ECLI:NL:GHAMS:2023:1698

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
23-003423-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkt hoger beroep inzake witwassen van een geldbedrag van € 42.100,- en beslissing op het beslag

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 december 2021. De verdachte, geboren in 1984, was in hoger beroep gegaan tegen de veroordeling voor witwassen van een geldbedrag van € 42.100,-. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep beperkt was tot de veroordeling in verband met het geldbedrag, dat in de brievenbus van de verdachte was aangetroffen op 23 augustus 2019. De verdachte had verklaard dat het geld van een vriend was, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden waaronder het geld was aangetroffen, in combinatie met de eerdere veroordelingen van de verdachte, voldoende bewijs opleverden dat het geld van misdrijf afkomstig was. Het hof heeft de verklaring van de verdachte en zijn vriend als ongeloofwaardig beoordeeld, en concludeerde dat het niet anders kon zijn dan dat het geld uit een misdrijf afkomstig was. De verdachte werd vrijgesproken van het witwassen van een horloge, omdat het hof niet met voldoende zekerheid kon vaststellen dat dit horloge deel uitmaakte van het aangetroffen geldbedrag. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, maar de strafoplegging en de beslissing op het beslag bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003423-21
datum uitspraak: 13 juli 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 december 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-279349-19 en 13-144751-19 tegen:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1984,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. Het hoger beroep is beperkt tot de veroordeling in het vonnis voor hetgeen hem onder parketnummer 13-279349-19 (zaak A), feit 6, ten laste is gelegd.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
6.
hij in of omstreeks de periode van 28 februari 2019 t/m 23 augustus 2019 te Amsterdam, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van € 42.100 en/of een horloge (t.w.v. € 22.500), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf en/of enig eigen misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissing op het beslag, in zoverre zal het vonnis worden bevestigd.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van het hem tenlastegelegde, nu de verdachte omtrent het aangetroffen geld en het horloge een verklaring heeft afgelegd die voldoet aan de vereisten die daaraan worden gesteld en het door het openbaar ministerie ingestelde (nadere) onderzoek onvoldoende wettig en overtuigend bewijs heeft opgeleverd om deze verklaring te ontkrachten.
Naar bestendige jurisprudentie is voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’, kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of, ondanks de verklaring van de verdachte, het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.
In de brievenbus van de woning van de verdachte is op 23 augustus 2019 in totaal € 42.100,- aangetroffen in coupures van € 100,- (57 stuks) € 50,- (588 stuks), € 20,- (244 stuks) € 10,- (202 stuks) en € 5,- (20 stuks). Het hof is van oordeel dat de omstandigheden waaronder het geldbedrag is aangetroffen – de ongebruikelijke bewaarplaats van het contante geldbedrag, de hoogte van dit bedrag, het feit dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld in verband met diverse hennepkwekerijen en het inkomen wat van de verdachte bekend is – zonder meer het vermoeden rechtvaardigen dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig is.
De verdachte heeft ten overstaan van de politie op 14 oktober 2019 verklaard dat het geld van [naam01] , een vriend van hem, is en dat [naam01] het geld aan de verdachte heeft gegeven om een auto voor [naam01] te kopen. Ten overstaan van de politie heeft [naam01] de verklaring van de verdachte bevestigd.
De politie heeft onderzoek verricht naar de inhoud van de telefoon van de verdachte. Op deze telefoon is een chatgesprek aangetroffen tussen de verdachte en [naam01] op 24 augustus 2019. In dit gesprek bespreken zij dat het geld van [naam01] is, dat de verdachte dit voor hem moest bewaren en dat de verdachte het geld in zijn (brieven)bus heeft gelegd. [naam01] vraagt in dit chatgesprek ook waarom de verdachte het geld in zijn (brieven)bus heeft gelegd. Voorts zijn op een later moment, te weten op 22 september 2023, in dat chatgesprek de volgende berichten aangetroffen:
K: Wat had die advocaat nog gezegd
A: Hij moet afspraak maken
A: Voor die man die t behandeld
A: Dan ga ik met hem daarnaartoe
A: En dan zeg ik is van jou
Op de telefoon van de verdachte is daarnaast een notitie aangetroffen die is aangemaakt op 8 oktober 2019 met de titel ‘Het geld wat is gevonden in de brieven bus is van mij’. De verdachte heeft desgevraagd verklaard dat hij, verdachte, deze notitie heeft geschreven. Daarna is de notitie, afgedrukt en ondertekend door [naam01] , in het geding gebracht. Volgens de verdachte hield deze gang van zaken onder meer ermee verband dat [naam01] de Nederlandse taal niet goed machtig was. In deze notitie, die is aangemaakt op de telefoon van de verdachte, stond onder andere de volgende tekst:
‘Het geld wat is gevonden in de brieven bus is van mij
Ik heb een taxi bedrijf en ik wou een auto er bij doen voor op de
taxi ik heb abdou benadert om een auto te zoeken in Duitsland
ik had het in de brievenbus gedaan want abdou was er niet dus
heb ik het in de brievenbus neergelegd’
Naar het oordeel van het hof is uit het voornoemde chatgesprek af te leiden dat de verdachte en [naam01] in dat gesprek samen hebben besproken wat de inhoud moet zijn van de af te leggen verklaring over de herkomst van het aangetroffen geldbedrag en hoe dat zij dat aan de politie gaan overbrengen. Het hof gaat ervan uit dat de in het chatgesprek besproken verklaring later is uitgewerkt in de notitie die door de verdachte in zijn telefoon is geschreven. Deze notitie is later vervat in een verklaring die door [naam01] , als ware het zijn verklaring, is ondertekend, en door de verdediging is ingebracht. Uit voornoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien leidt het hof af dat de afgelegde verklaring door de verdachte en [naam01] tevoren is geconstrueerd. De tegenstrijdigheid in het chatgesprek en de notitie over wie het geld in de brievenbus heeft gelegd wijst hier te meer op. Gezien het voorgaande gaat de interpretatie van de raadsman van de inhoud van het tapgesprek, namelijk dat dit als ontlastend dient te worden beschouwd, niet op
.Het hof acht de door de verdachte (en [naam01] ) afgelegde verklaring ongeloofwaardig, zodat deze niet voldoet aan de eerder genoemde vereisten.
Het voorgaande leidt het hof tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het in de brievenbus van de verdachte aangetroffen geldbedrag van € 42.100,- uit misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist.
Het hof zal de verdachte ten aanzien van het witwassen van het horloge vrijspreken, nu het hof niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan vaststellen dat het van het retourneren van het horloge afkomstige contante bedrag van € 22.500,- geen deel uitmaakte van het aangetroffen en tenlastegelegde geldbedrag van € 42.100,-.
Naar het oordeel van het hof dient deze vrijspraak niet tot een andere straf te leiden dan die door de rechtbank in het vonnis waarvan beroep is opgelegd, voor dit feit en voor de andere feiten waarvoor de verdachte op 9 december 2021 is veroordeeld.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
6.
hij op 23 augustus 2019 te Amsterdam, een voorwerp, te weten een geldbedrag van € 42.100,- voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op het beslag.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. A.M. Koolen – Zwijnenburg en mr. B.E. Dijkers,
in tegenwoordigheid van mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 juli 2023.
mr. R.D. van Heffen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]