gangkast stond. Dit door de verdachte geschetste scenario vindt echter geen steun in het dossier en het verhandelde ter zitting. [verdachte 2] heeft verklaard dat hij enkel een koffieblik van een Litouwer bij de verdachte heeft neergezet. Nu de tas met het wapen in de woning van de verdachte is aangetroffen en de verdachte voor de aanwezigheid daarvan geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, kan het niet anders dan dat de verdachte het wapen bewust aanwezig heeft gehad en daarover heeft kunnen beschikken, zodat wettig en overtuigend is bewezen dat hij het wapen voorhanden heeft gehad zoals bedoeld in art. 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 5 november 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een mededader, hoeveelheden van ongeveer 690.969 en 450.000 en 7.450 Britse 1 pond muntstukken heeft nagemaakt, met het oogmerk om die Britse 1 pond muntstukken als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven; en
hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 5 november 2013 te Amsterdam en Aalsmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk hoeveelheden van ongeveer 690.969 en 450.000 en 7.450 Britse 1 pond muntstukken, die verdachte en een van zijn mededaders zelf hadden nagemaakt, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad en heeft vervoerd en heeft uitgevoerd;
2.
hij op 5 november 2013 te Amsterdam, een vuurwapens van categorie III, te weten een pistool (Merk CZ, Model 75 BS, Kaliber 9mm para (9 mm Luger / 9x19mm), en
munitie van categorie III, te weten 15 patronen (Kaliber 9x19 mm, Model volmantel rondneus, Bodemstempel S&B 9mm Luger) en
munitie van categorie III, te weten 40 gas/knal patronen (Kaliber 9x19 mm, Model volmantel flatnose, Bodemstempel S&B 9 mm Luger), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze in de voetnoten zijn opgenomen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van muntspeciën namaken, met het oogmerk om die muntspeciën als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven
en
medeplegen van muntspeciën die hij zelf heeft nagemaakt, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben, vervoeren en uitvoeren.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 589 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door hechtenis van 120 dagen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 409 dagen, met aftrek van de tijd die in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
In het kader van de strafoplegging heeft de verdediging gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn en betoogd dat thans geen ruimte meer is voor een onvoorwaardelijke straf van langere duur dan in eerste aanleg opgelegd, nu hiermee gezien de lange duur van de procedure geen algemeen of specifiek strafdoel wordt gediend.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het produceren van valse Britse 1 pondmuntstukken en aan het samen met anderen in voorraad hebben, vervoeren en uitvoeren van deze valse munten.
De productie heeft op grootschalige en professionele wijze plaatsgevonden gedurende een lange periode.
De uitgifte van geld is bij uitstek voorbehouden aan de overheid. Door valse munten in het economische en financiële verkeer te brengen wordt inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat kan en moet worden gesteld in de waarde van geld. Daarnaast wordt de ontvanger van het valse geld in zijn vermogen getroffen.
Voorts heeft de verdachte in zijn woning een vuurwapen en munitie voorhanden gehad.
Het hof acht dit ernstige feiten.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte steeds alle betrokkenheid ontkend. Zodoende heeft hij op geen enkel moment inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen.
Gelet op de ernst van de feiten zoals bewezenverklaard en de omstandigheden van dit geval, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij acht het hof, anders dan de verdediging heef betoogd, een gevangenisstraf van langere duur dan door de rechtbank opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd, passend en geboden.
Het hof komt in beginsel tot een gevangenisstraf van 27 maanden en ziet in hetgeen de raadsman en de verdachte in hoger beroep hebben aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, aanleiding een gedeelte van deze straf, 6 maanden, voorwaardelijk op te leggen.
Het hof heeft verder acht geslagen op de omstandigheid dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden. De termijn is aangevangen op 5 november 2013 met de inverzekeringstelling van de verdachte, de rechtbank heeft uitspraak gedaan op 6 juli 2018 en het hof wijst heden, op 30 juni 2023, arrest. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak dient te zijn afgerond binnen twee jaren per rechterlijke instantie.
In eerste aanleg heeft een overschrijding van de redelijke termijn plaatsgevonden met 2 jaren en 8 maanden en in hoger beroep met bijna drie jaren. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de straf, in die zin dat in plaats van een voorwaardelijk deel van 6 maanden, een voorwaardelijk deel van 9 maanden zal worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 208 en 209 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
27 (zevenentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. manchetknoop, BO II 1.3
2 doos ( Aquanautic) met horloge en 3 bandjes, BO II 1.4
3 horloge GC, B2 II 1.37
4 horloge ( Rolex man), B2 II 1.38
5 horloge ( Cartier), B2 II 1.39
6 horloge ( Philip Patek), B2 II 1.40
7 horloge ( Bulgary man), B2 II 1.41
8 horloge ( Rolex man), B2 II 1.42
9 6 x kist, hout, B2 II 1.43
10 Jas (Oger), kleur: camel, B2 III 1.9.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van
mr A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 juni 2023.

