ECLI:NL:GHAMS:2023:168
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- J.F. Miedema
- J.M.C. Louwinger-Rijk
- P.J.W. Sliepenbeek
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezamenlijk gezag en afwijzing omgangsregeling tussen vader en minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag en de omgangsregeling van de minderjarige [minderjarige]. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, verzocht om met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] te worden belast en om de zorgregeling te wijzigen, zodat er geen omgang en contact meer zou plaatsvinden tussen de man en [minderjarige]. De man, verweerder in hoger beroep, was niet verschenen en had eerder een verzoek tot DNA-onderzoek ingediend, wat ook was afgewezen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de ouders zijn sinds 24 augustus 2018 gescheiden en hebben gezamenlijk gezag over [minderjarige], die zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw heeft. De man heeft in het verleden zijn verantwoordelijkheden niet nagekomen, wat heeft geleid tot teleurstellingen bij [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het gezamenlijk gezag te beëindigen en de vrouw met het eenhoofdig gezag te belasten, gezien de verstoorde communicatie tussen de ouders en de negatieve impact op [minderjarige].
Het hof heeft overwogen dat het gezamenlijk gezag een onaanvaardbaar risico met zich meebrengt voor [minderjarige], die kwetsbaar is en een licht verstandelijke beperking heeft. De man heeft zijn gezag niet ingevuld en er is geen basis voor gezamenlijk gezag. Het hof heeft daarom besloten het gezamenlijk gezag te beëindigen en de vrouw met het eenhoofdig gezag te belasten. Tevens is de omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] beëindigd, omdat het hof oordeelde dat verdere omgang schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van [minderjarige].