ECLI:NL:GHAMS:2023:1574

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
23-002635-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging wegens vernieling en bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1982, was aangeklaagd voor vernieling en bedreiging. In zaak A werd de verdachte verweten opzettelijk een mobiele telefoon van zijn toenmalige vrouw te hebben vernield. In zaak B werd hem verweten haar te hebben bedreigd met de dood. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de pleegdatum van de vernieling de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot was van het slachtoffer, waardoor het openbaar ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging voor deze zaak. In zaak B oordeelde het hof dat de bedreiging wettig en overtuigend bewezen was, ondanks de verdediging van de raadsman dat de uitlatingen van de verdachte slechts een onbeheerste uiting van frustratie waren. Het hof oordeelde dat de bedreigende woorden, in de context van het incident, voldoende waren om bij het slachtoffer redelijke vrees op te wekken. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren en 15 dagen hechtenis, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002635-22
datum uitspraak: 20 juni 2023
TEGENSPRAAK(gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 september 2022 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-110167-22 (zaak A) en 13-157130-22 (zaak B) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1982,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd
in zaak A dat:
hij op of omstreeks 2 mei 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
in zaak B dat:
hij op of omstreeks 15 juni 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen ‘‘Ik maak jullie af, ik steek jullie neer’’ en/of ‘‘Ik ga jullie allemaal steken’’, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Het hof zal het openbaar ministerie in zaak A niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging, omdat de verdachte op de pleegdatum in zaak A de niet van tafel en bed of van goederen gescheiden echtgenoot was van diegene jegens wie het in die zaak tenlastegelegde is gepleegd en vervolging van vernieling in dat geval op grond van de artikelen 316 en 353 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is uitgesloten.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het in zaak B tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, onder meer omdat de verdachte geen bedreigingen zou hebben geuit dan wel omdat de gestelde uitlatingen van de verdachte, gelet op de context waarin deze zijn gedaan, moeten worden beschouwd als een onbeheerste uiting van woede en frustratie die bij de aangeefster niet een redelijke vrees heeft kunnen doen opwekken.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Het hof is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken van enige aanleiding voor twijfel aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer01] en getuige [getuige01] . Zij hebben los van elkaar, kort na het incident een inhoudelijk met elkaar grotendeels overeenkomende verklaring afgelegd, ook voor zover dat de door de verdachte gebezigde woorden betreft. Het hof stelt op grond van de verklaringen van de aangeefster en de getuige vast dat de verdachte de tenlastegelegde bedreiging heeft geuit.
Het hof stelt voorop dat niet is vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat werkelijk vrees is opgewekt en de bedreigde zich in zijn of haar vrijheid belemmerd achtte. De bedreiging moet wel van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden zijn gedaan dat deze in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken. De context waarin een uitlating, waarvan de bewoordingen op zichzelf naar hun aard geschikt zijn om bedreiging op te leveren, wordt gedaan, kan zo’n uitlating als bedreiging ongeloofwaardig maken, bijvoorbeeld als die in de context enkel wordt opgevat als een onbeheerste uiting van woede of frustratie.
Het hof is van oordeel dat de bewoordingen op zichzelf naar hun aard zonder meer geschikt zijn om bij de aangeefster de redelijke vrees te kunnen doen ontstaan dat zij het leven zou verliezen. De context waarin de verdachte de uitlatingen zou hebben gedaan maakt dat oordeel niet anders. Daarbij overweegt het hof in het bijzonder dat uit de omstandigheid dat het gestelde incident in het park enige tijd voor de uitlatingen van de verdachte heeft plaatsgevonden, in combinatie met het alcoholgebruik van de verdachte juist valt af te leiden dat geen sprake is geweest van alleen maar een onbeheerste uiting van woede of frustratie.
Het hof acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 juni 2022 te Amsterdam, [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer01] dreigend de woorden toe te voegen ‘‘Ik maak jullie af, ik steek jullie neer’’ en ‘‘Ik ga jullie allemaal steken’’.
Hetgeen in zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal van 16 juni 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar(pagina’s 3-5).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 juni 2022 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer01] :
Ik doe aangifte van bedreiging. Mijn man is [verdachte01] . Op 15 juni 2022 kwam ik aan bij de woning aan het [adres02] . In de woning trof ik een ravage aan en rook ik alcohol. Mijn man schreeuwde agressief. Ik belde de broer van mijn man. Ik vertelde dat zijn broertje doorgedraaid was en dat hij om die reden moest komen. Ik vreesde voor mijn leven en voelde mij bedreigd. Ik liep om die reden weg vanaf de woning. Op dat moment zag ik de broer van mijn man aan komen lopen. De broer van mijn man wilde via de voordeur in contact komen met mijn man. Mijn man riep vanuit de woning het volgende: ‘‘Ik ga jullie allemaal steken!’’.