Voetnoten

1.Bij de verwijzing naar bewijsmiddelen uit het FIOD dossier met nummer 52275 gaat het om processen-verbaal, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (AH, G en V), dan wel om geschriften (Doc). Alle overige bewijsmiddelen zijn - voor zover niet benoemd als proces-verbaal - geschriften, gebezigd in samenhang met de overige bewijsmiddelen. Daarbij ziet de letter AH op ambtshandelingen, de letter G op de bij de FIOD afgelegde verklaring van [getuige 1] , destijds werknemer bij [BV2] (G01) en [getuige 2] , directeur van [bedrijf 4] (G05), respectievelijk op de in Turkije (hoofdbureau Gendarmerie te Velimese) afgelegde verklaring van getuige [getuige3] , adjunct-directeur bij de firma [bedrijf2] (G07) en de letter V op bij de FIOD afgelegde verklaringen van de verdachten [verdachte 1] (V01), [verdachte 3] (V03), [verdachte 6] (V05), [verdachte 4] (V06) en [verdachte 5] (V07).
2.AH-001, p. 1 en 2.
3.G01-01, p. 2 en 3.
4.AH-016, p.2.
5.AH-10, p. 3 tot en met 9, AH-16, p. 1 en 2, AH-17, p. 2 en 3.
6.AH-006 en AH-016.
7.AH-14 p. 2.
8.V03-03, p. 6.
9.V03-05, p. 2 en D-054 (pasfoto [verdachte 2] volgens index).
10.OBS-F-001, p. 3 tot en met 6.
11.V05-01, p. 3.
12.V06-01, p. 2.
13.AH-19, p. 2 en 3.
14.V3-02, p. 2.
15.D-82 tot en met D-86 en AH-126, p. 1.
16.G07-01, p. 1 en p. 2.
17.Proces-verbaal van de terechtzitting op 3 april 2023, verklaring [verdachte 1] , p. 6.
18.G07-01, p. 1 en 2.
19.D-125 en D-126.
20.D-128.
21.D-76 en AH-126 p. 2.
22.AH-005.
23.AH-005.
24.AH-008, p. 1.
25.D-025, p. 28 dossier [partner verdachte 1] .
26.AH-008, p. 1 en 2.
27.D-005, p. 1 en 2.
28.AH-20, p. 2 en 3.
29.AH-34, p. 1 en 2.
30.AH-53.
31.AH-32, p. 1 tot en met 6.
32.AH-33, p. 2.
33.AH-54, p. 1 tot en met 4 en AH-FO-16A p. 3.
34.AH-21, AH-21A en AH-65, p. 3.
35.AH-25.
36.AH-127J en G-09-01, p. 5.
37.AH-31 en AH-35, p. 2.
38.AH-77, AH-77A en AH-78.
39.AH-002, AH-003 en AH-98.
40.AH-002, AH-003 en AH-98.
41.V02-02.
42.Proces-verbaal ter terechtzitting van 21 april 2023, verklaring [verdachte 2] als getuige, p. 3.
43.AH-002, AH-003, AH-004, AH-98, p. 1-4.
44.AH-047, p. 1 en 2 en D-023.
45.AH-99, p. 1.
46.AH-53 bijlage, AH-54, p. 2, AH-FO15, AH-FO16A en B, AH-FO17, AH-FO21 (en idem AH-127B-M).
47.Een rapport van het NFI van 10 december 2014, genaamd ‘een onderzoek n.a.v. vermoedelijke valsemunterij van Britse ponden, gepleegd op verschillende data en plaatsen’, deel 2, pagina 19 (hierna: NFI rapport).
48.NFI rapport deel 2 p. 27, 2 en 3 en NFI rapport deel 3, p. 43, en p. 2 tot en met 5 en AH-FO-4B.
49.NFI rapport deel 2, conclusie vraagstelling 4, 5, 6 en 8, pagina 28, 29 en 30.
50.NFI rapport deel 3, conclusie vraagstelling 7, pagina 46 en 47.
51.NFI rapport deel 3, conclusie vraagstelling 4, bullit 1, pagina 45.
52.Rapport ‘Beoordeling forensisch werk uitgevoerd in een onderzoek naar de productie van vermoedelijk valse Britse 1 pond munten gepleegd op verschillende data en plaatsen’ van [getuige 11] van 22 augustus 2017.
53.Schriftelijke verklaring [verdachte 2] , ongedateerd, ter terechtzitting in eerste aanleg overgelegd.
54.V03-02, p. 2 tot en met 5.
55.V03-03, p. 3 en 4.
56.V03-03, p. 3 en 4 en V03-02, p. 2 tot en met 5.
57.V06-01, p. 2.
58.Proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte 6] door de rechter-commissaris van 22 april 2015, p. 1.
59.V05-03, p. 2
60.V05-04, p. 9.
61.V05-03, p. 3.
62.Proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte 5] door de rechter-commissaris van 22 mei 2015, p. 3-5.
63.AH 100, p.1.
64.AH 100.
65.AH-100, p. 1, 2 en 3.
66.AH-100, p. 1 en 2, D-77, 78 en D-90.
67.Proces-verbaal ter terechtzitting van 3 april 2023, verklaring verdachte [verdachte 1] , p. 6 en proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 28 mei 2018, p. 6.
68.AH-10, p. 3 tot en met 9, AH-16, p. 1 en 2, AH-17, p. 2 en 3.
69.Proces-verbaal ter terechtzitting eerste aanleg van 28 mei 2018, p. 14 onderaan en 15 bovenaan, zakelijk weergegeven inhoudende de verklaring van de verdachte dat hij in de periode van de doorzoeking meestal op het adres aan [adres verdachte 1] verbleef.
70.AH-063, p. 1-4.