ECLI:NL:GHAMS:2023:1948

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
23-002851-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling en medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak. De zaak betreft opzetheling en het medeplegen van het voorhanden hebben van vervalste kentekenplaten. De verdachte heeft op 19 december 2017 in Purmerend samen met anderen kentekenplaten verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze platen van diefstal afkomstig waren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte aanwezig was bij de bewerking van de kentekenplaten en dat hij op de hoogte was van de criminele activiteiten. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar 80 uren, rekening houdend met de ernst van de feiten en het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002851-20
datum uitspraak: 24 juli 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-997093-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
adres: [adres] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
10 juli 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. ZD6
hij op of omstreeks 19 december 2017 te Purmerend, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee kentekenplaten ( [kenteken] ) heeft verworven en/of overgedragen en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van die kentekenplaten wist/wisten, dan wel redelijkerwijs moest/moesten vermoeden, dat het door diefstal, in elk geval door een misdrijf verkregen goederen betrof;
2.
ZD6
hij op of omstreeks 19 december 2017 te Purmerend, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer valselijk opgemaakt(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten twee, althans één of meer kentekenplaten ( [kenteken] ) heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist/wisten of redelijkerwijs moest/moesten vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst en bestaande die valsheid/vervalsing hierin dat die kentekenplaten valselijk wederrechtelijk, althans zonder toestemming (van de kentekenhouder) was/waren voorzien van duplicaatcode 1;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft zich op de terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken omdat het bewijs hoofdzakelijk berust op aannames en te mager is om tot een bewezenverklaring te komen.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Tussen 18 december 2017 om 20:00 uur en 19 december 2017 om 08:15 uur zijn in Amsterdam van een Fiat 500 met het kenteken [kenteken] beide kentekenplaten gestolen.
Op camerabeelden is te zien dat de verdachte en [kenteken] (verder: [medeverdachte 1] ) op 19 december 2017 om 09:36 uur aankomen bij [naam 2] te Purmerend. Als de verdachte naar binnen loopt heeft hij een zak in zijn handen. De vorm van de zak is rechthoekig en heeft ongeveer de grootte van een kentekenplaat. [medeverdachte 2] (verder: [medeverdachte 2] ) loopt samen met de verdachte en [medeverdachte 1] de werkplaats in. In de werkplaats is vervolgens te zien dat [medeverdachte 2] op twee kentekenplaten met de cijfer/lettercombinatie [kenteken] een duplicaatcode drukt. Achter [medeverdachte 2] staat de verdachte mee te kijken. Omstreeks 9:50 uur verlaten de verdachte en [medeverdachte 1] de kentekenplatenfabriek. [medeverdachte 1] heeft op dat moment de zak met het formaat kentekenplaat in zijn handen.
Blijkens het RDW register zijn op 19 december 2017, na de diefstal van de kentekenplaten, nieuwe kentekenplaten met duplicaatcode 1 afgegeven met de bedrijfsafgiftecode van een ander bedrijf dan [naam 1] .
Het hof acht de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden redengevend voor het bewijs dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de opzetheling van twee kentekenplaten en het medeplegen van het voorhanden hebben van twee valse kentekenplaten. Uit het feit dat de verdachte met een zak in de vorm en grootte van een kentekenplaat het bedrijf is binnengelopen leidt het hof af dat [medeverdachte 2] kentekenplaten heeft bewerkt die door de verdachte waren meegebracht. Daarbij is van belang dat de verdachte meekijkt op het moment dat de duplicaatcode op de (gestolen) kentekenplaten wordt gedrukt. Nadat [medeverdachte 2] daarmee klaar is verdwijnt hij uit beeld. Daarna lopen de verdachte en [medeverdachte 1] met de zak met het formaat kentekenplaat naar buiten. Het hof gaat ervan uit dat in die zak de bewerkte kentekenplaten zitten en dat die door [medeverdachte 2] (buiten beeld) aan de verdachte en [medeverdachte 1] zijn overhandigd.
Namens de verdachte is aangevoerd dat het puur toeval is dat de verdachte daar op dat moment was. Die verklaring acht het hof ongeloofwaardig. Daartoe overweegt het hof dat de verdachte en [medeverdachte 1] in totaal slechts 14 minuten in de kentekenfabriek aanwezig zijn geweest, gedurende welke tijd de duplicaatcode in hun aanwezigheid op de gestolen kentekenplaten zijn gedrukt. Het is dus niet aannemelijk dat zij daar om een andere reden waren dan voor het drukken van die duplicaatcode op de door de verdachte meegebrachte kentekenplaten. Daarnaast neemt het hof in aanmerking dat het niet voor de hand ligt dat [medeverdachte 2] gestolen kentekenplaten voorziet van een duplicaatcode op het moment dat daar personen bij aanwezig zijn die niet op de hoogte zijn van deze criminele activiteiten.
Uit de gang van zaken en gelet op de van algemene bekendheid zijnde aard en betekenis van kentekenplaten – uniek en dienend ter identificatie van voertuigen – volgt dat de verdachte moet hebben geweten dat de kentekenplaten uit misdrijf afkomstig waren toen hij die voorhanden kreeg. Tot slot neemt het hof in aanmerking dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven die de belastende betekenis van het bewijs wegneemt.
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 december 2017 te Purmerend, twee kentekenplaten ( [kenteken] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die kentekenplaten wist, dat het door diefstal, in elk geval door een misdrijf verkregen goederen betroffen.
2.
hij op 19 december 2017 te Purmerend, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten twee kentekenplaten
( [kenteken] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader, wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst en bestaande die vervalsing hierin dat die kentekenplaten valselijk wederrechtelijk waren voorzien van duplicaatcode 1.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzetheling
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 90 uren subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzetheling van kentekenplaten en het medeplegen van het voorhanden hebben van vervalste kentekenplaten. Door heling wordt het circuit van diefstallen in stand gehouden, hetgeen niet alleen financiële schade meebrengt, maar ook overlast voor de eigenaren van de gestolen en vervolgens geheelde goederen veroorzaakt. Daarnaast hangt het gebruik van vervalste kentekenplaten vaak samen met het afdekken van (andere) criminele feiten en werkt het gebruik maken van valse of vervalste kentekenplaten ontwrichtend voor identificatie van voertuigen in het verkeer.
De straf die door de rechtbank aan de verdachte is opgelegd doet naar het oordeel van het hof, vanuit een oogpunt van generale en speciale preventie, geen recht aan de ernst van de feiten en draagt onvoldoende bij aan de afschrikkende werking die van een straf dient uit te gaan. Tegelijkertijd kan het hof de ogen niet sluiten voor de tijd – ruim vijf jaren – die sinds het bewezenverklaarde is verstreken.
Dit alles in aanmerking nemend acht het hof oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis passend en geboden. De verdere persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover die door de raadsvrouw zijn aangevoerd, zijn naar het oordeel van het hof van onvoldoende gewicht om een lagere straf te rechtvaardigen.
Het hof stelt tot slot vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in hoger beroep is overschreden. De verdachte heeft immers op 14 december 2020 hoger beroep ingesteld, terwijl het hof pas nu – ruim tweeënhalf jaar later – arrest wijst. In een en ander ziet het hof aanleiding om in plaats van evengenoemde straf, een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, op te leggen.
Anders dan gevorderd door de advocaat-generaal acht het hof het – mede gelet op het tijdsverloop – niet nodig daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 63, 225 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. N.E. Kwak en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
24 juli 2023.