2. Een proces-verbaal van 16 juni 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar(pagina’s 9-10).

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 juni 2022 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[getuige01] :
Op 15 juni 2022 werd ik door mijn schoonzus [slachtoffer01] gebeld. Zij vroeg mij om langs te komen. Ik vroeg mijn broer om in gesprek te gaan. Hierna deed hij de voordeur een beetje open. Ik vroeg hem of ik binnen mocht komen. Hij weigerde en gooide de voordeur dicht. Hij bleef maar schreeuwen. Ik hoorde hem roepen: ‘‘Ik maak jullie af, ik steek jullie neer’’.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in zaak A en B bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren onder een aantal bijzondere voorwaarden en met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak B tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, waarvan 10 uren, subsidiair 5 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren onder dezelfde bijzondere voorwaarden als die door de politierechter zijn opgelegd en met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat geen standpunt ingenomen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de bedreiging van zijn toenmalige vrouw. Nadat zij uit vrees dat de verdachte haar iets zou aandoen hun gezamenlijke woning had verlaten, heeft de verdachte vanuit die woning meermalen naar haar geschreeuwd dat hij haar zou gaan (neer)steken. De verdachte heeft aldus voor haar een zeer angstaanjagende situatie geschapen, daar waar partners zich in een relatie bij uitstek veilig zouden moeten kunnen voelen.
Het hof heeft wat betreft de persoon van de verdachte kennisgenomen van een reclasseringsadvies van
15 september 2022 alsmede van hetgeen zijn raadsman hieromtrent ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht. Daaruit blijkt dat de verdachte nog altijd kampt met problemen op meerdere leefgebieden. De reclassering adviseert dan ook een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Het hof is van oordeel dat de ernst van het feit in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf rechtvaardigt. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof evenwel aanleiding om die taakstraf geheel in voorwaardelijke vorm op te leggen. Met het stellen van de na te noemen bijzondere voorwaarden beoogt het hof de kans op herhaling van het plegen van soortgelijke feiten zo klein mogelijk te maken. Daarbij zal het hof aansluiting zoeken bij hetgeen door de reclassering is geadviseerd.
Het hof acht, alles afwegende en rekening houdend met het bepaalde in artikel 63 Sr, een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-110167-22 (zaak A) tenlastegelegde niet-ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-157130-22 (zaak B) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-157130-22 (zaak B) bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich zal melden bij GGZ Reclassering Inforsa op het adres [adres03] , zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering zal contact opnemen voor de eerste afspraak.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich zal laten behandelen door Forensisch Ambulante Zorg Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zal meewerken aan aanmelding en, indien geïndiceerd, plaatsing en verblijf in een maatschappelijke opvang en/of instelling voor begeleid wonen en zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen, zo vaak als de reclassering dat noodzakelijk acht. De reclassering kan urine- en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zal meewerken aan het vinden en behouden van zinvolle dagbesteding.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. N. van der Wijngaart en mr. D. Greven, in tegenwoordigheid van
mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 juni 2023.
Mr. D. Greven en mr. L. van Dijk zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]